ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0304

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757121-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Graaff
  • A. Berendsen
  • J. Boerwinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grote schaal invoer en pogingen tot invoer van verdovende middelen met gebruik van cocaïnekoeriers

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich op grote schaal heeft beziggehouden met de invoer van verdovende middelen, met name cocaïne. De verdachte heeft anderen misbruikt door hen als koeriers in te zetten, waarbij zijn financiële gewin en eigenbelang een belangrijke rol speelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne uit Venezuela, waarbij hij gebruik maakte van een geprepareerd bed om de drugs te verbergen. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en getuigen in overweging genomen, evenals forensisch bewijs dat cocaïne in het bed aanwezig was. De verdachte is op 9 maart 2006 in verzekering gesteld en op 13 maart 2006 in voorlopige hechtenis genomen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook verschillende inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer, waaronder geld en kogelvrije vesten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal telastgelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van andere feiten gegrond op de verzamelde bewijsmiddelen. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid van de verdachte bij de georganiseerde drugshandel en de maatschappelijke schade die daarmee gepaard gaat.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757121-06
's-Gravenhage, 30 juni 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, HvB Noordsingel te Rotterdam.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 juni 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J.F. Grégoire, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Willemse heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 1 tot en met 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 31, 32, 15 tot en met 19, en 27 zullen worden verbeurdverklaard, en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 1 tot en met 14, 20 tot en met 23, 25, 26, en 28 tot en met 30 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp met het nummer 24 zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 5 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat het bewijs in deze zaak onrechtmatig is verkregen en derhalve van het bewijs dient te worden uitgesloten, nu het onderzoek naar de verdachte op of omstreeks 9 mei 2005 is gestart, terwijl enig vermoeden van schuld jegens verdachte van het begaan van een strafbaar feit ontbrak.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt het volgende.
Het betoog van de raadsman ziet op een onjuiste lezing en interpretatie van bedoelde processen-verbaal.
Hoewel in het relaas proces-verbaal op pagina 6 is opgenomen dat de getuige [getuige] zou hebben verklaard dat zij op 9 mei 2005 met ene [verdachte] naar Brussel is gereden, stemt dit niet overeen met de door haar ter zake bij afzonderlijk proces-verbaal afgelegde verklaring. Immers daarin zegt zij met ene [naam] naar Brussel te zijn gereden, en niet met ene [verdachte].
Anders dan door de raadsman is betoogd, is deze uitlating van [getuige] evenwel niet de aanleiding geweest tot het starten van het onderzoek.
Eerst begin januari 2006 is het onderzoek tegen verdachte aangevangen nadat uit Frankrijk door het Openbaar Ministerie alle relevante informatie met betrekking tot de aanhouding van [X] was verkregen.
Uit die informatie blijkt dat deze [X] verdachte aanwijst als degene voor wie zij 2,8 kilo cocaïne uit Venezuela zou hebben gehaald.
Op grond van die mededeling heeft de politie terecht een redelijk vermoeden van schuld aangenomen. Het is dan ook niet eerder dan januari 2006 dat dwangmiddelen in de zin van de inzet van het observatieteam en het opnemen van telecommunicatie zijn ingezet.
Voorts heeft de raadsman het verweer gevoerd dat niet is komen vast te staan dat in de verborgen ruimtes van het bed ook daadwerkelijk cocaïne heeft gezeten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat in het bed cocaïne aanwezig is geweest op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
- Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat een de rechtbank onbekend gebleven
persoon bij het openbreken van het bed heeft verklaard dat de door hem verwijderde pakketten cocaïne bevatten.
- Er is een geprepareerd bed op het adres van verdachte [medeverdachte 1] afgeleverd en
vrijwel tegelijkertijd begon een toen onbekend gebleven persoon op voor hem bekende plekken het bed open te breken.
- De manier waarop het bed is ingevoerd, namelijk via verdachte [medeverdachte 2], die het bed niet zelf heeft gekocht, naar het adres van een voor het overige toen nog onbekende persoon ([medeverdachte 1]), wekt de indruk dat dit bed buiten het zicht van politie en justitie moest blijven.
- Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat toen hem eenmaal bekend was dat het bed uit Curaçao zou komen op grond van hem bekende documenten hij vermoedde dat het om de import van cocaïne ging.
- Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut heeft aangetoond dat op z’n minst in één van de verholen ruimtes een stof aanwezig is geweest die cocaïne bevatte.
Het vorenstaande laat onverlet dat niet met enige zekerheid kan worden vastgesteld hoeveel cocaïne deze ruimtes hebben bevat. Nu verdachte [medeverdachte 1] daarover heeft verklaard dat het ging om 6 respectievelijk 3 pakken met de omvang van een pak suiker neemt de rechtbank aan dat het gewicht moet hebben gelegen tussen de 2½ en 5 kilogram.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op grote schaal beziggehouden met de invoer en pogingen daartoe binnen het Nederlands grondgebied van verdovende middelen. Dat is op georganiseerde en zeer slinkse wijze gebeurd, waarbij verdachte er niet voor heeft geschroomd van andere personen misbruik te maken door hen als cocaïnekoerier voor hem te laten optreden. Bij dat alles speelt het financiële gewin en het financiële eigenbelang van verdachte veelal een hoofdrol. Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank des te kwalijker nu door deze wijze van handelen grote maatschappelijke schade wordt aangericht, niet alleen in de vorm van met de handel in verdovende middelen samenhangende vormen van criminaliteit maar ook in de vorm van de kosten die de verslavingszorg met zich meebrengt. Hoewel niet telastegelegd blijkt uit het dossier dat verdachte beschikte over een vuistvuurwapen van het merk Browning en de daarbij behorende munitie. Nu geweld, samenhangend met de handel in verdovende middelen, een veel voorkomend verschijnsel is, neemt de rechtbank het verdachte in ernstige mate kwalijk dat hij, door het voorhanden hebben van dit wapen als ook van kogelwerende vesten, het risico van dergelijk geweld op de koop toe heeft genomen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de navolgende straf passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen geld (nos. 31 en 32) verbeurdverklaren aangezien op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt of geworden dat het geld niet van handel in verdovende middelen afkomstig is.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 15, 18, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29 en 30 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en/of deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 17, te weten een kluis.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 24, te weten een autocassetterecorder, in eigendom toebehoort.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 45, 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
- 2, 10, 10a , 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden en bevorderen, door voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 9 maart 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 13 maart 2006;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 31 en 32, te weten: dollarbiljetten en eurobiljetten;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 15, 18, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29 en 30,
te weten: 2 kogelvrije vesten, 4 platen voor in kogelwerend vest, een keukenmachine, een cocaïnepers, een mes in schacht, een zwarte weegschaal, een gele weegschaal, een kogelvrij vest, een kast, een bedpaneel (hoofdeinde), en een bedpaneel (voeteneind);
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 17, te weten: een kluis;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 24, te weten een autocassetterecorder;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Graaff, voorzitter,
Berendsen en Boerwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2006.