ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6387
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over onroerende-zaakbelastingen en de invloed van wethoudersuitspraken op aanslagen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de onroerende-zaakbelastingen (OZB) die aan eiser zijn opgelegd. Eiser, eigenaar van de woningen aan [a-straat] 353, [a-straat] 371 en [b-straat] 28 te [Z], had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor het jaar 2005, die volgens hem te hoog waren vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn opgelegd op basis van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2005, waarbij de WOZ-waarden van de woningen niet ter discussie stonden.
Tijdens de zitting op 3 maart 2006 is eiser in persoon verschenen, terwijl verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden. Eiser voerde aan dat de stijging van de aanslagen met ongeveer 25% ongepast en buitensporig was, vooral in het licht van de economische recessie en de uitlatingen van wethouder Van der Sande in een regionale krant, waarin werd gesuggereerd dat de stijging minder zou zijn.
De rechtbank oordeelde echter dat de uitlatingen van de wethouder geen rechtens te honoreren vertrouwen konden wekken bij eiser. De rechtbank benadrukte dat de aanslagen correct waren vastgesteld op basis van de geldende wetgeving en dat er geen sprake was van willekeur. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.J. Kwestro.