RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 13 juni 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/621 van:
de besloten vennootschap Eye Center Europe B.V.,
gevestigd te Schiphol Airport, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
procureur mr. E.J.P. Nolet,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. M.A. Mak te Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘Eye Center’ en ‘[gedaagde]’.
Bij exploot van 19 mei 2006 heeft Eye Center [gedaagde] gedagvaard tegen de zitting van 2 juni 2006. Ter zitting is voorafgaand aan de pleidooien van partijen op verzoek van Eye Center een gedeelte van het VARA-programma ‘De leugen regeert’ van 19 mei 2006 getoond. Vervolgens hebben partijen hun standpunten toegelicht. Het vonnis is bepaald op heden.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 2 juni 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eye Center exploiteert een ooglaserkliniek. In deze kliniek zijn Turkse artsen werkzaam. Directeur van Eye Center is de heer [X.]. [Gedaagde] is refractiechirurg (refractie is ooglasering). Hij is mede-oprichter van en werkzaam bij de ooglaserkliniek Vision Clinics. Tevens is [gedaagde] vice-voorzitter van het Nederlands Gezelschap voor Refractie Chirurgie (hierna: NGRC), een subgroep van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap.
2.2. In 2003 heeft het NGRC een Consensus opgesteld, waarin de regels staan waaraan de bij het NGRC aangesloten refractiechirurgen zich dienen te houden. In artikel 4.1 van de Consensus staat onder meer het volgende: “Refractiechirurgische behandelingen dienen te geschieden door een adequaat getrainde oogarts. Hieronder wordt verstaan een oogarts die: (…) een BIG registratie heeft (…)”
2.3. Een bij Eye Center werkzame oogarts is enige tijd geroyeerd geweest als lid van het NGRC. Overleg tussen hem en het NGRC heeft ertoe geleid dat het royement is opgeheven.
2.4. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft op 28 april 2005 de kliniek van Eye Center geïnspecteerd.
2.5. Bij brief van 4 november 2005 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan Eye Center (t.a.v. de heer [X.]) onder meer het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van het toezichtsbezoek door de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan uw kliniek op 28 april 2005 heeft u op een enkel punt op verzoek van de Inspectie een verbetertraject ingezet. U heeft dit helder en transparant gedaan en het resultaat is conform de eisen die de Inspectie stelt.
Tijdens deze periode werd ons gemeld door het NOG dat de oogarts, die bij u de supervisie uitoefent op de aanwezige Turkse arts, niet bekwaam zou zijn. Intussen heeft de werkgroep refractiechirurgie van het NOG op basis van haar moverende redenen de betrokken arts weer geplaatst in het préregister van oogartsen met bekwaamheid in de refractiechirurgie.
Op basis van de ter beschikking staande gegevens kan de Inspectie geen bezwaar maken tegen de supervisie door betrokken arts.”
2.6. Bij brief 20 april 2006 heeft het NGRC zijn leden gemeld dat er een keurmerk voor refractiechirurgieklinieken wordt ontwikkeld en dat belangstellende klinieken in dat kader zullen worden gekeurd.
2.7. In het Parool van 13 mei 2006 stond op pagina 36 een artikel met de titel “Prijzenslag op de ooglasermarkt”. Van dit artikel zijn de volgende passages relevant:
“Jaarlijks raken enkele duizenden Nederlanders door ooglaseroperaties gedupeerd volgens de oogartsen B. Hora Adema en R. Hylkema (…). (…) Bij ooglaseren wordt volgens hen de gouden regel van de geneeskunde overtreden – blijf af van gezond weefsel. Bij één op de tien behandelingen gaat wel iets mis (…). ‘(…) Als oogartsen is het onze taak om de mensen tegen dat onheil te beschermen.’
‘Volstrekt onverantwoorde bangmakerij,’ zo omschrijft Michiel Luger (…) de kritiek van zijn twee Amsterdamse collega’s. ‘Een bekwame refractiechirurg kan te voorziene problemen vermijden en onvoorziene problemen adequaat oplossen.’(…)
Drie jaar geleden stelde het Nederlands Gezelschap Refractie Chirurgie daarom een ‘consensus’ samen, die als leidraad moet gelden voor het verrichten van operaties. Circa honderd oogartsen hebben zich daar inmiddels bij aangesloten. In samenwerking met de branchevereniging Zelfstandige Klinieken Nederland zullen alle instellingen, waar ooglasercorrecties worden uitgevoerd, in de loop van dit jaar door een team van deskundigen worden geïnspecteerd.
Later dit jaar moet de consument met behulp van een speciaal keurmerk voor ooglaserklinieken het kaf van het koren kunnen scheiden.
Echte wantoestanden komen in Nederland niet voor, benadrukt Luger, afgezien van de Kloes Eye Kliniek in Beverwijk waar operaties door mensen die daar niet voor zijn opgeleid. Toch zullen niet alle klinieken de toets der kritiek kunnen doorstaan, verwacht hij. Van twee klinieken in Amsterdam, Eye Center Europe op Schiphol en Optical Express in de Beethovenstraat, is bekend dat ze buitenlandse artsen laten overvliegen. ‘Wij zijn daar fel tegen gekant, want zo valt niet de te checken of deze artsen voldoende gekwalificeerd zijn,’ zegt Luger. ‘Als het mis gaat, zijn ze bovendien tuchtrechtelijk niet aan te pakken.’”
[gedaagde] heeft vóór de publicatie van dit artikel de concepttekst voorgelegd gekregen voor commentaar. Zijn eventuele inhoudelijke commentaar is in de tekst verwerkt.
2.8. In dezelfde editie van het Parool stond op de voorpagina een samenvatting van bovengenoemd artikel, waarin onder meer de kritiek van [gedaagde] op Eye Center is opgenomen.
2.9. Vervolgens heeft het Parool nog in twee artikelen, op 16 en 20 mei 2006, aandacht geschonken aan het onderwerp. In deze artikelen hebben Eye Center en Kloes Eye Kliniek zich uitgesproken over de uitlatingen van [gedaagde]. Op 19 mei 2006 is het onder 1 genoemde VARA-programma uitgezonden.
2.10. Naar aanleiding van de uitlatingen van [gedaagde] heeft het NGRC een verklaring opgesteld waarin de uitlatingen van [gedaagde] nader worden toegelicht. Het NGRC heeft het Parool verzocht de verklaring te plaatsen als ingezonden brief, wat door deze krant is geweigerd. Het NGRC heeft de verklaring wel op zijn website geplaatst.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eye Center vordert –zakelijk weergegeven– het volgende:
I [gedaagde], op straffe van een dwangsom, te bevelen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op eigen kosten een rectificatie te plaatsen in het Parool op de voorpagina met de volgende tekst:
“Oogarts [gedaagde], vice-voorzitter van het Nederlands Gezelschap Refractiechirurgie, betuigt zijn oprechte spijt dat hij zich in het artikel over ooglaseren in het Parool van 13 mei 2006 onnodig grievend en negatief heeft uitgelaten over onder andere Eye Center Europe te Schiphol. Het spijt hem dat hij niet heeft genoemd dat de buitenlandse artsen van Eye Center Europe onder supervisie staan van Nederlandse oogartsen en derhalve via die weg controle mogelijk is met betrekking tot voldoende kwaliteit en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid. Hij heeft er tevens spijt van dat hij op voorhand heeft gesteld dat onder andere Eye Center Europe niet de toets van de kritiek zou kunnen doorstaan in relatie tot een te vestigen keurmerk, waarvan de contouren thans nog dienen te worden bepaald. Hij is derhalve te voorbarig geweest in zijn oordeel over een kliniek van een ander. Hij zich bij zijn uitlatingen kennelijk teveel laten leiden door commerciële belangen van de kliniek waarvan hij zelf onderdeel uitmaakt. Hij zal zich in het vervolg onthouden van kritieken waarvan hij de feiten niet goed heeft onderzocht.”;
II [gedaagde] te veroordelen om bij wijze van voorschot aan Eye Center te betalen een bedrag van € 50.000,--.
Daartoe voert Eye Center het volgende aan.
[gedaagde] heeft zich onzorgvuldig uitgelaten over Eye Center. [gedaagde] heeft namelijk niet erbij vermeld dat de buitenlandse artsen onder supervisie staan van Nederlandse artsen. Op deze wijze staan de behandelende artsen dus wel onder tuchtrechtelijke controle. Deze methode is toegestaan onder de Wet BIG. Dat is ook de opvatting van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Verder heeft [gedaagde] gezegd dat Eye Center de toets der kritiek niet zal kunnen doorstaan, terwijl de normen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het keurmerk nog niet eens gereed zijn. De uitlatingen van [gedaagde] komen kennelijk voort uit commerciële motieven. De schade die de uitlatingen van [gedaagde] hebben aangericht is groot: nu al is het aantal aanmeldingen teruggelopen.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Vooropgesteld moet worden dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de uitlatingen zoals die, als afkomstig van hem, in het Parool zijn opgetekend. Als [gedaagde] voorafgaand aan de publicatie bezwaren had gehad tegen de aan hem voorgelegde tekst had hij zijn goedkeuring aan de publicatie kunnen onthouden. Dit heeft hij echter niet gedaan. Deze verantwoordelijkheid geldt overigens slechts voor het op pagina 36 afgedrukte artikel, aangezien [gedaagde] heeft gesteld dat hij slechts deze tekst vooraf heeft gezien en Eye Center deze stelling niet gemotiveerd heeft betwist. Bij de beoordeling van dit geschil wordt dan ook van deze tekst uitgegaan.
4.2. Voorts is bij de beoordeling van belang dat de door [gedaagde] gedane uitlatingen –naar voorlopig oordeel – op zichzelf genomen waar zijn. Immers, het inschakelen van buitenlandse artsen is, zoals Eye Center ter zitting ook erkend heeft, in strijd met de Consensus, ook als de buitenlandse artsen onder supervisie staan van een Nederlandse arts, die zelf wel in Nederland tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op zijn medisch handelen. Het uitgangspunt in de Consensus is dat de operaties door de gekwalificeerde arts zelf wordt uitgevoerd. Daarnaast heeft Eye Center ter zitting erkend dat uit de publicatie voldoende duidelijk is dat [gedaagde] de gewraakte uitspraken heeft gedaan in het licht van de Consensus en het mede daarop te baseren keurmerk. Met andere woorden: uit de publicatie is voldoende duidelijk dat met ‘de toets der kritiek’ (daargelaten of [gedaagde] deze woorden inderdaad precies zo heeft gebruikt) de Consensus bedoeld wordt en niet enige (wettelijke) regel.
4.3. Ook een op zichzelf ware uitlating kan niettemin onrechtmatig zijn. Bij de vraag of publicaties als de onderhavige onrechtmatig zijn moet een afweging gemaakt worden tussen de wederzijdse betrokken belangen: enerzijds het belang van de vrijheid van meningsuiting in combinatie met het algemeen belang van juiste informatie van het publiek; anderzijds het belang van de benadeelde om gevrijwaard te blijven van schade die hem door de uitlatingen berokkend wordt. In dit geval is op zichzelf aannemelijk dat Eye Center door de uitlatingen van [gedaagde], die de kliniek van Eye Center met naam en toenaam in negatieve zin heeft genoemd, schade heeft geleden en/of zal lijden. De vraag is of hiervoor, binnen het raam van de voormelde belangenafweging, een voldoende rechtvaardiging bestond.
4.4. Er zijn enige aanwijzingen voor een ontkennend antwoord op deze vraag. Immers, al eerder is de handelwijze van Eye Center met betrekking tot het supervisiesysteem onderwerp van onderzoek geweest, maar dat heeft in twee gevallen niet tot (blijvende) maatregelen geleid. Ten eerste heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek ingesteld. Blijkens de onder 2.5 genoemde brief heeft de Inspectie echter geen bezwaar tegen de supervisie die de arts van Eye Center geeft aan een of meer bij Eye Center werkzame Turkse artsen. Ten tweede heeft het NGRC de bedoelde Nederlandse oogarts weer opgenomen in het register van refractiechirurgen, nadat het NGRC hem eerder had geroyeerd. Ook toen ging het om het systeem van supervisie. Ondanks het feit dat [gedaagde] ter zitting heeft gesteld dat de beroepsgroep het oneens is met de Inspectie, dat de ongedaanmaking van het royement is ingegeven door de wens (juridisch) zorgvuldig te werk te gaan en dat opnieuw tot royement zal worden overgegaan zodra dit mogelijk is, doen de hierboven genoemde omstandigheden de vraag rijzen of het gerechtvaardigd is dat [gedaagde], als vice-voorzitter van het NGRC en bovendien als refractiechirurg van een eigen, concurrerende, kliniek, deze kwestie – op deze wijze – opnieuw onder de aandacht heeft gebracht.
4.5. Anderzijds moet echter het kader waarbinnen [gedaagde] de gewraakte uitspraken heeft gedaan in ogenschouw worden genomen. Zoals blijkt uit het hiervoor onder 1.3 gedeeltelijk weergeven artikel is [gedaagde] geïnterviewd naar aanleiding van door twee oogartsen geuite kritiek op de refractiechirurgie in het algemeen, die zij blijkens het artikel – zakelijk weergegeven – hebben bestempeld als onveilig. Hierover is [gedaagde] door de journalist van het Parool bevraagd. Mede gelet op zijn positie als vice-voorzitter van het NGRC is het begrijpelijk dat [gedaagde] zich heeft verweerd door met verwijzing naar de Consensus en het te ontwikkelen keurmerk duidelijk te maken dat de beroepsgroep veiligheid hoog in het vaandel heeft. De door Eye Center gewraakte uitlatingen hebben rechtstreeks betrekking op de veiligheid van ooglasering (de kwalificaties en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de artsen) en het is juist op dit vlak dat Eye Center zich kennelijk niet houdt aan de regels van de beroepsgroep, overigens terwijl de eerder bedoelde, bij haar werkzame superviserende arts wel lid is van het NGRC. Dat deze informatie naar buiten is gekomen is dient dan ook mede het belang van het publiek, dat zo volledig mogelijk dient te zijn geïnformeerd over de veiligheidsrisico’s van ooglaseroperaties. In dit kader is uiteraard van groot belang dat de uitlatingen van [gedaagde], zoals onder 4.2 is overwogen, op zichzelf genomen waar zijn.
4.6. Naar voorlopig oordeel dient hetgeen onder 4.5 is overwogen de doorslag te geven. Er bestaat dus voldoende rechtvaardiging voor de uitlatingen van [gedaagde], zodat deze niet onrechtmatig heeft gehandeld.
4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen. De overige verweren behoeven daarom geen bespreking, waarbij wordt opgemerkt dat, gelet op het feit dat Eye Center mede aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat [gedaagde] persoonlijk onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, Eye Center in haar vorderingen kan worden ontvangen.
4.8. Eye Center zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt Eye Center in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 248,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.