ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ4958

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/611616-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Belzen
  • A. Schaaf
  • M. Spaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na verkeersongeval met dodelijke afloop door dramatische samenloop van omstandigheden

Op 20 december 2006 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 27 december 2005. Het ongeval vond plaats op de A12 ter hoogte van Bodegraven, waarbij het slachtoffer, een vrachtwagenchauffeur, ernstig letsel opliep en de volgende dag overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ongeval het gevolg was van een dramatische samenloop van omstandigheden en dat de verdachte niet schuldig was aan het ongeval.

De verdachte had kort voor het ongeval een joint gerookt, maar het toxicologisch onderzoek toonde aan dat zijn rijvaardigheid hierdoor niet negatief was beïnvloed. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met een snelheid tussen de 70 en 100 kilometer per uur reed, wat niet in strijd was met de geldende maximumsnelheid van 120 kilometer per uur op dat traject. Hoewel er matrixborden waren die een lagere snelheid aangaven, waren deze niet ingeschakeld in de richting van Rotterdam, waar de verdachte reed.

De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat het rijgedrag van de verdachte gevaarzettend was en dat de omstandigheden, zoals de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek, een rol speelden in het ontstaan van het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij schuld had aan het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/611616-06
's-Gravenhage, 20 december 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 december 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Gruppelaar heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair telastgelegde, uitsluitend ten aanzien van het tweede gedachtestreepje - luidende: hij, verdachte, heeft gereden met een, gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse, veel te hoge snelheid - wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
[Slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) is op 27 december 2005 met zijn vrachtauto op de A12 in de richting van Rotterdam, ter hoogte van Bodegraven, geslipt, geschaard en vervolgens tegen de rijrichting in aan de linkerzijde van de rijbaan in de berm tot stilstand gekomen. [Slachtoffer] is hierop uit de vrachtauto gestapt. Kort daarna is ook verdachte met zijn personenauto om en nabij diezelfde locatie geslipt en heeft de macht over het stuur verloren. De auto van verdachte is hierdoor in botsing gekomen met de vrachtauto van [slachtoffer], precies op een plek waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond. [slachtoffer] is hierdoor bekneld geraakt tussen de beide voertuigen, als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen. Op 28 december 2005 is [slachtoffer] aan zijn verwondingen overleden.
Ter beoordeling staat de vraag of, en zo ja in hoeverre, het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is.
Vast staat dat verdachte enige tijd voordat hij in zijn auto stapte een jointje had gerookt. De resultaten van het toxicologisch onderzoek, als vervat in het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 maart 2006, kunnen evenwel niet tot de conclusie leiden dat de rijvaardigheid van verdachte door dit drugsgebruik negatief be‹nvloed was.
Uit het onderzoek is de rechtbank voorts niet gebleken dat verdachte heeft gereden met een te hoge snelheid gelet op de omstandigheden ter plaatse. Op het bewuste traject geldt een maximumsnelheid van 120 kilometer per uur. Verdachte heeft verklaard dat hij tussen de 70 en 100 kilometer per uur heeft gereden. Niet is gebleken dat dit anders zou zijn geweest. Weliswaar is uit het onderzoek naar voren gekomen dat de matrixborden boven de A12 in de richting van Utrecht in verband met de weersomstandigheden een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur aangaven, maar tevens is gebleken dat deze borden in de richting van Rotterdam niet waren ingeschakeld. Voorts is in het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 5 februari 2006 vermeld dat er een laagje sneeuw op het bevroren wegdek lag. Daarentegen maken de verbalisanten er ook melding van dat niet meer na te gaan was hoe de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek waren vlak voor de plaats van het ongeval. Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij steeds op de rechter rijstrook heeft gereden, omdat deze sneeuwvrij was doordat vrijwel al het verkeer gebruik maakte van deze strook. Deze verklaring komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
Verder is de rechtbank niet gebleken dat het gegeven dat verdachte kort voor de plaats van het ongeval een strooiwagen had ingehaald van enige invloed op het ontstaan van dit ongeval is geweest.
Gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het ongeval te wijten is aan een dramatische samenloop van omstandigheden. Niet gebleken is dat verdachte hieraan schuldig is geweest, dan wel dat zijn rijgedrag op enigerlei wijze als gevaarzettend kan worden aangemerkt. Mitsdien dient hij van het hem primair en subsidiair telastgelegde te worden vrijgesproken.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder primair en subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Van Belzen, voorzitter,
Schaaf en Spaans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2006.