ECLI:NL:RBSGR:2006:AY6213

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535109-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Veen
  • A. Donker
  • J. Bergman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zwaardere straffen opgelegd voor ontuchtige handelingen met minderjarige nichtjes

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn verre nichtjes, die op het moment van de feiten respectievelijk 14 en 8 jaar oud waren. De rechtbank oordeelt dat de ernst van de bewezen feiten en de omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straffen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit van de meisjes, waarbij hij zijn seksuele verlangens heeft laten prevaleren boven hun welzijn. De rechtbank legt zwaardere straffen op dan door de officier van justitie was gevorderd, en overweegt dat de ontucht met de 8-jarige [A] vijf jaar heeft geduurd, terwijl de 14-jarige [B] door verdachte werd lastiggevallen in een kwetsbare fase van haar leven.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die aan de verdachte zijn ten laste gelegd zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft de meisjes in hun vertrouwde omgeving benaderd, wat de impact van zijn daden vergroot. De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij, ondanks eerdere gevolgen van zijn handelen, opnieuw heeft gefaald in zijn verantwoordelijkheden. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de richtlijnen voor soortgelijke zaken. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, nu de verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535109-06
's-Gravenhage, 11 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres],
verblijvende te [verblijfplaats].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 juli 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr T. Bissessur, advocaat te Zoetermeer, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Talsma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de tijd van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat het slachtoffer heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen van de zijde van verdachte jegens haar ophielden rond haar 13e jaar. Nu het slachtoffer op 29 augustus 1991 13 jaar is geworden, terwijl de telastlegging zich uitstrekt over de periode 1 december 1991 tot en met 28 augustus 1994, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met meisjes - verre nichtjes van hem - die op dat moment respectievelijk 14 en 8 jaar oud waren. De ontucht met de 8-jarige [A] heeft 5 jaar voortgeduurd.
Verdachte is de 14-jarige [B] gaan lastigvallen door te proberen haar te (tong)zoenen, terwijl zij aan zijn toezicht was toevertrouwd toen hij haar in een moeilijke fase in haar leven in huis had genomen.
Het andere slachtoffer was nog maar 8 jaar oud toen verdachte begon met zijn ontuchtige handelingen die bestonden uit het (tong)zoenen van dit meisje en het betasten van haar borsten. Ook dit meisje verkeerde in een kwetsbare situatie: haar vader was net overleden, terwijl haar thuissituatie ook overigens al ontregeld was. Verdachte wist hiervan. Dit weerhield hem er echter niet van om zich toen haar moeder niet thuis was zelfs de toegang tot de slaapkamer van [A] te verschaffen, nadat hij met een sleutel het huis was binnengekomen.
Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze meisjes en is daarbij geheel voorbijgegaan aan de psychische gevolgen van zijn handelwijze voor deze jonge kinderen. Verdachte heeft zich alleen laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten, die vergaande gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers, temeer omdat verdachte als bekende van de kinderen de feiten veelal pleegde in de vertrouwde omgeving van de meisjes, zelfs in de slaapkamer, die toch moet gelden als een veilige leefomgeving voor een kind.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij, terwijl hij wist wat zijn handelingen bij [A] teweeg hadden gebracht (hij was uit de familie gegooid), zich jaren later wederom heeft vergrepen aan een jong familielid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het omtrent verdachte uitgebrachte Voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 22 maart 2006. Dit rapport biedt de rechtbank geen aanknopingspunten voor de op te leggen straf.
Voormelde feiten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien evenwel het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 februari 2006, niet eerder voor soortgelijke of andere misdrijven is veroordeeld, zal de rechtbank in plaats daarvan een werkstraf van na te melden duur opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden nogmaals dergelijke feiten te plegen.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde straffen. De rechtbank heeft hierbij de richtlijnen die in het algemeen voor soortgelijke zaken gehanteerd worden in aanmerking genomen, de leeftijd van [A] toen de ontucht met haar begon, alsmede de zwakke positie van de beide meisjes. Het is op deze gronden dat de rechtbank de hierna te vermelden zwaardere straffen zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank neemt daarbij tevens in beschouwing dat de ontuchtige handelingen van verdachte zich kennelijk niet hebben beperkt tot [B] en [A], maar zich in het verleden ook hebben uitgestrekt tot een ouder zusje van [A].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c, 22d, 45 (oud), 57, 245 en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
POGING TOT MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN, MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM;
ten aanzien van feit 2:
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 (EENHONDERD TACHTIG) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 174 (EENHONDERD VIERENZEVENTIG) UREN resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 87 (ZEVENENTACHTIG) DAGEN;
in verzekering gesteld op : 6 februari 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 februari 2006,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van : 9 februari 2006;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van der Veen, voorzitter,
Donker en Bergman, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2006.
mr Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen