ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5109

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/925387-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Knol
  • A. Steenhuis
  • J. Spros
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bezit en verspreiding van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van 16 maanden een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen in bezit had en deze ook verspreidde. De verdachte maakte gebruik van het programma KaZaa Lite om kinderpornografisch materiaal te downloaden en te delen via een vrij toegankelijke gedeelde map. Op 25 april 2005 heeft een opsporingsambtenaar 21 kinderpornografische afbeeldingen gedownload vanuit deze gedeelde map. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij deze bestanden zou kunnen verspreiden, maar dat niet bewezen was dat hij dit op andere tijdstippen ook daadwerkelijk had gedaan. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit en de verspreiding van kinderporno, zoals bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur, met aftrek, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte werd ook verplicht om contact te houden met de reclassering en een ambulante behandeling bij PsyQ te ondergaan. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rapporten van deskundigen die de noodzaak van behandeling voor de verdachte onderstreepten, en dat de kans op herhaling van soortgelijke delicten kan verminderen na adequate behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925387-06
's-Gravenhage, 17 november 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 november 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr S.M.C. van Beek, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr C.E.J. Backer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het telastgelegde verspreiden en in bezit hebben wordt veroordeeld tot een werkstraf van
240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt een behandeling bij PsyQ.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De raadsman heeft met betrekking tot het eerste cumulatief/alternatief telastgelegde betoogd dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat verdachte actief de kinderpornografische afbeeldingen heeft doorgezonden aan anderen en dat deze afbeeldingen ook daadwerkelijk zijn gedownload en ontvangen door anderen, zodat de verspreiding van de kinderpornografische afbeeldingen niet is komen vast te staan en verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van de verklaringen van verdachte bij de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de periode van 1 mei 2004 tot en met 31 augustus 2005 actief en bewust op internet heeft gezocht naar onder andere kinderporno. Verdachte deed dat onder meer door voor hij naar zijn werk ging het zoeken en downloaden te starten en dat te laten voortduren totdat hij van zijn werk terugkwam.
Verdachte maakte daarbij onder meer gebruik van het programma KaZaa Lite. Dit is een zogenaamd 'peer to peer' programma, hetgeen betekent dat bestanden die worden binnengehaald rechtstreeks afkomstig zijn van de computer van een andere gebruiker van het programma die de bestanden in een vrij toegankelijke map, een zogenaamde gedeelde map, heeft opgeslagen.
Verdachte heeft bewust gebruik gemaakt van de mogelijkheid in het programma Kazaa om een gedeelde map in te stellen. Hiertoe heeft hij bij de politie verklaard dat een programma als Kazaa alleen werkt als je deelt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in het begin de door hem gedownloade kinderpornografische bestanden wegzette in de openstaande (rechtbank: gedeelde) map die Kazaa automatisch aangeeft. Verdachte was ermee bekend dat andere gebruikers van Kazaa vanuit die gedeelde map bestanden konden downloaden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de afbeeldingen drie à vier keer per week selecteerde, waarna de geselecteerde (in een aantal gevallen kinderpornografische) bestanden werden opgeslagen in een niet vrij toegankelijke map. Het verwijderen en elders opslaan van de bestanden uit de gedeelde map is niet specifiek gedaan om te voorkomen dat anderen dergelijke bestanden zouden kunnen downloaden, zo verklaart verdachte. Ook overigens zegt verdachte geen andere maatregelen te hebben genomen om de door hem gedownloade bestanden (waaronder kinderpornografische) af te schermen.
Uit het vorenstaande volgt dat de kans, dat iemand die met behulp van het computerprogramma KaZaa Lite op het internet kinderpornografische bestanden zoekt, in verbinding komt met een computer, waarin een dergelijk bestand is opgeslagen in een voor hem vrij toegankelijke gedeelde map, aanzienlijk is.
Door op de wijze als bovenomschreven gedurende een lange periode steeds opnieuw bestanden met kinderporno te downloaden en deze gedownloade bestanden gedurende enige tijd in een (vrij toegankelijke) gedeelde map te laten staan, en dusdoende de kring van degenen die kennis (kunnen) nemen van afbeeldingen als hier bedoeld te vergroten, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij dergelijke bestanden zou kunnen verspreiden als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (vergelijk het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2005, NJ 2005, 558).
Dat ook daadwerkelijk kinderpornografische afbeeldingen zijn verspreid blijkt uit het feit dat een opsporingsambtenaar op 25 april 2005 21 kinderpornografische afbeeldingen door middel van het programma KaZaa Lite heeft gedownload vanuit de gedeelde map op de computer van verdachte. Nu het hier ging om meerdere afbeeldingen, moet dit worden gekwalificeerd als verspreiden, meermalen gepleegd.
Niet bewezen is echter dat ook op andere tijdstippen in de telastgelegde periode sprake was van verspreiden, nu geen bewijs voorhanden is dat ook anderen daadwerkelijk kinderpornografische afbeeldingen vanaf de computer van verdachte hebben gedownload. Het enkele feit dat de mogelijkheid aanwezig was dat anderen dergelijke bestanden zouden kunnen downloaden - waarvoor overigens geen verdere actie van verdachte noodzakelijk was - en dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans daarop ook heeft aanvaard, levert, anders dan het gerechtshof 's-Hertogenbosch in voornoemd arrest heeft geoordeeld, naar het oordeel van de rechtbank nog niet het voltooide delict van verspreiden van kinderporno op.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van 16 maanden een grote hoeveelheid - van het internet gedownloade - kinderpornografische afbeeldingen in bezit gehad en ook kinderpornografisch materiaal verspreid. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij door zijn handelen, zij het indirect, betrokken is bij en medeverantwoordelijk is voor het misbruik van vaak zeer jonge kinderen die tot het poseren voor dergelijke afbeeldingen worden gedwongen. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door betrokkenheid bij seksuele handelingen zoals hier aan de orde psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige feiten hetgeen dan ook scherpe afkeuring verdient.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van deskundige drs. F.G. Schilder,
GZ-psycholoog, d.d. 12 oktober 2006.
In het rapport wordt aangegeven dat bij verdachte geen aanwijzingen zijn gevonden die duiden op een psychiatrische stoornis. Voorts worden voor het bestaan van een persoonlijkheids-stoornis onvoldoende termen aanwezig geacht. Aangaande de seksuele ontwikkeling lijkt (nog) geen sprake van een uitsluitend pedofiele gerichtheid; wel wordt gesteld dat het seksuele leven van verdachte op volwassen niveau geblokkeerd is geraakt, vanuit (seksuele) onlust en met geringe remming vanuit het besef van strafbaarheid van zijn gedrag, aan regulatie-mogelijkheden op de ontstane spanningsvolle situatie tekort is gekomen en tot een opportunistische reactie is overgegaan, te weten het downloaden van kinderporno. Verdachte wordt ten aanzien van de telastgelegde feiten -indien bewezen- volledig toerekeningsvatbaar geacht. De kans op herhaling van soortgelijke delicten is verhoogd maar kan in belangrijke mate verminderen na adequate behandeling van de persoonlijkheids- en seksualiteitsproblematiek. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van ambulante behandeling door PsyQ onder toezicht van de reclassering. Ten aanzien van het onvoorwaardelijke deel van de straf wordt geadviseerd een taakstraf in plaats van gevangenisstraf op te leggen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten van T.E.M.M. Scholtens, reclasseringswerker, d.d. 4 september 2006 en 23 oktober 2006.
Uit de rapporten komt naar voren dat behandeling van de persoonlijkheids- en seksualiteitsproblematiek van verdachte door PsyQ noodzakelijk wordt geoordeeld, en wel in een dwingend kader om te voorkomen dat de motivatie van verdachte afneemt en hij de behandeling afbreekt.
Geadviseerd wordt om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact en behandeling bij PsyQ.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 28 april 2006 niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, de door de officier van justitie gevorderde werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht, anderzijds wordt het verdachte duidelijk gemaakt dat hij zich in de toekomst van het plegen van (dergelijke) strafbare feiten dient te onthouden.
Daarnaast zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden van verplicht reclasseringstoezicht met (voortzetting van) behandeling door PsyQ.
De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op drie jaar omdat het - gezien de problematiek van verdachte en de omstandigheid dat hij, blijkens zijn verklaring ter terechtzitting, geen enkel inzicht zegt te hebben waarom hij nu juist kinderporno heeft gedownload - geboden is dat hij gedurende langere tijd aan reclasseringstoezicht is onderworpen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 en 2 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en de inhoud van deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd,
en
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 238 UREN resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 119 DAGEN;
in verzekering gesteld op : 27 april 2006,
in bewaring gesteld op : 28 april 2006,
welk bevel tot bewaring werd opgeschort met ingang van : 28 april 2006;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 (DRIE) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, hetgeen mede inhoudt (voorzetting van) ambulante behandeling door PsyQ;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 2, te weten een externe harde schijf (Maxtor) en een harde schijf uit de Microstar-PC;
heft op het opgeschorte bevel tot bewaring van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Knol, voorzitter,
Steenhuis en Spros, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2006.