ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0277
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling verblijfsvergunning en legale arbeid van Turkse werknemer onder besluit 1/80
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de verblijfsvergunning van eiser, een Turkse nationaliteit, die in Nederland verbleef op basis van een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij zijn echtgenote. De rechtbank oordeelde dat de relatie tussen eiser en zijn echtgenote feitelijk was beëindigd op 1 maart 2002, wat leidde tot de conclusie dat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning, die geldig was tot 8 mei 2002. Eiser had op 30 juli 2004 opnieuw aangetoond aan de voorwaarden voor vergunningverlening te voldoen, maar de rechtbank stelde vast dat hij tussen 8 mei 2002 en 30 juli 2004 niet in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning.
Eiser stelde dat hij recht had op een verblijfsvergunning onder het Associatiebesluit 1/80, dat Turkse werknemers beschermt. De rechtbank volgde echter de stelling van verweerder dat eiser niet in aanmerking kwam voor deze vergunning, omdat hij geen aanvraag had ingediend voor een zelfstandige vergunning onder de beperking voortgezet verblijf. De rechtbank benadrukte dat de rechten uit het besluit 1/80 rechtstreeks werkend zijn en dat de verblijfstitel slechts declaratoire waarde heeft. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende legale arbeid had verricht in de relevante periode, en dat de peildatum voor de beoordeling van zijn verblijfsrecht op 25 juli 2002 moest worden vastgesteld, niet op de datum van verbreking van de relatie.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en bevestigde dat hij tussen 8 mei 2002 en 30 juli 2004 geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank oordeelde dat de door eiser verrichte arbeid in deze periode niet kon worden aangemerkt als legale arbeid in de zin van het besluit 1/80, en dat het beroep op dit besluit niet kon slagen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.F. Gielissen, met mr. C. Aalders als griffier.