ECLI:NL:RBSGR:2006:AX4211

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 05/1626
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot naleving van de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname

In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats], dat gedaagde, de Staat der Nederlanden, ministerie van Buitenlandse Zaken, op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld tot directe naleving van de Toescheidingsovereenkomst (TO) inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname. Eiser stelt dat hij en zijn gezin worden getroffen door het optreden van gedaagde, die volgens eiser zijn toezichthoudende taak op het naleven van de TO niet uitvoert. Eiser voert aan dat de Surinaamse autoriteiten zich niet houden aan de bepalingen van artikel 5 van de TO, die rechten toekennen aan Nederlanders van Surinaamse afkomst. Eiser heeft een spoedeisend belang, omdat de onderhandelingen tussen Nederland en Suriname over de beëindiging van de TO in een stroomversnelling zijn geraakt.

De voorzieningenrechter overweegt dat de beëindiging van de TO enkel mogelijk is door middel van een nader te sluiten verdrag, waarvoor goedkeuring van de Staten-Generaal vereist is. De rechter concludeert dat gedaagde niet onrechtmatig handelt door zich bereid te tonen tot overleg over de beëindiging van de TO, aangezien dit een politieke afweging betreft. De rechter wijst de vorderingen van eiser af, omdat niet is aangetoond dat gedaagde onzorgvuldig heeft gehandeld of dat de rechten van eiser in strijd zijn met hogere rechtsregels. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van het geding.

Het vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting op 2 februari 2006. De zaak betreft een kort geding, rolnummer KG 05/1626, en is geregistreerd onder ECLI:NL:RBSGR:2006:AX4211.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 2 februari 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/1626 van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. A. Jankie,
tegen:
de Staat der Nederlanden, ministerie van Buitenlandse Zaken
zetelende te ’s-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A. van Blankenstein.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 januari 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Tussen Suriname en Nederland is op 25 november 1975 een bilateraal verdrag gesloten: de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, hierna te noemen: ‘de TO’.
1.2. In artikel 5 van de TO zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de rechten van meerderjarige Nederlanders van Surinaamse afkomst die ten tijde van de inwerkingtreding van de overeenkomst buiten Suriname woonden of verbleven. Deze bepalingen houden onder meer in dat de betrokken Nederlanders te allen tijde het recht hebben met hun gezin onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten en daar in alle opzichten als Surinamer te worden behandeld.
1.3. Op 4 maart 2005 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken van Suriname aan zijn Nederlandse collega, hierna: de Minister, laten weten dat Suriname de TO wenst te beëindigen.
1.4. In reactie op die kennisgeving heeft de Minister op 19 april 2005 geantwoord dat dit uitsluitend mogelijk is middels een aparte overeenkomst waarvoor parlementaire goedkeuring vereist is en dat een eventuele beëindiging van de TO op zorgvuldige wijze dient plaats te vinden. De Minister heeft voorts aangegeven dat de Nederlandse autoriteiten bereid zijn tot overleg over het verzoek en dat Nederland in de tussentijd zal onderzoeken wat de rechtsgevolgen zijn van een eventuele beëindiging van de TO voor de personen op wie dit verdrag betrekking heeft.
1.5. Op 27 april 2005 heeft de Minister in antwoord op kamervragen laten weten dat Suriname de TO wenst te beëindigen, dat Nederland bereid is tot nader overleg over beëindiging van de TO op korte termijn en dat overleg noodzakelijk is om te bezien of de individuele rechten in Suriname van Nederlanders van Surinaamse afkomst voldoende zijn afgedekt.
1.6. Tijdens het bezoek van de Minister aan Suriname op 21 oktober 2005 is de kwestie van de door Suriname gewenste beëindiging van de TO besproken.
1.7. Bij brief van 30 oktober 2005 heeft eiser de Minister verzocht niet mee te werken aan de beëindiging van de TO.
1.8. Naar aanleiding van kamervragen over de besprekingen in Suriname op 21 oktober 2005 heeft de Minister op 24 november 2005 aangegeven dat ten aanzien van een beëindiging van de TO nog niets is besloten en dat een commissie van juristen in overleg zal treden met zowel Suriname als met Nederlanders van Surinaamse afkomst.
1.9. Op 26 november 2005 heeft het Surinaamse Inspraakorgaan, hierna: het SIO, een advies uitgebracht ten behoeve van het te voeren overleg met Suriname over mogelijke beëindiging van de TO.
1.10. De commissie van juristen heeft in de periode van 6 tot 9 december 2005 als Nederlandse delegatie Suriname bezocht en aldaar besprekingen gevoerd over de wens van Suriname tot beëindiging van de TO.
1.11. Op 12 december 2005 heeft eiser de Minister een brief gezonden waarin hij onder meer verzoekt te bevestigen dat de Minister het overleg met Suriname staakt.
1.12. De Minister heeft eiser bij brief van 16 december 2005 geantwoord dat hij de brief van eiser als petitie aanmerkt en benadrukt dat de regering zorgvuldig met de belangen van Nederlanders van Surinaamse afkomst omgaat.
1.13. Eiser heeft bij brief van 25 december 2005 bij de Minister een klacht ingediend tegen de wijze waarop zijn brief van 12 december 2005 is behandeld.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eiser vordert primair –zakelijk weergegeven– gedaagde op straffe van een dwangsom te veroordelen
- tot directe naleving van de TO;
- tot het zich onthouden van elke maatregel tot beëindiging, opschorting dan wel enige vorm van inperking van de TO, zulks in elk geval zolang de zaak onder de (Surinaamse) rechter is, en zolang de klachtprocedure bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens (de OAS) loopt;
- tot mededeling aan eiser en aan de Surinaamse autoriteiten dat hij zich van elke maatregel ten aanzien van de TO onthoudt;
- tot erkenning van het feit dat de onder artikel 5 van de TO omschreven rechten onvervreemdbaar zijn en dat hij onverkort vasthoudt aan dit punt van de TO;
subsidiair in goede justitie te beslissen.
Daartoe voert eiser het volgende aan.
Eiser en zijn gezin worden rechtstreeks in hun belangen getroffen, althans dreigen dat te worden, als gevolg van het optreden van gedaagde.
Hij licht dat als volgt toe.
De Surinaamse autoriteiten hebben zich nimmer gehouden aan de bepaling in artikel 5 van de TO. Gedaagde heeft te dien aanzien een toezichthoudende taak doch heeft deze nooit uitgevoerd.
Bij een beëindiging van de TO zullen de in artikel 5 vastgelegde rechten niet meer bestaan. Gedaagde heeft in voorgaande jaren bij monde van verschillende bewindslieden toegezegd dat de in artikel 5 vastgelegde rechten worden gerespecteerd.
Bij vonnis van 23 mei 2001 heeft de kantonrechter te Paramaribo bepaald dat eiser en zijn gezin te allen tijde onvoorwaardelijk tot Suriname dienen te worden toegelaten en dat eiser in alle opzichten als Surinamer dient te worden behandeld. De Staat Suriname is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het Hof van Justitie te Suriname. Deze procedure loopt nog.
In 2001 heeft de Nationale ombudsman een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een klacht wegens het niet naleven van de TO. Gedaagde heeft naar aanleiding van die klacht nog eens laten weten dat, nu ten aanzien van deze kwestie een rechtsprocedure in Suriname aanhangig is, hij zelf geen stappen zal ondernemen met het oog op de beëindiging van de TO.
Eiser mag er derhalve op vertrouwen dat gedaagde zich aan zijn toezeggingen zal houden. Daarnaast is thans bij de OAS een klacht tegen het niet naleven van de TO in behandeling.
Onder deze omstandigheden handelt gedaagde onrechtmatig door thans in onderhandeling te treden met de Surinaamse autoriteiten over de wens van de Surinaamse autoriteiten om tot beëindiging van de TO over te gaan.
Eiser heeft een spoedeisend belang omdat de zaak door de reeds lopende onderhandelingen tussen Nederland en Suriname in een stroomversnelling is geraakt.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Ter beoordeling is de vraag of gedaagde onrechtmatig handelt jegens eiser door de TO niet na te leven en door zich voorts bereid te tonen tot overleg met Suriname over de beëindiging van de TO.
3.2. Eiser stelt dat gedaagde de TO niet naleeft door zijn toezichthoudende taak op naleving van de TO door Suriname niet uit te voeren. Dat gedaagde een toezichthoudende taak heeft vindt echter geen grondslag in de TO noch in enige andere bron. Gedaagde heeft de taak de belangen van zijn onderdanen te behartigen en in dat kader voorziet de TO in artikel 12 in overleg tussen de administraties van beide landen in geval van gerezen vraagstukken. Voorzover eiser lopende vraagstukken noemt, spelen deze al vele jaren en behoeven zij vanwege het ontbreken van spoedeisendheid in kort geding dan ook geen beoordeling.
Voor het overige baseert eiser zijn betoog erop dat gedaagde op naleving van de TO dient toe te zien in die zin dat de TO nimmer gewijzigd of opgezegd kan worden. Die vraag komt hierna aan de orde.
3.3. Thans is ter beoordeling de vraag of gedaagde onrechtmatig handelt door zich bereid te tonen tot overleg over wijziging of beëindiging.
Vooropgesteld moet worden dat het beleid van de Staat op het gebied van buitenlandse politiek in sterke mate afhangt van politieke afwegingen in verband met de omstandigheden van het geval.
Het gaat hier om een verdrag dat door het Koninkrijk der Nederlanden is gesloten. Beëindiging daarvan is uitsluitend mogelijk door middel van een nader daartoe te sluiten verdrag.
Ingevolge het bepaalde in artikel 91 van de Grondwet kan het Koninkrijk geen verdragen sluiten of opzeggen zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal. De wijze waarop dat dient te geschieden is uitgewerkt in de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.
Ingevolge deze wet is voor een wijziging van de TO naast de goedkeuring van de Staten-Generaal tevens de goedkeuring nodig van de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba. Bovendien zal ingevolge het bepaalde in artikel 73 van de Grondwet aan de Raad van State van het Koninkrijk om advies moeten worden gevraagd.
Aan goedkeuring gaat derhalve een democratische besluitvorming vooraf waarin de belangen van alle betrokkenen worden afgewogen.
3.4. In de onderhavige zaak heeft Suriname kenbaar gemaakt de TO te willen beëindigen en gedaagde heeft laten weten dat een daartoe nader te sluiten verdrag noodzakelijk is. Gedaagde heeft zich bereid getoond tot overleg en dit overleg betreft het bezien of de individuele rechten in Suriname van Nederlanders van Surinaamse afkomst bij een eventuele beëindiging voldoende zijn afgedekt.
Gedaagde heeft steeds duidelijk aangegeven dat zorgvuldig met de belangen van de betrokkenen zal worden omgegaan. Gedaagde heeft dit in het openbaar (in de kamer) en ook aan eiser zelf (bij brief) medegedeeld. Hij heeft daaraan uitvoering gegeven door een commissie van juristen te benoemen om overleg te voeren met de diverse belanghebbenden.
Het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat niet is gebleken van onzorgvuldig optreden van gedaagde.
3.5. Daarbij wordt overwogen dat voor wat betreft een mogelijke wijziging of beëindiging van de TO in de toekomst de omstandigheid dat in de TO bepaalde rechten zijn vastgelegd voor personen, waaronder eiser en zijn gezin, op zichzelf niet kan leiden tot de conclusie dat gedaagde niet gerechtigd is de TO te wijzigen of te beëindigen.
Voor de voorzieningenrechter is in principe geen taak weggelegd om na de democratische afweging te oordelen over de wijze waarop de individuele rechten in Suriname van Nederlanders van Surinaamse afkomst na wijziging of beëindiging van de TO afgedekt worden.
Dat is slechts anders als wordt aangetoond dat het vervallen van die rechten in strijd is met hogere rechtsregels. Eiser heeft dergelijke rechtsregels niet aangewezen noch is daarvan gebleken.
3.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook de overige vorderingen zullen worden afgewezen.
Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.060,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 244,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
md