ECLI:NL:RBSGR:2006:AY4775

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/9028 WOZ
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ en de gevolgen van een compromis tussen partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak centraal. Eiser, wonende te [Z], had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de gemeente [te P], waarin de waarde van zijn woning op € 497.258 was vastgesteld. De rechtbank heeft op 23 juni 2006 uitspraak gedaan na een zitting op 9 juni 2006, waar eiser in persoon aanwezig was en de gemeente werd vertegenwoordigd door M.K.J. Bosman, bijgestaan door R. Visser.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning voor de jaren 2005 en 2006, in afwijking van artikel 26a van de Wet WOZ, nader moest worden vastgesteld op € 480.000. Dit was het resultaat van een overeenkomst tussen partijen, die volgens de rechtbank niet in strijd was met het recht. De rechtbank benadrukte dat een dergelijke vaststelling, zelfs indien in strijd met dwingend recht, geldig kan zijn, mits deze niet in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde.

Daarnaast werd de gemeente [te P] veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 5,20, en het door eiser betaalde griffierecht van € 37. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in aanwezigheid van griffier mr. P.C. Stroebel, op dezelfde dag als de uitspraak zelf.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/9028 WOZ
Uitspraakdatum: 23 juni 2006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 november 2005 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking (hierna: de beschikking) waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 2 te [Z] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is vastgesteld op € 497.258 en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte en verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen (hierna: de aanslagen).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2006.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen M.K.J. Bosman, bijgestaan door R. Visser.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- wijzigt de beschikking in dier voege dat de daarbij vastgestelde waarde van de woning voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 wordt verminderd tot € 480.000;
- vermindert de aanslagen tot aanslagen berekend naar een vastgestelde waarde van € 480.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 5,20 en wijst de gemeente [te P] aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de gemeente [te P] het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
2. Gronden
1.1. Ter zitting zijn partijen ter beëindiging van het geschil overeengekomen dat de waarde van de woning voor de jaren 2005 en 2006, voor zoveel nodig in afwijking van het bepaalde in artikel 26a van de Wet WOZ, nader dient te worden vastgesteld op € 480.000. Naar het oordeel van de rechtbank druisen deze overeenkomst en deze vaststelling niet zozeer in tegen het recht dat partijen er jegens elkaar niet aan zijn gebonden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een vaststelling als de onderhavige ingevolge artikel 7:902 van het Burgerlijk Wetboek ook geldig is indien zij in strijd mocht blijken met dwingend recht, tenzij zij tevens naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde. Dit laatste doet zich hier niet voor. Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de vastgestelde waarde van de woning verminderd.
2.2. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 5,20 aan reiskosten. De rechtbank heeft de gemeente [te P] aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet vergoeden. Voorts dient aan eiser het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juni 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier.