ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1885

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/43942
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielaanvraagprocedure

In deze zaak heeft eiser op 19 juli 2006 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aangezien de beslissing op deze aanvraag niet tijdig was genomen, heeft eiser op 8 september 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank 's-Gravenhage heeft echter geoordeeld dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, nog niet was verstreken op het moment van het indienen van het beroep. Hierdoor was er geen grond voor de conclusie dat verweerder niet tijdig had beslist op de aanvraag.

De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat eiser in vreemdelingenbewaring is gesteld, niet afdoet aan de geldigheid van de beslistermijn. Eiser heeft ook geprobeerd een beroep te doen op artikel 59, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, maar de rechtbank stelt vast dat deze bepalingen betrekking hebben op de duur van de bewaring en niet op de beslistermijn voor de aanvraag. Aangezien het beroep prematuur was ingesteld, verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank heeft de zaak gesloten en de beslissing is op 17 oktober 2006 openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende verzet doen binnen zes weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank heeft de zaak behandeld in de sector bestuursrecht, specifiek de vreemdelingenkamer, en de uitspraak is ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zitting houdende te Dordrecht
procedurenummer: AWB 06/43942
uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. F.A.M. te Braake, advocaat te Goes,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te 's-Gravenhage, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Eiser heeft op 19 juli 2006 een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag heeft eiser bij faxbericht van 8 september 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: de Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is.
De rechtbank heeft aanleiding gezien om met toepassing van voormelde bepaling het onderzoek in deze zaak te sluiten.
Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Namens eiser is aangevoerd dat zijn asielaanvraag dateert van 19 juli 2006, hij op 2 augustus 2006 in vreemdelingenbewaring is gesteld en verweerder derhalve ten tijde van het instellen van beroep reeds een besluit had moeten nemen op de aanvraag.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
Aangezien eisers aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning dateert van 19 juli 2006, was bovengenoemde beslistermijn nog niet verstreken ten tijde van het instellen van het beroep. Voor het oordeel dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag bestaat derhalve geen grond.
De omstandigheid dat aan eiser de maatregel van vreemdelingenbewaring is opgelegd, maakt voorgaande niet anders. Voor zover namens eiser is bedoeld een beroep te doen op het bepaalde in artikel 59, vierde lid van de Vw 2000, overweegt de rechtbank dat de termijnen die daarin worden genoemd – nog daargelaten de vraag of die in het onderhavige geval zijn overschreden – op de duur van de bewaring zien en geen beslistermijn behelzen in afwijking van artikel 42 van de Vw 2000.
Eiser heeft derhalve op een tijdstip dat er nog geen sprake was van het ingevolge artikel 6:2 van de Awb voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, beroep ingesteld. Nu het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit prematuur is ingesteld, is de rechtbank kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Mitsdien beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, en door deze en mr. J. van de Meerakker, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 17 oktober 2006
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende verzet doen door het indienen van een verzetschrift bij de rechtbank (sector bestuursrecht), p/a rechtbank Dordrecht, postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.