ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5981

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757190-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Boer
  • A. de Bruijn
  • J. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levering van een pistool voor gewapende overval en meerdere diefstallen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het leveren van een pistool aan medeverdachten, waarmee een gewapende overval is gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het pistool cruciaal was voor de overval, waarbij drie personen onder schot werden gehouden en een geldbedrag werd weggenomen. De verdachte heeft daarnaast meerdere andere strafbare feiten gepleegd, waaronder diefstal van twee auto's, twee lasergame-vesten, en inbraken in woningen en een snackbar. De rechtbank heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en heeft de vorderingen van de andere benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten die niet wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de inbeslaggenomen voorwerpen en de schadevergoedingsmaatregelen voor de benadeelde partijen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 36b, 36d, 36f, 48, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757190-06
's-Gravenhage, 9 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid-West "De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juli 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.J.C. Vos, advocaat te Haarlem, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Kuipers heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij onder 1 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem onder 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 3 zal worden onttrokken aan het verkeer, dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 8, 14 t/m 32, 42, 43 en 48 zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 5 t/m 7, 9 t/m 13, 33 t/m 41, 44, 46 en 47 zullen worden teruggegeven aan de verdachte en dat het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 45 zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [rechthebbende].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 1];
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 562,50, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair, 8 en 9 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 primair telastgelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Enkel is komen vast te staan verdachte het wapen heeft geleverd aan de medeverdachten, zodat van medeplegen geen sprake is.
Ten aanzien van het onder 8 telastgelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier is naar voren gekomen dat er binnen de telastgelegde periode in de wijk [Q] te [Z] uit diverse woningen onder andere flatscreen televisies zijn weggenomen. Mede gelet hierop is op basis van de aangifte en de zich in het dossier bevindende tapgesprekken niet vast te stellen of en zo ja waar verdachte en zijn mededaders hebben ingebroken.
Ten aanzien van het onder 9 telastgelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Zonder onderzoek door de politie naar eventuele braaksporen en de door de getuige waargenomen koevoet, dat ontbreekt, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot inbraak.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair telastgelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Ter terechtzitting heeft de verdachte betoogd dat hij niet wist waarvoor het wapen dat hij heeft geleverd zou worden gebruikt. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij vooraf is benaderd om die overval te plegen. Hoewel verdachte weigerde om mee te doen aan deze overval, was hij dus wel degelijk bekend met het voornemen daartoe. Toen hij vervolgens korte tijd daarna werd benaderd om een wapen te leveren kan het niet anders dan dat verdachte zich op dat moment heeft moeten realiseren dat dit wapen voor de overval gebruikt zou worden. Bovendien heeft medeverdachte [D] bij de politie verklaard (p. 305) dat toen het wapen bij verdachte werd opgehaald, gesproken is over gebruik van dat wapen bij een te plegen overval. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het wapen heeft geleverd, terwijl hij wist dat het gebruikt zou worden voor de overval.
Ten aanzien van het onder 6 telastgelegde (inbraak te [N]) overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat voor zover zijn medeverdachte [A] bij de politie heeft verklaard (p. 298 van het dossier) dat hij de inbraak tezamen met [E] en [F] heeft gepleegd, deze [F] een andere persoon is dan verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
[Medeverdachte A] spreekt in genoemde verklaring slechts over één [F]. Deze [F] zou volgens [medeverdachte A] ook de [F] zijn die net als [medeverdachte A] en [E] een doorboord alarmpistool heeft aangeschaft. Ook verdachte heeft bij de politie verklaard over deze doorboorde alarmpistolen (p. 152 van het dossier). Indien deze verklaring in onderling verband en samenhang wordt bezien met de genoemde verklaring van [medeverdachte A] kan dat slechts tot de conclusie leiden dat [medeverdachte A] een belastende verklaring terzake van deelname van verdachte aan de inbraak te [N] heeft afgelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn
geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aan zijn medeverdachten een pistool geleverd, met welk pistool de medeverdachten een gewapende overval hebben gepleegd. Het pistool is voor het plegen van die overval van cruciaal belang geweest. Terwijl drie personen onder schot werden gehouden, is een geldbedrag weggenomen. Op deze drie personen heeft deze bedreiging ongetwijfeld veel impact gehad. Slachtoffers van dergelijke ernstige misdrijven hebben na de eerste schrik vaak nog lange tijd last van gevoelens van onveiligheid. Ook meer in het algemeen veroorzaken dergelijke feiten gevoelend van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee auto's, de diefstal van twee lasergame-vesten, twee woninginbraken en een inbraak in een snackbar. Uit het gedrag van verdachte komt een grote mate van gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen naar voren. Dat klemt temeer als het gaat om persoonlijke eigendommen zoals sieraden en trouwringen. Door diefstallen in het algemeen wordt schade toegebracht aan de benadeelden en in het bijzonder wordt bij een inbraak in een woning een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het op naam van verdachte staan uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, d.d. 13 april 2006, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het Voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, d.d. 11 juli 2006 opgesteld door J. Toncman, reclasseringswerker, waarin de rapporteur de rechtbank verzoekt geen verplicht reclasseringscontact op te leggen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 3 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de dader of verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, zijn aangetroffen, terwijl dit voorwerp kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en dit voorwerp van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 5 t/m 7, 9 t/m 13, 33 t/m 41, 44, 46 en 47.
De rechtbank zal de teruggave aan [rechthebbende] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 45.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 8, 14 t/m 32, 42, 43 en 48, in eigendom toebehoren en of deze voorwerpen onder verdachte dan wel onder één van zijn medeverdachten in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[Benadeelde partij 1], wonende te [Z], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het aan de vordering ten grondslag liggende feit niet bewezen is verklaard;
[Benadeelde partij 2], wonende te [Z], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.212,50.
Benadeelde partij vraagt vergoeding voor het verdwenen kasgeld en voor gederfde inkomsten. Ten aanzien van eerstgenoemde post, het kasgeld, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 180,-, nu vaststaat dat in elk geval dit bedrag is weggenomen en het rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering nu de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Benadeelde partij 3], wonende te [Y], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.405,10.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de vervanging van het rijbewijs, is de vordering door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering op genoemd punt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijke verklaren in de vordering, nu dit hogere deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding;
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Benadeelde partij 4] gevestigd te [N], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.896,49.
Deze vordering, voorzover deze géén betrekking heeft op het gestolen kasgeld, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het onder 6 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen
Voorzover de vordering betrekking heeft op het gestolen kasgeld, zal de rechtbank de benadeelde partij slechts deels ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. Deze post ter hoogte van € 4.000,- is niet volledig toewijsbaar omdat deze onvoldoende wordt gestaafd met de door de benadeelde partij overgelegde stukken. De zich in het dossier bevindende verklaring van [medeverdachte A] (p. 298) biedt echter voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte en zijn mededaders bij de inbraak in [N] tenminste € 1.800,- aan contant geld buit hebben gemaakt. [Medeverdachte A] heeft immers verklaard dat hij het geld gedeeld heeft met zijn twee mededaders en dat hij zelf een bedrag van ongeveer € 600,- of € 700,- heeft ontvangen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2, 3 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 180,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2], tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 54,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3] en tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.249,52 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36b, 36d, 36f, 48, 57, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 8 en 9 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6, 7 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal gepleegd door twee of meer personen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
3 primair en 5:
diefstal gepleegd door twee of meer personen, meermalen gepleegd;
4 en 7:
diefstal gepleegd door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
6:
diefstal gepleegd door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 11 april 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 april 2006,
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2, 5 t/m 7, 9 t/m 13, 33 t/m 41, 44, 46 en 47;
gelast de teruggave aan [rechthebbende] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 45;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 8, 14 t/m 32, 42, 43 en 48;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in de vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], [adres], een bedrag van € 180,- met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 180,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 3], [adres], een bedrag van € 54,60 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 54,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 4], een bedrag van € 3.249,52 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.249,52 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] voor het overige niet ontvankelijk in vordering;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
De Bruijn en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Mijnders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2006.