RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925331-06
's-Gravenhage, 9 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden "De Sprang" te
‘s-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juli 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Kuipers heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 1, 3 primair en 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem onder 2, 3 subsidiair en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag en het meewerken aan het totstandkomen van een gedragskundige rapportage.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 96 zal worden verbeurd verklaard en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 94, 95 zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 1];
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 562,50, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 3 primair en 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 subsidiair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval van een bedrijf, nadat een van de medeverdachten bij een bezoek aan het bedrijf had gezien dat er stapels geld lagen. De verdachten zijn met bivakmutsen op en in het donker gekleed het bedrijf binnen gegaan. Tijdens de overval is door verdachte en zijn mededader gedreigd met geweld, door een mes en een pistool te tonen. Bovendien was een van de slachtoffers een 79 jaar oude man.
Verdachte is voorbij gegaan aan de psychische gevolgen die dit voor de slachtoffers met zich heeft gebracht en nog altijd met zich brengt. De roofoverval heeft daarnaast de slachtoffers ook materiële schade berokkend. Voorts veroorzaakt een dergelijk feit gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto en heling van een auto. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, waardoor schade wordt toegebracht aan de benadeelden. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het op naam van verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, d.d. 13 april 2006, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het adviesrapport d.d. 11 juli 2006 van de Reclassering Nederland, opgesteld door mw. W. Elligens, reclasseringswerker, waarin de rapporteur tot het advies komt om verdachte een behandeling bij De Waag te laten volgen tijdens zijn detentie.
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat verdachte in aanmerking zou komen voor een werkstraf. De rechtbank, acht gelet op de ernst van de feiten en het feit dat verdachte reeds eerder tot een werkstraf is veroordeeld, wat hem er nu kennelijk niet van heeft weerhouden om weer soortgelijke feiten te plegen, een werkstraf niet passend en geboden.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, onder bepaalde voorwaarden, passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 94, 95 en 96.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[Benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het aan de vordering ten grondslag liggende feit niet bewezen is verklaard;
[Benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.212,50.
Benadeelde partij vraagt vergoeding voor het verdwenen kasgeld en voor gederfde inkomsten. Ten aanzien van eerstgenoemde post, het kasgeld, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 180,-, nu vaststaat dat in elk geval dit bedrag is weggenomen en het rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering nu de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.405,10.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de vervanging van het rijbewijs, te weten een bedrag van € 54,60, is de vordering door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering op genoemd punt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 5 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijke verklaren in de vordering, nu dit hogere deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding;
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 5 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 180,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2] en tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 54,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47, 57, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 primair, 4 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 subsidiair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
2:
diefstal gepleegd door twee of meer personen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
5:
diefstal gepleegd door twee of meer personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, ook als dat inhoudt het volgen van de behandeling bij De Waag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 11 april 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 april 2006,
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 94, 95 en 96;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in de vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], [adres] [woonplaats], een bedrag van € 180,- met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 180,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 3], [adres] [woonplaats], een bedrag van € 54,60 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 54,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
De Bruijn en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Mijnders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2006.