ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5601

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1830, 05/1831 en 05/1832 BESLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van de Kamer voor de Binnenvisserij inzake verlenging huurovereenkomst visrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging 'Verenigde eigenaren Langeraarse Plassen' (VELP) en de Kamer voor de Binnenvisserij. De zaak betreft de verlenging van een huurovereenkomst voor visrechten op percelen water in de Zuid- en Noordplas van de Noordeinden Geerpolder, gelegen in de gemeente Ter Aar. De rechtbank heeft de beroepen van VELP gegrond verklaard en de besluiten van de Kamer van 15 december 2004 vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de Kamer ten onrechte had geoordeeld dat de vennootschap onder firma (v.o.f.) met vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] als huurster was opgetreden in de rechten van de oorspronkelijke huurovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van 28 november 2003, die de Kamer had genomen, niet vernietigd waren door de rechtbank Rotterdam en dat deze besluiten als primaire besluiten moeten worden beschouwd. De rechtbank heeft de bezwaren tegen deze besluiten ongegrond verklaard en de Kamer veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan VELP. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 322,-. De uitspraak kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, meervoudige kamer
Reg. nr. AWB 05/1830, 05/1831 en 05/1832 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
de vereniging "Verenigde eigenaren Langeraarse Plassen" (VELP), gevestigd te Ter Aar, e.a., eisers,
en
de Kamer voor de Binnenvisserij, verweerder.
Derde-partij: de vennootschap onder firma [A.], waarvan de vennoten zijn [vennoot 1] en [vennoot 2], gevestigd te Rotterdam.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluiten van 13 juni 2003 heeft de Kamer voor de Binnenvisserij (hierna: de Kamer) het door de derde-partij (hierna: de v.o.f.) ingediende verzoek tot verlenging van de op 31 december 2003 aflopende huurovereenkomst met betrekking tot het volledig visrecht op de in die besluiten nader aangeduide percelen water, gelegen in de Zuid- en Noordplas van de Noordeinden Geerpolder, kadastraal bekend gemeente Ter Aar toegewezen.
Bij besluiten van 28 november 2003 heeft de Kamer het daartegen door eisers gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de besluiten van 13 juni 2003 vernietigd en het verlengingsverzoek van de v.o.f. alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraken van 10 november 2004 heeft de Rechtbank Rotterdam het daartegen door de v.o.f. ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 28 november 2003 die betrekking hebben op de eigendom van de gebroeders [B.] (H2003/98), het voormalig waterschap De Oude Rijnstromen (H2003/158) en [C.] (H2003/105) vernietigd. Desalniettemin heeft de rechtbank Rotterdam het beroepschrift doorgezonden naar de Kamer om als bezwaarschrift tegen de vernietigde -door de rechtbank als primair aangemerkte - besluiten te worden behandeld.
Bij de thans bestreden besluiten van 15 december 2004, verzonden op 21 januari 2005, (kenmerken: H2003/98 dossier 6058; H2003/158 dossier 2386 en H2003/105/6065) heeft de Kamer vervolgens, gevolg gevend aan de uitspraken van de rechtbank Rotterdam het door de v.o.f. ingediende verzoek tot verlenging van de huurovereenkomst alsnog toegewezen, voorzover het gaat om de genoemde percelen water in eigendom van respectievelijk de gebroeders [B.] (hierna: gebr. [B.]), het voormalig waterschap De Oude Rijnstromen, thans Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: het waterschap) en [C.] (hierna: [C.]).
Bij hersteluitspraken van 15 januari 2005 (WET 04/536, 04/531 en 04/537 KRD) heeft de rechtbank Rotterdam haar voornoemde uitspraken van 10 november 2004 vervallen verklaard en de door de v.o.f. ingestelde beroepen alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de besluiten van 15 december 2004, verzonden op 21 januari 2005, hebben eisers bij brieven van 8 februari 2005 bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) beroep ingesteld. Deze beroepschriften zijn via de rechtbank te Rotterdam aan deze - de bevoegde - rechtbank doorgezonden.
Verweerder heeft de op de beroepen betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
De beroepen zijn op 16 november 2006 gevoegd ter zitting behandeld.
J.A.M. van de Zwaan en J.A. van Tol zijn verschenen, bijgestaan door mr. W.P.M. Mulder, advocaat te Alphen aan den Rijn. De overige eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.M. Mulder. Verweerder en de derde-partij hebben zich - met voorafgaand bericht van verhindering - niet laten vertegenwoordigen.
Motivering
Tegen de hiervoor genoemde hersteluitspraken van de rechtbank Rotterdam (WET 04/536, 04/531 en 04/537) is geen hoger beroep ingesteld. Dit brengt mee dat deze uitspraken in rechte vaststaan. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat de hiervoor genoemde besluiten van 28 november 2003 primaire besluiten zijn, die door de rechtbank Rotterdam niet zijn vernietigd.
De thans in geschil zijnde besluiten van 15 december 2004 merkt de rechtbank aan als besluiten op bezwaar, genomen na heroverweging van de primaire besluiten van 28 november 2003 op grondslag van de daartegen gemaakte bezwaren, zoals de rechtbank Rotterdam heeft bepaald.
De rechtbank heeft ambtshalve kennis genomen van uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 2005 (LJN: AU1093) aan partijen genoegzaam bekend. Deze uitspraak heeft betrekking op twintig andere eigenaren van percelen water gelegen in de Zuid- en Noordplas van de Noordeinden Geerpolder, kadastraal bekend gemeente Ter Aar en betreft inhoudelijk dezelfde geschilpunten als in de onderhavige beroepen aan de orde zijn.
Op grond van deze in hoogste instantie gewezen uitspraak staat vast dat VELP als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb bij voormelde besluiten van 15 december 2004 is aan te merken.
De individuele twintig leden, die VELP gemachtigd hebben namens ieder van hen op te treden, acht de rechtbank eveneens belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. De percelen water waarvan zij eigenaar zijn, zijn immers gelegen in de nabije omgeving en in hetzelfde complex van plassen als de onderhavige drie percelen. De al dan niet verlenging van de huurovereenkomst voorzover het de onderhavige drie percelen betreft is direct van invloed op de doelmatigheid van de bevissing in het gehele plassencomplex.
Uit genoemde uitspraak van de Afdeling blijkt voorts dat de Kamer - zij het op iets andere gronden dan in de uitspraak van de Afdeling is vermeld - terecht in haar besluiten van 28 november 2003 tot het oordeel is gekomen dat de v.o.f. met als vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] niet als huurster is getreden in de rechten die voor [A.] voorvloeiden uit de op 1 januari 1998 aangegane huurovereenkomst ter zake van de in geding zijnde visrechten en dat haar verzoek om verlenging van die overeenkomst derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
Het voorgaande betekent dat de bestreden besluiten van 15 december 2004, waarin de Kamer anders heeft geoordeeld, niet in stand kunnen blijven. De beroepen dienen daarom gegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, nu de uitkomst van de onderhavige zaken niet anders kan zijn dan door de Afdeling in haar genoemde uitspraak beslist. De rechtbank zal derhalve alsnog de bezwaren tegen de besluiten van 28 november 2003 ongegrond verklaren.
De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van dit beroep gemaakte kosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,- voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht. Gesteld noch gebleken is dat de opsteller van het beroepschrift (J. Schimmel) uitsluitend of in hoofdzaak zijn beroep maakt van het verlenen van rechtsbijstand.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart de beroepen gegrond;
vernietigt de bestreden besluiten van 15 december 2004, kenmerken: H2003/98/dossier 6058, H2003/158/dossier 2386 en H2003/105/dossier 6065;
verklaart de bezwaren tegen de besluiten van 28 november 2003 ongegrond;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
bepaalt dat verweerder aan VELP het door haar betaalde griffierecht, te weten € 819,-- (drie maal € 273,--), vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322,--, welke kosten de Kamer voor de Binnenvisserij aan eiseres dient te vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. drs. M.Th. Boelage, mr. C.C. Dedel-van Walbeek en mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten.