ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5865
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Verjaring van erfdienstbaarheid en de gevolgen van extinctieve verjaring
In deze zaak, gewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 augustus 2006, staat de vraag centraal of eiseres c.s. door middel van extinctieve verjaring een erfdienstbaarheid (recht van overpad) hebben verkregen op het dwarspad tussen twee woningen. De eiseres c.s. stellen dat zij gedurende meer dan dertig jaar gebruik hebben gemaakt van het dwarspad en dat er daardoor een erfdienstbaarheid is ontstaan door bevrijdende verjaring. De gedaagde, eigenaar van de onroerende zaak aan [a-straat] 11, heeft echter een schutting geplaatst die het dwarspad versmalt, wat de doorgang bemoeilijkt.
De voorzieningenrechter overweegt dat sinds de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992 de verjaringstermijn voor het verkrijgen van een erfdienstbaarheid door extinctieve verjaring twintig jaar bedraagt. Aangezien deze termijn nog niet is verstreken, moet worden vastgesteld of de verjaringstermijn op enig moment daarvoor is gaan lopen. De rechter concludeert dat, volgens het recht vóór 1 januari 1992, een recht op erfdienstbaarheid niet door extinctieve verjaring kan worden verkregen. Dit betekent dat noch naar het recht van vóór 1992, noch naar het recht van ná 1992 de verjaringstermijn voltooid is. Daarom wordt de vordering van eiseres c.s. afgewezen.
De voorzieningenrechter wijst erop dat de vordering van eiseres c.s. uitdrukkelijk alleen is gebaseerd op extinctieve verjaring. Aangezien de vordering wordt afgewezen, worden eiseres c.s. veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris en € 248,-- aan griffierecht.