RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757191-06
's-Gravenhage, 9 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres] [woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden "De Sprang" te
's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juli 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Eelman, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Kuipers heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 1, 3 primair en 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem onder 2, 3 subsidiair en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een of meer door de reclassering vast te stellen gedragsinterventies.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 63 en 64 zullen worden verbeurd verklaard, dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 62, 65 t/m 81, 83 t/m 92 zullen worden teruggegeven aan de verdachte, dat het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 82 zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [rechthebbende] en dat het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 93 zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 1];
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 562,50, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 3 primair en 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 subsidiair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval van een bedrijf, nadat hij bij een bezoek aan het bedrijf had gezien dat er stapels geld lagen. De verdachten zijn met bivakmutsen op en in het donker gekleed het bedrijf binnen gegaan. Tijdens de overval is door verdachte en zijn mededader gedreigd met geweld door een mes en een pistool te tonen. Bovendien was een van de slachtoffers een 79 jaar oude man.
Verdachte is voorbij gegaan aan de psychische gevolgen die dit voor de slachtoffers met zich heeft gebracht en nog altijd met zich brengt. De roofoverval heeft daarnaast de slachtoffers ook materiële schade berokkend. Voorts veroorzaakt een dergelijk feit gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van twee auto's en een inbraak in een woning in [N]. Uit het gedrag van verdachte komt een grote mate van gebrek respect voor de eigendommen van een ander naar voren. Door diefstallen in het algemeen wordt schade toegebracht aan de benadeelden en in het bijzonder wordt bij een inbraak in een woning een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het op naam van verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 13 april 2006, waaruit blijkt dat verdachte zich reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het Voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, d.d. 25 juli 2006 opgesteld door P. Lensen, reclasseringswerker. In het rapport komt naar voren dat verdachte beïnvloedbaar lijkt te zijn en dat hij geen duidelijk inzicht kan geven in zijn financiële situatie. Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om na zijn detentieperiode zijn leven te veranderen. De rapporteur komt in zijn rapport tot het advies om, naast een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een voorwaardelijk deel op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van een of meer gedragsinterventies.
De rechtbank neemt het advies over en acht een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 62 t/m 81, 83 t/m 92.
De rechtbank zal de teruggave aan [benadeelde partij 4] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 82. Ten aanzien van de voorwerpen onder nummer 63 en 64, te weten de handschoenen, overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat met de handschoenen enig misdrijf is begaan.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 93, te weten 5 STK Diamant Algordanza, in eigendom toebehoort en dit voorwerp onder verdachte in beslag is genomen.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De vordering van de benadeelde partij.
[Benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het aan de vordering ten grondslag liggende feit niet bewezen is verklaard;
[Benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.212,50.
Benadeelde partij vraagt vergoeding voor het verdwenen kasgeld en voor gederfde inkomsten. Ten aanzien van eerstgenoemde post, het kasgeld, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 180,-, nu vaststaat dat in elk geval dit bedrag is weggenomen en het rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering nu de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.405,10.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de vervanging van het rijbewijs, is de vordering door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering op genoemd punt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijke verklaren in de vordering, nu dit hogere deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding;
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Benadeelde partij 4] gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 4.896,49.
Deze vordering, voorzover deze géén betrekking heeft op het gestolen kasgeld, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 6 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen
Voorzover de vordering betrekking heeft op het gestolen kasgeld, zal de rechtbank de benadeelde partij slechts deels ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. Deze post ter hoogte van € 4.000,- is niet volledig toewijsbaar omdat deze onvoldoende wordt gestaafd met de door de benadeelde partij overgelegde stukken. De zich in het dossier bevindende verklaring van [verdachte] (p. 298) biedt echter voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte en zijn mededaders bij de inbraak in [N] tenminste € 1.800,- aan contant geld buit hebben gemaakt. [verdachte] heeft immers verklaard dat hij het geld gedeeld heeft met zijn twee mededaders en dat hij zelf een bedrag van ongeveer €600,- of € 700,- heeft ontvangen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2, 3 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 180,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2], tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 54,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3] en tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.249,52 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47, 57, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 primair en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 subsidiair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
2:
diefstal gepleegd door twee of meer personen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
3 subsidiair:
opzetheling, meermalen gepleegd;
5:
diefstal gepleegd door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, ook als dat inhoudt het volgend van een of meer gedragsinterventies, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 11 april 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 april 2006,
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 62 t/m 81, 83 t/m 92;
gelast de teruggave aan [benadeelde partij 4] van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 82;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 93;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in de vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], [adres] [woonplaats], een bedrag van € 180,- met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 180,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 3], [adres] [woonplaats], een bedrag van € 54,60 (vervanging rijbewijs) met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 54,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 4], een bedrag van € 3.249,52 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.249,52 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] voor het overige niet ontvankelijk in vordering, nu dit hogere deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
De Bruijn en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Mijnders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2006.