ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5865

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 06/787
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van erfdienstbaarheid en de gevolgen van extinctieve verjaring

In deze zaak, gewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 augustus 2006, staat de vraag centraal of eiseres c.s. door middel van extinctieve verjaring een erfdienstbaarheid (recht van overpad) hebben verkregen op het dwarspad tussen twee woningen. De eiseres c.s. stellen dat zij gedurende meer dan dertig jaar gebruik hebben gemaakt van het dwarspad en dat er daardoor een erfdienstbaarheid is ontstaan door bevrijdende verjaring. De gedaagde, eigenaar van de onroerende zaak aan [a-straat] 11, heeft echter een schutting geplaatst die het dwarspad versmalt, wat de doorgang bemoeilijkt.

De voorzieningenrechter overweegt dat sinds de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992 de verjaringstermijn voor het verkrijgen van een erfdienstbaarheid door extinctieve verjaring twintig jaar bedraagt. Aangezien deze termijn nog niet is verstreken, moet worden vastgesteld of de verjaringstermijn op enig moment daarvoor is gaan lopen. De rechter concludeert dat, volgens het recht vóór 1 januari 1992, een recht op erfdienstbaarheid niet door extinctieve verjaring kan worden verkregen. Dit betekent dat noch naar het recht van vóór 1992, noch naar het recht van ná 1992 de verjaringstermijn voltooid is. Daarom wordt de vordering van eiseres c.s. afgewezen.

De voorzieningenrechter wijst erop dat de vordering van eiseres c.s. uitdrukkelijk alleen is gebaseerd op extinctieve verjaring. Aangezien de vordering wordt afgewezen, worden eiseres c.s. veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris en € 248,-- aan griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/787 van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres, tevens als gevolmachtigde van:
- [A],
- [B],
- [C],
- [D],
- [E],
- [F],
- [G],
- [H],
- [I],
- [J],
- [K],
allen wonende te [woonplaats],
procureur mr. F.J. Vos,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
bijgestaan door mr. K. Toxopeus te Sliedrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres c.s]." en "[gedaagde]".
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 2 augustus 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [gedaagde] is op 5 april 2004 eigenaar geworden van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 11 te [woonplaats]. De onroerende zaak maakt deel uit van een huizenblok dat wordt omringd door de [a-straat], [c-straat], [b-straat] en [d-straat]. [eiseres c.s]. zijn andere eigenaren van woonhuizen in het huizenblok.
1.2. De [a-straat] en de [b-straat] bevinden zich aan de lange zijden van het huizenblok en de [c-straat] en [d-straat] bevinden zich aan de korte zijden. Iedere woning aan de [a-straat] en aan de [b-straat] heeft via de eigen achtertuin rechtstreeks toegang tot een achterpad (hierna ook wel aan te duiden als: achterpad). Het pad loopt dood aan beide einden.
1.3. Tussen [a-straat] 9 en [a-straat] 11 en langs [b-straat] 5 bevindt zich een dwarspad (hierna ook wel aan te duiden als: dwarspad) dat het achterpad doorkruist.
1.4. Zowel het achterpad als het dwarspad staan op het uittreksel van de kadastrale kaart van het huizenblok niet aangegeven.
1.5. [gedaagde] heeft op het dwarspad tussen [a-straat] 9 en 11 een schutting geplaatst op zijn erfgrens waardoor het pad is versmald. Tot het moment van plaatsing van deze schutting was het dwarspad één meter breed. De ene helft van het dwarspad, dat wil zeggen vijftig centimeter, behoort toe aan het perceel van [a-straat] 9 en de andere helft behoorde toe aan het perceel van [a-straat] 11.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
[eiseres c.s]. vorderen - zakelijk weergegeven - [gedaagde] op straffe van een dwangsom te gelasten om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de door hem, althans in zijn opdracht, geplaatste schutting te verwijderen, in die zin dat het oorspronkelijke recht van overpad tussen de woningen [a-straat] 9 en 11 te [woonplaats] in oude staat wordt hersteld, met kostenveroordeling.
Daartoe voeren [eiseres c.s]. het volgende aan. Gedurende meer dan dertig jaar hebben alle bewoners van het huizenblok dat wordt omringd door de [a-straat], [c-straat], [b-straat] en [d-straat], gebruik gemaakt van het aangelegde dwarspad tussen de onroerende zaken [a-straat] 9 en 11. Er is een erfdienstbaarheid (een recht van overpad) ontstaan door bevrijdende verjaring. Dit pad heeft immer een minimale breedte gehad van één meter. Zonder enig overleg heeft [gedaagde] het pad met tenminste vijftig centimeter versmald door een schutting op de helft van het pad te plaatsen. Hierdoor wordt de doorgang van het pad bemoeilijkt en zelfs onmogelijk gemaakt voor bewoners met een rollator, kinderwagen, motorfiets en dergelijke.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of [eiseres c.s]. door extinctieve verjaring het recht op de gestelde erfdienstbaarheid hebben verkregen.
3.2. Nu sedert de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (1 januari 1992) nog geen 20 jaar en mitsdien de betreffende verjaringstermijn niet verstreken is, moet onderzocht worden of op enig ogenblik daarvoor de verjaringstermijn is gaan lopen.
3.3. Naar het recht vóór 1 januari 1992 kan door extinctieve verjaring een recht op erfdienstbaarheid niet verkregen worden. Conclusie is dan ook dat noch naar het recht van vóór 1 januari 1992 noch naar het recht van daarna de verjaringstermijn voltooid is. De vordering moet dan ook afgewezen worden.
3.4. De voorzieningenrechter neemt bij het voorgaande in aanmerking dat de vordering uitdrukkelijk alleen gebaseerd is op extinctieve verjaring.
3.5. [eiseres c.s]. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres c.s]. in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris en € 248,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
ks