ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5352

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 06/511
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over handhavingspraktijk Tabakswet en invordering boete tankstationhouder

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is er een geschil ontstaan over de handhaving van de Tabakswet, specifiek met betrekking tot de invordering van een boete die aan tankstationhouder [A] is opgelegd. De eiseressen, waaronder Agio Sigarenfabrieken N.V. en British American Tobacco The Netherlands B.V., hebben een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, die als gedaagde optreedt. De eiseressen vorderen dat de gedaagde wordt verboden om boetes op te leggen aan detaillisten die sigarendoosjes in dispensers op toonbanken uitstallen, zolang er geen definitieve uitspraak is gedaan door een rechter over de rechtmatigheid van deze handhaving. De voorzieningenrechter heeft op 15 juni 2006 geoordeeld dat de handhavingspraktijk van de gedaagde niet ziet op de executie van de aan tankstationhouder [A] opgelegde boete. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de executie van een beschikking een latere fase betreft dan handhaving. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de beschikking inmiddels formele rechtskracht heeft gekregen door de intrekking van het beroep, waardoor de civiele rechter van de juistheid daarvan moet uitgaan. De vordering van de eiseressen is afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen handhaving en executie in het kader van de Tabakswet en de gevolgen van formele rechtskracht van bestuursrechtelijke beschikkingen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 15 juni 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/511 van:
1. de naamloze vennootschap Agio Sigarenfabrieken N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Duizel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
British American Tobacco The Netherlands B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudend te Amstelveen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ritmeester B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Veenendaal,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Swedish Match Cigars B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Valkenswaard,
eiseressen,
procureur mr. P.J.M. van Schmidt auf Altenstadt,
advocaten mr.drs. K.J. Defares en mr. drs. M.M. Kaajan te Amsterdam,
tegen:
Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit alsmede het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A.B. van Rijn.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 8 juni 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseressen produceren, distribueren en verkopen sigaren. Voor de distributie en verkoop van hun producten maken zij gebruik van diverse kanalen, waaronder tankstations. Hiertoe hebben eiseressen commerciële arrangementen gesloten op grond waarvan in tankstations dispensers op de toonbank worden opgesteld waarin doosjes sigaren worden geplaatst. Eiseres sub 1 heeft onder andere met [tankstationhouder A] B.V. (hierna: [tankstationhouder]), een tankstationhouder in [plaats], een commercieel arrangement gesloten.
1.2. Bij beschikking van 18 februari 2005 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan [tankstationhouder] een boete opgelegd ter hoogte van € 4.500,-- terzake van overtreding van het reclameverbod van artikel 5 lid 1 Tabakswet. Artikel 5 lid 1 Tabakswet verbiedt elke vorm van reclame of sponsoring. Artikel 5 lid 3 onder b Tabakswet bevat een aantal uitzonderingen daarop.
1.3. [tankstationhouder] en eiseres sub 1 hebben bezwaar aangetekend tegen de opgelegde boete bij brief van 31 maart 2005. Op 11 augustus 2005 zijn de bezwaren van [tankstationhouder] ongegrond verklaard. De bezwaren van eiseres sub 1 zijn niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beschikking hebben zij beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam.
1.4. Op 11 mei 2005 hebben eiseressen een kort geding aangespannen tegen gedaagde. Zij vorderen dat het gedaagde verboden wordt op grond van de Tabakswet boetes op te leggen aan detaillisten die sigarendoosjes in displays op toonbanken uitstallen. Bij vonnis van 13 juni 2005 heeft de voorzieningrechter het volgende geoordeeld:
"beveelt gedaagde zijn handhavingspraktijk terzake artikel 5 lid 3 onder b van de Tabakswet jegens eiseressen, voor zover deze praktijk het hun niet toestaat hun tabaksproducten in benzinestations uit te stallen dan wel te doen uitstallen in dispensers, niet toe te passen en door zijn ambtenaren niet te doen toepassen, in het bijzonder met betrekking tot inspectie, onderzoek, vervolging en sanctionering, totdat daarover door de (bestuurs)rechter onherroepelijk is beslist;"
1.5. Het hof heeft bij arrest d.d. 10 november 2005 dit vonnis in hoger beroep bekrachtigd, behoudens de daarin opgenomen bepaling dat het gegeven bevel duurt totdat daarover door de (bestuurs)rechter onherroepelijk is beslist. Het hof heeft als volgt geoordeeld:
"bepaalt dat het gegeven bevel voortduurt totdat de bestuursrechter in een door een pomphouder aangespannen administratieve procedure, dan wel totdat de civiele bodemrechter in een door Agio c.s. aangespannen procedure, heeft beslist of het uitstallen dan wel het doen uitstallen van tabaksproducten in benzinestations in dispensers in strijd is met de Tabakswet en al dan niet valt onder de uitzondering van artikel 5, lid 3, onder b van die wet;"
1.6. In afwachting van de spoedige uitkomst van het door [tankstationhouder] en eiseres sub 1 ingestelde beroep bij de bestuursrechter is de op 26 juli 2005 aanhangig gemaakte civiele bodemprocedure op gezamenlijk verzoek van eiseressen en gedaagde op de parkeerrol geplaatst.
1.7. Bij brief van 22 februari 2006 hebben [tankstationhouder] en eiseres sub 1 het beroep bij de bestuursrechter ingetrokken.
1.8. Nadat gedaagde op 31 mei 2006 deze rechtbank verzocht had de bodemprocedure bij de civiele rechter van de parkeerrol te halen, is deze procedure wederom op de rol geplaatst van 12 juli 2006.
1.9. Het CJIB heeft [tankstationhouder] bij brief van 13 maart 2006 aangeschreven ter invordering van de bij boetebesluit van 18 februari 2005 opgelegde boete ten bedrage van € 4.500,--.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseressen vorderen -zakelijk weergegeven- nakoming te bevelen van het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 november 2005, in het bijzonder door boetes vanwege overtreding van de Tabakswet niet in te vorderen, althans [tankstationhouder] niet te verplichten de boete te voldoen, voor zover het tabaksproducten van eiseressen betreft, zolang het bevel dat in het arrest is gegeven geldt, op straffe van een dwangsom.
Daartoe voeren eiseressen aan, dat het invorderen van de boete in strijd met het arrest van het hof is en deswege onrechtmatig. Het is noodzakelijk gedaagde een dwangsom op te leggen, daar hij zich niet aan het arrest van het hof houdt.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagde voert aan dat eiseressen niet in hun vordering kunnen worden ontvangen, aangezien zij geen belang hebben daar er geen rechtsonzekerheid bestaat en voor eiseressen sub 2, 3 en 4 geen financieel belang is. Dit verweer treft geen doel. Eiseressen hebben als gevolg van het opleggen van de boete aan [tankstationhouder] hun producten slechts in tankstations in dispensers te koop kunnen aanbieden door de tankhouders te garanderen dat zij door gedaagde opgelegde boetes voor hun rekening zullen nemen. Eiseressen hebben derhalve een materieel belang bij een oordeel van de voorzieningenrechter. Eiseressen hebben bij hun vordering ook een spoedeisend belang. Zij kunnen in hun vordering worden ontvangen.
3.2. Gedaagde heeft onweersproken gesteld dat hij vanaf het wijzen van het arrest van het hof overeenkomstig het bevel heeft gehandeld en de bewuste handhavingspraktijk niet heeft toegepast door geen enkele boete op te leggen totdat door een bestuurs- of civiele rechter is beslist. Hij heeft toegezegd geen inspectie, onderzoek, vervolging of sanctionering in te zullen stellen. De boetebeschikking die aan [tankstationhouder] is opgelegd op 18 februari 2005 vond plaats voor het aanspannen van het kort geding in eerste aanleg, en vormde de aanleiding daartoe.
Dat betekent dat partijen het eens zijn dat het bevel van het hof dient te worden nagekomen en door gedaagde wordt nagekomen, behoudens het onderstaande.
3.3. Dit geding spitst zich dan ook toe op de vraag of gedaagde in strijd handelt met het bevel van het hof door de opgelegde boete van € 4.500,-- bij [tankstationhouder] in te vorderen. De vraag is dan of het gegeven bevel als bekrachtigd door het hof ziet op de executie van de aan [tankstationhouder] opgelegde boete.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de in het vonnis van de voorzieningenrechter van 13 juni 2005 bedoelde handhavingspraktijk niet ziet op de executie van de aan [tankstationhouder] opgelegde boete. Daartoe wordt redengevend geacht dat executie van een beschikking, al of niet na rechterlijke toetsing, ziet op een volgtijdelijk latere fase dan handhaving. Daarbij komt dat de beschikking door de intrekking van het beroep inmiddels formele rechtskracht heeft gekregen, zodat de civiele rechter van de juistheid daarvan dient uit te gaan.
Nu hierboven overwogen is, dat het gegeven bevel niet ziet op de door eiseressen bedoelde situatie, wordt het betoog van eiseressen verworpen dat met executie gewacht dient te worden tot een rechter in een bodemzaak terzake een beslissing heeft uitgesproken.
3.4. Terzijde merkt de voorzieningenrechter nog op, dat ook een eventueel voor eiseressen gunstige uitspraak in de civiele bodemprocedure [tankstationhouder] niet kan baten. De beschikking jegens [tankstationhouder] heeft formele rechtskracht, met als gevolg dat [tankstationhouder] de daarin opgelegde boete zal moeten betalen. De formele rechtskracht geldt voorts jegens [tankstationhouder], zodat het betoog van eiseressen, dat zulks hun niet kan worden tegengeworpen, niet opgaat. Eiseressen zijn immers niet de geadresseerden van de beschikking waarbij de boete is opgelegd.
3.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen. Eiseressen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eiseressen in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op €1064,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 248,-- aan griffierecht met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis;
verklaart voornoemde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
jb