ECLI:NL:RBSGR:2006:AY7875

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/6193 WWB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag algemene bijstand wegens niet verschijnen op intakegesprek

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had op 30 maart 2005 een aanvraag voor algemene bijstand ingediend. Bij brief van 25 april 2005 werd zij uitgenodigd voor een intakegesprek op 3 mei 2005, waarbij zij werd verzocht om specifieke ontbrekende documenten mee te nemen. In de brief werd tevens vermeld dat als zij niet zou verschijnen, haar aanvraag niet in behandeling zou worden genomen. Eiseres is echter niet verschenen op het gesprek, wat leidde tot een besluit van verweerder op 4 mei 2005 om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet binnen de door verweerder gestelde termijn is verschenen met de benodigde gegevens. De zaak is op 1 juni 2006 ter zitting behandeld, maar wederom is eiseres niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Catakli. De rechtbank heeft in haar overwegingen artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat een bestuursorgaan de aanvraag kan afwijzen indien de aanvrager niet voldoet aan de wettelijke voorschriften voor de behandeling van de aanvraag.

De rechtbank oordeelde dat de termijn van acht dagen, die eiseres was gegeven om de ontbrekende bescheiden aan te leveren, redelijk was. Eiseres had zelf verklaard regelmatig haar post te controleren en had moeten anticiperen op belangrijke correspondentie van verweerder. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was, omdat eiseres niet de benodigde informatie had verstrekt om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 05/6193 WWB
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 30 maart 2005 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag algemene bijstand ingediend.
Bij brief van 25 april 2005 werd eiseres uitgenodigd voor een intakegesprek op 3 mei 2005. Ze werd voor dit gesprek verzocht nader gespecificeerde ontbrekende bescheiden mee te nemen. Tevens werd haar in bewuste brief te kennen gegeven dat wanneer zij niet zou verschijnen, haar aanvraag niet in behandeling zou worden genomen. Eiseres is uiteindelijk niet verschenen.
Bij besluit van 4 mei 2005 heeft verweerder aan eiseres laten weten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 14 mei 2005 een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 21 juli 2005, verzonden op 25 juli 2005, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is bij brief van 28 augustus 2005, ingekomen bij de rechtbank op 1 september 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 5 oktober 2005 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 1 juni 2006 ter zitting behandeld.
Eiseres is niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L Catakli.
Motivering
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Eiseres is blijkens de brief van 25 april 2005 gevraagd op 3 mei 2005 op het wijkkantoor te verschijnen met een geldig legitimatiebewijs, met bewijzen van sollicitaties van na 23 maart 2005 en met giroafschriften over de periode van 23 december 2004 tot en met 14 maart 2005. Niet in geschil is dat de brief van 25 april 2005 tijdig op het huisadres van eiseres is bezorgd. Er is eiseres een termijn van acht kalenderdagen geboden om op 3 mei 2005 op het wijkkantoor met ontbrekende bescheiden te verschijnen. Naar het oordeel van de rechtbank is - gezien de aard van de mee te brengen bescheiden - deze termijn als redelijk te beschouwen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat eiseres zelf heeft verklaard twee maal per week naar haar eigen huisadres te gaan om haar post te controleren. Voorts had van eiseres verwacht mogen worden dat zij extra alert was op post van verweerder nu zij eind maart 2005 een aanvraag in het kader van de Wet werk en bijstand had gedaan. Het risico dat zij desondanks wegens verblijf bij haar moeder voor de aanvraag relevante post over het hoofd heeft gezien, moet - in tegenstelling tot hetgeen is aangevoerd in het beroepschrift - redelijkerwijs voor rekening van eiseres blijven.
Bij toepassing van artikel 4:5 van de Awb vindt geen inhoudelijke beoordeling van de aanvraag plaats. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 januari 2000, gepubliceerd in USZ 2000/38. Nu vaststaat dat vóór 4 mei 2005 de gegevens niet waren overgelegd om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen, heeft verweerder het bezwaar met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb terecht ongegrond verklaard.
Gelet op het bovenstaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. van Rijn.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,