ECLI:NL:RBSGR:2006:AY7013

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
257128
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake geldvordering tussen Ceres International B.V. en VCI Nederland B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank 's-Gravenhage, betreft het een bevoegdheidsincident in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ceres International B.V. en VCI Nederland B.V. Ceres vorderde een bedrag van € 65.058,69 van VCI, dat zij in opdracht van een derde partij, [X.], had geleverd. De vordering was gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, omdat betaling door [X.] was uitgebleven. Tijdens de procedure werd echter duidelijk dat de vordering tegen [X.] was doorgehaald, wat leidde tot een discussie over de bevoegdheid van de rechtbank om van de vordering tegen VCI kennis te nemen.

VCI heeft de exceptie van onbevoegdheid ingeroepen, stellende dat de rechtbank 's-Gravenhage niet bevoegd was, nu de vordering tegen [X.] niet meer bestond. Ceres voerde aan dat de rechtbank bevoegd was op het moment van dagvaarding en dat de samenhang tussen de vorderingen niet was betwist. De rechtbank overwoog dat de bevoegdheid van de rechtbank afhankelijk was van de samenhang met de vordering tegen [X.], en dat nu deze vordering niet meer bestond, de rechtbank Alkmaar bevoegd was om van de vordering van Ceres tegen VCI kennis te nemen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat zij zich onbevoegd verklaarde om van de vordering van Ceres tegen VCI kennis te nemen en heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Alkmaar. Ceres werd veroordeeld in de kosten van het incident, die op nihil aan verschotten en € 452,-- aan salaris procureur werden begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 19 april 2006 door mr. H. Wien, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

mg/I.inc
rolnummer: 06/101
zaaknummer: 257128
datum vonnis: 19 april 2006
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
Vonnis in het bevoegdheidsincident in de zaak met rolnummer HA ZA 06/101 en zaaknummer 257128 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CERES INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te De Goorn, gemeente Wester-Koggenland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur: mr. M. Spaa,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VCI NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
gedaagde sub 2 in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur: mr. E.D. Drok.
Partijen worden hierna aangeduid als "Ceres" en "VCI".
RECHTSOVERWEGINGEN
in de hoofdzaak en in het incident:
1. Aanvankelijk heeft Ceres naast VCI ook de besloten vennootschap [X.] B.V. ([X.]), statutair gevestigd te [Y.], gedagvaard. De vordering tegen laatstgenoemde vennootschap strekte kort gezegd tot betaling van een drietal facturen ad in totaal € 84.226,02, te vermeerderen met rente en kosten. Ter rolzitting van 22 februari 2006 is de procedure tussen Ceres en [X.] wegens een alsnog getroffen minnelijke regeling op gezamenlijk verzoek doorgehaald, zodat thans nog slechts de vordering van Ceres tegen VCI resteert.
2. Ceres vordert VCI te veroordelen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 65.058,69 alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.788,--, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding en met veroordeling van VCI in de kosten van deze procedure.
3. Ceres voert daartoe verkort en zakelijk weergegeven het volgende aan. Ceres heeft in opdracht van [X.] in de periode augustus 2003 tot en met april 2005 diverse weefselkweken van planten, ter waarde van in totaal € 65.058,69, vermeerderd en geleverd aan VCI. Omdat betaling door [X.] vooralsnog is uitgebleven vordert Ceres van VCI een schadevergoeding ter grootte van voornoemd bedrag wegens ongerechtvaardigde verrijking, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding.
4. VCI heeft voor alle weren de exceptie van onbevoegdheid ingeroepen. Zij voert daartoe aan dat [X.] te [Y.] thans geen partij meer is in deze procedure, zodat de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank in de procedure tussen Ceres en VCI niet langer gebaseerd kan worden op samenhang met de vordering van Ceres tegen [X.]. Dit betekent dat op grond van de normale bevoegdheidsregels de rechtbank Alkmaar in plaats van deze rechtbank bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen.
5. Ceres heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt onder andere dat deze rechtbank bevoegd was op het moment dat de onderhavige procedure bij dagvaarding van 15 december 2005 aanhangig werd gemaakt. De door Ceres getroffen regeling met [X.] doet daar niet aan af, waarbij Ceres nog opmerkt dat VCI de samenhang tussen de vordering tegen [X.] en die tegen VCI niet heeft betwist.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
De bevoegdheid van deze rechtbank om van de vordering tegen VCI kennis te nemen ontleent Ceres aan de samenhang daarvan met de gestelde vordering tegen [X.]. Nu de procedure tussen Ceres en [X.] is doorgehaald, is de vordering tegen laatstgenoemde geen onderwerp meer van de onderhavige procedure. In zoverre is sprake van een 'eiswijziging' door Ceres en kan van subjectieve cumulatie op grond van artikel 107 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van de vorderingen tegen VCI en [X.] dus geen sprake meer zijn. Ingevolge de hoofdregel van artikel 99 Rv is de rechtbank Alkmaar derhalve thans bevoegd om van de vordering van Ceres tegen VCI kennis te nemen. Voorts past verwijzing in dit geval in het systeem van de wet op grond waarvan voor de vraag naar de bevoegdheid eiswijzigingen immers ook in aanmerking genomen moeten worden (vergelijk onder andere de artikelen 129 Rv en 95 Rv).
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de incidentele vordering zal worden toegewezen, met veroordeling van Ceres, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het incident.
BESLISSING
De rechtbank:
in de hoofdzaak en in het incident:
verklaart zich onbevoegd van de thans nog resterende vordering van Ceres op VCI kennis te nemen en verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Alkmaar, alwaar partijen deugdelijk vertegenwoordigd door een procureur dienen te verschijnen teneinde verder te procederen;
veroordeelt Ceres in de kosten van het incident tot op heden aan de zijde van VCI begroot op nihil aan verschotten en € 452,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.