RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920119-06
rolnummer 0004
’s-Gravenhage, 28 april 2006
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 12 april 2006 en 14 april 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. van den Boogert, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 3 primair en 2 eerste alternatief/cumulatief telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 tweede alternatief/cumulatief en 3 subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 64 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, waaronder het volgen van equiptraining, en een verbod zich te begeven in park De Verademing te ’s-Gravenhage en de directe omgeving daarvan, te weten de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg
De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd dat de benadeelde partijen [benadeelde partij] en [benadeelde partij] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 3 primair is te last gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat weliswaar is komen vast te staan dat de verdachte aanwezig was bij de onder 2 te last gelegde beroving, maar dat niet kan komen vast te staan dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij deze beroving.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 3 subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte behoorde tot een grote groep van jongens die zichzelf de “Gaslaan-boys” noemde. Deze groep jongens heeft het park De Verademing te Den Haag en de omgeving daarvan zeer onveilig gemaakt door daar in een korte periode veel -ernstige- strafbare feiten te plegen. Door die strafbare feiten en het intimiderende gedrag van de groep hebben die jongens veel overlast, schade en angst veroorzaakt in de buurt. Daarbij gedroegen die jongens zich alsof zij de baas waren van het park en niemand –ook niet de politie- hen wat kon maken. Hierbij toonden zij geen enkel respect voor bevoegd gezag.
De omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor deze groep. Dit ging zover dat ouders hun kinderen niet meer in het park lieten spelen, mensen niet meer langs de groep durfden te lopen en ook geen aangifte durfden te doen uit angst voor represailles.
De rechtbank rekent het de leden van deze groep, waaronder verdachte, aan dat zij zich geen moment rekenschap hebben gegeven van deze gevolgen van hun handelen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van dertien fietsen uit een pand na de deur geforceerd te hebben. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is schade veroorzaakt alsmede onrust in de buurt. Gebleken is dat de weggenomen fietsen bedoeld waren om daarop allochtone vrouwen te leren fietsen. Dit buurtproject kan zonder fietsen geen doorgang vinden.
Verder heeft verdachte deel uitgemaakt van een groep die grofvuil in brand heeft gestoken. Door deze brand is niet alleen schade en overlast veroorzaakt. Dit geval van openlijke geweldpleging heeft ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in de buurt in het bijzonder veroorzaakt.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, opgesteld door B. Balk, d.d. 10 april 2006, waarin wordt geadviseerd naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan voorarrest een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde het volgen van de aanwijzingen van de jeugdreclassering en eventueel het volgen van een equiptraining bij de Waag.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, door C. van Schevikhoven, d.d. 22 februari 2006.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden passend en geboden is en het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet zal overschrijden.
De rechtbank ziet – gelet op de ernst van de gepleegde feiten alsmede de rol die verdachte hierbij gehad heeft - aanleiding om na te melden straffen op te leggen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de door de officier van justitie tegen medeverdachten gevorderde eisen, gelet op het feit dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die strafbare feiten pleegde.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 09/920119-06 feit 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief:
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 150,-.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 175,-.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het feit dat aan deze vorderingen ten grondslag ligt.
Nu de rechtbank van oordeel is dat feit 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en bovendien de telefoon waarvoor de benadeelde partij [benadeelde partij] een bedrag vordert volgens de officier van justitie terug gegeven kan worden aan de benadeelde partij, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en deze bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 3 primair te last gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 3 subsidiair te last gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
Feit 3 subsidiair:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN;
verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is te last gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 48 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht (48 dagen) bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 19 februari 2006;
in voorlopige hechtenis gesteld op 22 februari 2006;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 3 april 2006 tot 7 april 2006;
en welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 13 april 2006;
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 2 MAANDEN
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in het park De Verademing te Den Haag en in de directe omgeving daarvan, namelijk de Karel Roosstraat, de Newtonstraat, de Gaslaan en de Asmanweg;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet- ontvankelijk;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]
niet-ontvankelijk;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. P. de Haan, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.V. Verbree en B.J. Dekker, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2006.
Mr. A.P. Pereira Horta is buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.