RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650036-06
's-Gravenhage, 18 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres] te [woonplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden", PCS JHvB De Sprang Unit 3.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 augustus 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J.C. Herweijer, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 24, 25, 27 en 28 zullen worden verbeurdverklaard, en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 12, 21, 22, 23 en 26 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In het procesdossier ([......], aanvulling 1) en het zich daarin bevindende proces-verbaal van bevindingen van Brigadier van politie [X] (.........) staat het volgende gerelateerd.
"In het zakendossier "[.......]" is een overzicht gegeven van de in de woning aan het [adres] aangetroffen vuurwapens en munitie. In dat dossier is als ambtshandeling 06 tot en met 08 (........) een proces-verbaal gevoegd van aangetroffen munitie en patroonhouder. Deze goederen zijn echter niet aangetroffen in perceel [adres verdachte] te [woonplaats]. Deze goederen staan ook niet omschreven in het proces-verbaal van doorzoeking aan het [adres verdachte]. De omschreven goederen zijn aangetroffen in de woning aan de [ander adres] en zullen worden gevoegd in het zakendossier "........."."
Op basis van het bovenstaande, alsmede het feit dat de in feit 3 omschreven munitie niet in het originele proces-verbaal van doorzoeking van het perceel [adres] te [woonplaats] staan omschreven, is de rechtbank van oordeel dat het wettig bewijs ontbreekt voor dit feit en spreekt verdachte derhalve daarvan vrij.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Verdachte heeft hem onder 1 telastegelegde ontkend en heeft ter zitting en ook tijdens zijn verhoren bij de politie aangegeven dat de bivakmuts en de panty's c.q. kousen, die in zijn auto aanwezig waren geenszins bestemd waren tot het uitvoeren van enig strafbaar feit. De voorwerpen lagen, zo stelt verdachte, al meerdere dagen in zijn auto en waren bestemd voor een erotisch spel dat hij met een vriendin verwachtte te zullen hebben. Weliswaar is door verdachte, zo geeft hij aan, gesproken met een van de medeverdachten over het door hem, verdachte, ophalen van panty's, maar dat zag niet op panty's die bestemd waren voor het uitvoeren van een vrijheidsberoving. Verdachte heeft te kennen gegeven dat dit ophalen van panty's zag op panty's waarover de medeverdachte wenste te beschikken bij een erotisch evenement dat de medeverdachte die avond wenste te hebben.
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op dit punt niet geloofwaardig. Door de mededaders van verdachte is immers, nadat verdachte was weggereden van de plek te [A], waar het beoogd slachtoffer zich in een restaurant bevond, onderling gesproken over de wenselijkheid c.q. overbodigheid panty's ter beschikking te hebben, zulks in verband met het te plegen feit. Ook is er, blijkens de afgeluisterde gesprekken, over gesproken dat een SMS -bericht van verdachte inhield dat wegens het gesloten zijn van een benzinestation, door verdachte aldaar geen panty's gekocht konden worden.
Uit deze, afgeluisterde, gesprekken vloeit onmiskenbaar voort dat naar wetenschap van de mededaders verdachte op weg was gegaan om panty's te halen met het oog op het te plegen feit.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het voorbereiden van een vorm van wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Blijkens afgeluisterde (telefoon)gesprekken en afgelegde verklaringen was het uiteindelijk doel het verkrijgen van aanzienlijk financieel gewin. Om het feit voor te bereiden hebben verdachte en zijn mededaders zich voorzien van onder meer een auto met een aanzienlijke afgesloten laadruimte, een geladen vuurwapen, touw, handschoenen, een bivakmuts en panty's. Dat het bij een voorbereiding is gebleven, is slechts het gevolg van door verdachte en zijn mededaders niet voorziene ontwikkelingen op de avond van de voorgenomen vrijheidsberoving.
Een strafbaar feit als verdachte en zijn mededaders voor ogen stond maakt niet alleen een aanzienlijke inbreuk op de persoonlijke integriteit van het beoogd slachtoffer, maar veroorzaakt ook in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Voorbereiding van een dergelijk ernstig feit is aanleiding voor een aanmerkelijke strafrechtelijk reactie.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank anderzijds in aanmerking genomen, dat blijkens het onderzoek de rol van verdachte een geringere is geweest dan die van andere personen die bij het feit betrokken zijn geweest.
Uit de doorzoeking in de woning van verdachte, is voorts gebleken dat hij in het bezit was van twee vuurwapens, een fors aantal patronen en ruim een kilo hasjiesj en acht gram hennep.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapen en munitie is gevaarlijk voor de samenleving. Het ongeoorloofde bezit ervan wordt dan ook met aanzienlijk straffen bedreigd. Ook de aanwezigheid van drugs in een hoeveelheid als bij verdachte in diens woning is aangetroffen vormt een bedreiging voor de gezondheid van personen.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 25 april 2006 de justitiële contacten van verdachte van langere tijd geleden zijn, andersoortige feiten betroffen die daarnaast ook van mindere ernst zijn geweest dat de onderhavige feiten.
Gelet op het vorenstaande, alsmede de geringere rol die verdachte ten opzichte van zijn medeverdachten in feit 1 heeft gespeeld, acht de rechtbank navolgende deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 27 en 28 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 12, 21, 22, 23, 25 en 26 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 24.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 46, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
- 3, 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN VOORBEREIDING VAN MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN/BEROOFD HOUDEN;
ten aanzien van feit 2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III, MEERMALEN GEPLEEGD
EN
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 4:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 24 april 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 april 2006,
in vrijheid gesteld op : 4 mei 2006,
opnieuw in voorlopige hechtenis gesteld op : 15 juni 2006,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 27 en 28;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 12, 21, 22, 23, 25 en 26;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 24;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hoek, voorzitter,
Schreuder en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Bröcheler, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2006.