ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0319
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing naar heffingsgrondslag van drie vervuilingseenheden
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de heffingsambtenaar van het waterschap [naam]. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag in de verontreinigingsheffing die hem was opgelegd op 28 februari 2005, waarbij de heffingsgrondslag was vastgesteld op drie vervuilingseenheden. Eiser betwistte de hoogte van de aanslag en stelde dat deze op basis van het aantal bewoners van de onroerende zaak, namelijk twee, op twee vervuilingseenheden vastgesteld had moeten worden. Hij voerde ook aan dat het tarief per vervuilingseenheid verkeerd was berekend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden en dat eiser niet was verschenen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd op basis van drie vervuilingseenheden, zoals vastgelegd in de Verordening verontreinigingsheffing Delfland 2005. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen van de Verordening en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, die de basis vormen voor de berekening van de vervuilingswaarde en het tarief.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en zag zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. T. van Rij in aanwezigheid van griffier F.J. Crabbendam en werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.