Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[X.], en anderen, eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 4 mei 2004 hebben eisers bij verweerder, met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob), verzocht om openbaarmaking van het vertrouwelijk advies van De Brauw Blackstone Westbroek, advocaten (hierna: DBBW) van 6 september 2002 genaamd "Inventarisatie van juridische risico's, plan Wijnhavenkwartier". Tevens is verzocht om afschriften van de definitieve overeenkomsten van verweerder met Haag Wonen, de Staat, en de MAB.
Bij besluit van 18 mei 2004 heeft verweerder het verzoek wat betreft het advies van DBBW afgewezen. Van de koopovereenkomst Zwarte Madonna, de vervolgintentieovereenkomst Den Haag-MAB en de samenwerkingsovereenkomst tussen de Staat der Nederlanden en Den Haag heeft verweerder aan eisers afschriften verstrekt, zij het zonder de daarbij behorende financiële bijlagen.
De tegen dit besluit gemaakte bezwaren heeft verweerder bij besluit van 30 november 2004 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 16 december 2004 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 23 september 2005 de vertrouwelijke stukken overgelegd en daarbij verzocht om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te bepalen dat alleen de rechtbank kennis neemt van deze stukken waarvan de openbaarmaking is geweigerd.
Bij beslissing van 28 september 2005 heeft de rechtbank toepassing van artikel 8:29 van de Awb gerechtvaardigd geacht. Desgevraagd heeft eiser bij brief van 10 oktober 2005 de rechtbank toestemming verleend om mede op grondslag van de geheimgehouden stukken uitspraak te doen.
Het beroep is op 22 februari 2006 ter zitting behandeld. Namens eisers heeft [X.] het woord gevoerd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2].
Eisers hebben inzage verzocht in financiële bijlagen behorend bij aan hen overgelegde overeenkomsten alsmede inzage in het DBBW-advies van 6 september 2002 en zich daarbij op het standpunt gesteld dat alle overheidsdocumenten openbaar gemaakt dienen te worden, tenzij de staatsveiligheid zich daartegen verzet. Als verweerder met de aankoop en de sloop van de Zwarte Madonna het algemeen belang op het oog heeft, is het volgens eisers niet meer dan billijk dat in dat kader de relevante stukken openbaar worden gemaakt. Door openbaarmaking echter te weigeren, worden eisers ernstig in hun belangen getroffen. Bedoelde stukken zijn onontbeerlijk voor de behartiging van hun belangen in lopende bestuurs- en civielrechtelijke procedures.
De rechtbank stelt voorop dat in het kader van de Wob geen betekenis kan toekomen aan de persoonlijke motieven van eisers bij het verkrijgen van de gevraagde informatie. Aangezien het recht op openbaarmaking ingevolge de Wob uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient, heeft verweerder zich terecht beperkt tot een afweging van dat belang tegen de door de in de Wob opgenomen weigeringsgronden te beschermen belangen. Dat eisers mogelijk in het kader van andere procedures belang hebben bij inzage in de gevraagde stukken, is hier derhalve niet relevant. In die procedures zal, voor zover nodig, de ter zake bevoegde rechter op grond van andere wettelijke bepalingen een eigen afweging maken omtrent de kennisneming door de betrokken partijen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het resultaat van die afweging behoeft niet overeen te stemmen met de uitkomst van het onderhavige geschil.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob, blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen en/of het voorkomen van onevenredige bevoor- of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de openbaarmaking van de financiële bijlagen behorende bij de door verweerder aan eisers overgelegde overeenkomsten terecht heeft geweigerd ter bescherming van zijn belangen en die van de bij de aangelegenheid betrokken derden. Gelet op het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob, dient de bescherming van verweerders belangen in dit concrete geval zwaarder te wegen dan het publieke belang bij informatieverstrekking.
Openbaarmaking zou betekenen dat niet alleen eisers van de bewuste stukken kennis kunnen nemen, maar dat iedere burger tot die gegevens toegang zal krijgen. In dat geval informatie beschikbaar komen die verweerder onevenredig nadeel en derden onevenredig voordeel zou kunnen bezorgen. De plannen rondom het Wijnhavenkwartier zijn nog niet volledig uitgekristalliseerd. Er zullen nog diverse vervolgovereenkomsten nodig zijn, zowel met huidige partijen alsook met derden. Omdat daarbij verschillende nieuwe partijen betrokken zullen zijn is het niet denkbeeldig dat openbaarmaking van de financiële bijlagen prijsopdrijving in de hand zal werken hetgeen verweerders toekomstige onderhandelingspositie zal ondermijnen. Gelet op de financiële consequenties daarvan, is het evenmin denkbeeldig dat verweerder daardoor onevenredig nadeel zal lijden. Deze bijlagen bestaan onder meer uit met partijen uitonderhandelde schadeindices en aankoopprijzen. Verweerders toekomstige onderhandelingspositie wordt onevenredig benadeeld indien deze informatie bij toekomstige (kandidaat)partijen bekend wordt.
Ten aanzien van het DBBW-advies wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob, wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van een intern beraad, geen informatie verstrekt over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Na kennis te hebben genomen van het vertrouwelijke advies, heeft de rechtbank vastgesteld dat dit advies moet worden aangemerkt als een stuk bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wob. Het advies bevat overwegend opvattingen, voorstellen, aanbevelingen en conclusies van meerdere personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten. Dit zijn persoonlijke beleidsopvattingen in de zin van artikel 1, aanhef en onder f, van de Wob, die door verweerder zijn gebruikt voor intern beraad zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wob. Dat het advies is opgesteld door derden die niet tot de kring van de overheid behoren, maakt dit niet anders nu de opstellers ervan de bedoeling hebben gehad dat het zou dienen voor gebruik binnen de overheid. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2002 (AB 2002, 375).
Gelet hierop heeft verweerder derhalve op goede gronden de openbaarmaking van het bewuste advies geweigerd met een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob.
Het beroep is derhalve ongegrond.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. C.C. Dedel-van Walbeek en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.