ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9463

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/755145-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Timmermans
  • Ferenschild
  • Smid-Verhage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en bancaire fraude met aanzienlijke schade voor banken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich gedurende een aanzienlijke periode bezighield met bancaire fraude. De verdachte, samen met medeverdachte [B], vormde de harde kern van deze organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de organisatie op grote schaal misbruik maakte van incassocontracten en acceptgirokaarten, waarbij grote geldbedragen werden geïncasseerd bij derden zonder dat zij daartoe gerechtigd waren. De geïnde bedragen werden vervolgens door de verdachte en zijn mededaders weggesluisd of contant opgenomen, waardoor zij de facto de begunstigden waren van deze frauduleuze activiteiten.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder medeplegen van oplichting, poging tot oplichting en witwassen. De rechtbank overwoog dat de verdachte als regisseur van de fraude kan worden aangemerkt en dat de organisatie, waaraan ook andere verdachten deelnamen, aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan verschillende banken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, rekening houdend met de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing waren en dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten.

De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarnaast enkele feiten niet bewezen verklaard en de verdachte daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/755145-05
's-Gravenhage, 3 oktober 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 5 juli 2006 en 19 september 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Schuijer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 3 primair, 5 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 6 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 7 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 8 en 9 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaarding, gemerkt A1, A2, A3 en A4, en van de vorderingen wijziging telastlegging, gemerkt A5, A6, A7, A8, A9, A10, A11, A12 en A13.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 4 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 6 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief en 7 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3, 5 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 8 en 9 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B1, B2, B3, B4, B5 en B6.
Overweging met betrekking tot de criminele organisatie.
De rechtbank overweegt dat de criminele organisatie gedurende de telastgelegde periode in ieder geval heeft bestaan uit de verdachten [verdachte [A]] en [B] als harde kern en dat aan deze organisatie voor kortere of langere periode is deelgenomen door de verdachten [E], [F], [G], [H], [C], [I] en [D].
Bij de bewezenverklaring van "andere personen" gaat de rechtbank ervan uit dat de gebroeders [J] en [K] door bedreigingen dan wel het verrichten van hand en spandiensten de organisatie hebben gefaciliteerd.
Verdachte is degene die als regisseur van de fraude kan worden aangemerkt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een organisatie die zich op grote schaal en gedurende een aanzienlijke periode heeft bezig gehouden met criminele activiteiten, met name bancaire fraude, waarvan verdachte, tezamen met medeverdachte [B], de harde kern vormde.
Kort gezegd heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen middels rechtspersonen misbruik gemaakt van (door verschillende banken verstrekte) incassocontracten en acceptgirokaarten. Het misbruik bestond er (merendeels) in dat die rechtspersonen grote geldbedragen geïncasseerd hebben bij derden, zonder dat zij daartoe gerechtigd waren. De geïnde bedragen werden vervolgens door verdachte en/of zijn mededaders weggesluisd (van bedrijf op bedrijf) of direct contant opgenomen; uiteindelijk waren verdachte en/of zijn mededaders de facto steeds de begunstigden.
Door veelvuldige wijzigingen in de registers van de Kamers van Koophandel aan te (laten) brengen waarbij de namen van directeuren en aandeelhouders van deze rechtspersonen elkaar -veelal met terugwerkende kracht- opvolgden en door met grote regelmaat gebruik te maken van katvangers, werd bovendien het opsporen van de voor de rechtspersonen juridisch verantwoordelijken bemoeilijkt.
Een en ander heeft ertoe geleid dat een aantal banken forse schade heeft geleden, nu zij de ten onrechte geïnde bedragen veelal niet kon 'storneren' en de benadeelde derden uit eigen middelen schadeloos heeft gesteld.
Verdachte heeft door zijn handelen de integriteit van het economische en financiële verkeer ernstig geschaad en verschillende banken financieel benadeeld. Voorts wordt door dit soort strafbare feiten het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in schriftelijke vormen van betalingsverkeer en in gegevens, opgenomen in registers zoals de Kamer van Koophandel, ondermijnd. Verdachte heeft louter uit winstbejag gehandeld, zonder zich rekenschap te geven van de maatschappelijke gevolgen van zijn handelwijze.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie eerder wegens vermogensmisdrijven is veroordeeld.
Mede omdat de rechtbank tot een mindere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie gevorderde opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 47, 57, 140, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 4 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 6 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief en 7 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3, 5 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 8 en 9 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feiten 1 primair, 3 primair en 5 eerste alternatief/cumulatief:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5, tweede alternatief/cumulatief:
Medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 8:
Witwassen;
Ten aanzien van feit 9:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 03-01-2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 06-01-2006,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Ferenschild en Smid-Verhage, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2006.