ECLI:NL:RBSGR:2006:AX7465

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/21404
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en schadevergoeding voor illegaal verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 mei 2006 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatige vreemdelingenbewaring van een eiser van Ghanese nationaliteit. Eiser was op 1 mei 2006 in bewaring gesteld op basis van een anonieme tip die zou wijzen op zijn illegale verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de anonieme tip onvoldoende concrete informatie bevatte over eiser en dat er geen bewijs was dat er meerdere illegale vreemdelingen in het pand aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat personen met een Afrikaans uiterlijk in een pand wonen en in het Engels met elkaar communiceren, geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf oplevert. Hierdoor was de maatregel van staandehouding onrechtmatig en diende de bewaring te worden opgeheven.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen. Daarnaast heeft de rechtbank eiser schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring, die in totaal € 1365,- bedroeg. Dit bedrag was gebaseerd op de dagen die eiser onterecht in bewaring had doorgebracht, zowel in een politiecel als in een detentiecentrum. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 644,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een concrete basis voor het vermoeden van illegaal verblijf en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in Nederland.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
nevenzittingsplaats Rotterdam
__________________________________________________
UITSPRAAK
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 06/21404
V-nummer [v-nummer]
Inzake : [eiser], eiser,
gemachtigde mr. W.J.J. Trooster, advocaat te Vlaardingen,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. L. de Roode.
I. PROCESVERLOOP
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1986 en de Ghanese nationaliteit te bezitten.
2. Op 2 mei 2006 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 mei 2006 waarbij eiser de maatregel van bewaring is opgelegd. In het beroep is tevens verzocht om schadevergoeding.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 11 mei 2006. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig J.H. Reule, tolk in de Engelse taal.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat eiser op 1 mei 2006 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. Gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat de staandehouding van eiser op onrechtmatige wijze is geschied. Volgens vaste jurisprudentie dient in een proces-verbaal meer te staan dan alleen de vermelding dat eiser naar aanleiding van een ‘anonieme tip’ is staandegehouden. Gelet op de inhoud van het proces-verbaal van staandehouding kan niet gecontroleerd worden of er mogelijk sprake was van een discriminatoir optreden. De gemachtigde van eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de anonieme tip niet voldoende concreet is. Uit het –ter zitting overgelegde- aanvullend proces-verbaal blijkt niet hoe oud deze tip is. Voorts levert naar mening van de gemachtigde het feit dat afrikanen in een huis wonen en in het engels met elkaar communiceren, geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf op. De staandehouding en de anonieme tip zijn voornamelijk gebaseerd op uiterlijkheden.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de staandehouding van eiser op rechtmatige wijze is geschied. Daartoe wordt aangevoerd dat in het –ter zitting overgelegde- aanvullend proces-verbaal een concreet adres staat genoemd en dat is aangeven dat er sprake zou zijn van illegaal verblijf. Derhalve is de anonieme tip voldoende concreet. Voorts is aangevoerd dat deze tip niet gedateerd is, nu deze niet ouder is dan zes maanden. Verder heeft verweerder aangegeven dat eiser in 2000 eerder in bewaring heeft verbleven. In de meegezonden uitspraken aangaande de rechtmatigheid van zijn inbewaringstelling, blijkt dat hij van de autoriteiten van Liberia een non-statement verklaring heeft gekregen. Vervolgens is hij met een negatief resultaat gepresenteerd bij de Ghanese autoriteiten, omdat hij steeds gesteld heeft uit Liberia afkomstig te zijn. Naar aanleiding van een tweede presentatie van eiser bij de Ghanese autoriteiten hebben de desbetreffende autoriteiten een laissez-passer voor eiser toegezegd. Gelet op deze gegevens is verweerder voornemens het traject Ghana op te starten.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1. Uit het op 1 mei 2006 op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding blijkt dat het redelijk vermoeden van illegaal verblijf ten aanzien van eiser gebaseerd is op een anonieme tip. In paragraaf A3/2.3.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) -voorzover thans van belang- is als uitgangspunt neergelegd dat een objectief redelijk vermoeden van illegaal verblijf mede op basis van ervarings- of omgevingsgegevens mag worden aangenomen, indien sprake is van concrete anonieme tips over illegale vreemdelingen. Ter zitting heeft verweerder een op 11 mei 2006 op ambtsbelofte opgemaakt aanvullend proces-verbaal inzake de anonieme tip overgelegd waarin het volgende staat:
‘Deze tip was niet ouder dan 6 maanden gerekend vanaf de datum van het onderzoek, i.c. 1 mei 2006 en betrof een telefonische tip inhoudende illegaal verblijf op adres de [adres] te Rotterdam. De tipgever had vermeld dat de woning werd bewoond door ongeveer tien illegale personen van Afrikaanse afkomst. Deze personen zouden in het Engels met elkaar communiceren. Voornoemde tipgever wenste anoniem te blijven.’
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van dit proces-verbaal geen sprake is van een concrete anonieme tip. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat weliswaar een specifieke woning is aangeduid, doch dat de tip geen enkele informatie met betrekking tot de persoon van eiser bevat. Niet is gebleken dat –naast de persoon van eiser- meerdere illegale vreemdelingen in het pand zijn aangetroffen en staande zijn gehouden. Het is de rechtbank voorts noch uit de stukken noch uit het op 11 mei 2006 op ambtsbelofte opgemaakt aanvullend proces-verbaal gebleken dat het pand aan de [adres] te Rotterdam bekend staat als een plek waar eerder illegale vreemdelingen zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 december 2004, JV 2005, 81, dat het enkele feit dat personen met een Afrikaans uiterlijk in een pand wonen en in het Engels met elkaar communiceren, geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf oplevert. De desbetreffende anonieme tip bood ten tijde van het binnentreden van het pand dan ook naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van eiser onvoldoende aanknopingspunten voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf.
5.2. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van staandehouding op onrechtmatige wijze is toegepast. Verweerder heeft geen belangen gesteld, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de onrechtmatigheid van de staandehouding van eiser geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Gelet hierop en de belangen, ter bescherming waarvan het betrokken voorschrift strekt, brengt het voorgaande mee dat de opgelegde maatregel van bewaring van aanvang af onrechtmatig is opgelegd.
5.3. Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven.
5.4. Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om schadevergoeding toe te kennen voor 7 dagen onrechtmatige bewaring in een politiecel ( van 1 mei 2006 tot 8 mei 2006) ten bedrage van7 x € 95,- = € 665,- en 10 dagen onrechtmatige bewaring in het detentiecentrum Zeist ( van 8 mei 2006 tot 18 mei 2006) ten bedrage van 10 x € 70,- = € 700,-. Het totale bedrag aan schadevergoeding komt daarmee op € 1365,--.
5.5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III. BESLISSING
De rechtbank ’s-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring;
3. wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser schadevergoeding toe ten bedrage van € 1365,-- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. E.A. Poppe-Gielesen, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2006, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
De griffier,
De rechter,
RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
afschrift verzonden op: