ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ7390

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06 / 56407
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitzetting van een Nepalese vreemdeling op basis van een EU-staat

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 november 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Nepalese vrouw, had bezwaar gemaakt tegen de mededeling van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dat zij op 28 november 2006 zou worden uitgezet naar Nepal. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar uitzetting te verbieden totdat er op haar bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van een EU-staat in beginsel toelaatbaar is, maar dat in dit geval niet voldaan was aan de voorwaarden voor uitzetting op basis van een EU-staat. De voorzieningenrechter merkte op dat verweerder tweeënhalf jaar na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog steeds in strijd handelde met het legaliteitsbeginsel. De voorzieningenrechter besloot dat de uitzetting van verzoekster niet toelaatbaar was, omdat verweerder de uitkomst van het presentatietraject bij de Nepalese vertegenwoordiging moest afwachten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 644,- zijn vastgesteld. Tevens werd de Staat der Nederlanden opgedragen het betaalde griffierecht van € 141,- aan verzoekster te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06 / 56407
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 november 2006
in de zaak van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1984, van Nepalese nationaliteit,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L.J.P. Mentink, advocaat te Alkmaar,
tegen:
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.W. Kreumer, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoekster heeft op 17 november 2006 bezwaar gemaakt tegen de mededeling van verweerder dat zij op 28 november 2006 zal worden uitgezet naar Nepal.
1.2 Verzoekster heeft op 17 november 2006 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt primair verweerder te verbieden haar uit te zetten op basis van een EU-staat voordat er op het bezwaar is beslist. Subsidiair verzoekt zij verweerder te verbieden haar gescheiden van haar partner, [naam], uit te zetten voordat er op het bezwaar is beslist
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 23 november 2006. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Blijkens de stukken in het dossier heeft verweerder op 11 november 2006 van de Koninklijke Marechaussee het bericht ontvangen dat verzoekster staat geboekt voor een vlucht naar Nepal op 28 november 2006. Verzoekster zal uitgezet worden op basis van een EU staat.
2.3 Verzoekster heeft het volgende aangevoerd. Het gebruik van een EU-staat is in strijd met het legaliteitsbeginsel, het soevereiniteitsbeginsel en het beleid van verweerder. Verweerder had met de Nepalese autoriteiten afspraken moeten maken over het gebruik van een EU-staat. Bij gebrek aan wetenschap betwist verzoekster dat er afspraken zijn gemaakt. Verzoekster merkt op dat ook met de Thaise autoriteiten afspraken gemaakt hadden moeten worden aangezien verzoekster zal vliegen via Thailand. In Nederland is een Nepalese vertegenwoordiging aanwezig en er is geen reden om aan te nemen dat deze vertegenwoordiging niet bevoegd zou zijn om een laissez-passer af te geven. Er is geen sprake van een redelijke kans dat verzoekster zal worden toegelaten tot Nepal. Bij gebrek aan wetenschap betwist verzoekster de stelling van verweerder dat tot nu toe één Nepalese vreemdeling is uitgezet. Verzoekster heeft verder aangevoerd dat het gebruik van een EU-staat strafbaar is omdat dit document niet geldig is. Tot slot heeft verzoekster zich beroepen op het beleid van verweerder dat gezinsleden niet gescheiden van elkaar worden uitgezet.
2.4 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van een EU-staat in casu rechtmatig is en daarbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 mei 2004 (200402373/1). Begin november 2006 heeft verweerder met succes een eerste uitzetting uitgevoerd van een vreemdeling naar Nepal met behulp van een EU-staat. Niet valt in te zien waarom dat in het onderhavige geval niet zou kunnen, nu verweerder niets heeft vernomen van de Nepalese vertegenwoordiging naar aanleiding van de aanvraag om afgifte van een laissez-passer ten behoeve van verzoekster. De uitzetting van verzoekster is niet in strijd met het beleid zoals vermeld in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Volgens ongeschreven beleid streeft verweerder ernaar gezinsleden gezamenlijk uit te zetten. Het beleid geeft echter geen recht om gezamenlijk te worden uitgezet. In dit verband heeft verweerder voorts aangegeven dat hij twijfelt aan de echtheid van de relatie, voornamelijk met betrekking tot de periode welke zij in Nepal verbleven. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar verklaringen van verzoekster tijdens het nader gehoor inzake haar asielprocedure.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.5 Ingevolge artikel 72, derde lid, Vw wordt voor de toepassing van deze afdeling met een beschikking tevens gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig. De mededeling dat verzoekster staat geboekt voor een vlucht naar Nepal op 28 november 2006 ter fine van uitzetting dient als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb te worden aangemerkt.
2.6 In de uitspraak van 28 mei 2004 (AB 2004, 436) heeft Afdeling reeds geoordeeld dat er geen wettelijke basis bestaat voor het afgeven van een EU-staat en afgifte derhalve in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Eveneens werd geoordeeld dat de uitzetting met behulp van een EU-staat jegens de vreemdeling niet onrechtmatig is, onder meer omdat het gebrek de interne Nederlandse rechtsorde regardeert en op de vreemdeling de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Uitzetting met een EU-staat is jegens de vreemdeling eerst onrechtmatig indien aannemelijk is dat hij door gebruikmaking van de EU-staat het door hem beoogde reisdoel niet zal bereiken, dan wel anderszins in de problemen zal geraken.
2.7 Hieruit vloeit naar voorlopig oordeel voort dat het gebruik van een EU-staat in beginsel toelaatbaar is. Van omstandigheden op grond waarvan het gebruik van een EU-staat onrechtmatig moet worden geoordeeld is naar voorlopig oordeel echter geen sprake nu de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met behulp van een EU-staat niet naar Nepal kan worden uitgezet dan wel dat zij anderszins in de problemen zal geraken.
2.8 Wel bevreemdt het de voorzieningenrechter dat verweerder tweeënhalf jaar na het oordeel van de Afdeling nog immer een situatie laat bestaan waarin verweerder in strijd handelt met het legaliteitsbeginsel en de interne rechtsorde op dat punt als gebrekkig moet worden gekwalificeerd. Niettemin is naar voorlopig oordeel de uitzetting om andere reden niet toelaatbaar.
2.9 In A4/6.3.2 Vc is ten aanzien van het gebruik van een EU-staat het volgende vermeld:
‘Indien er geen diplomatieke vertegenwoordiging aanwezig is die een laissez-passer kan afgeven, kan in bepaalde gevallen de terugkeer plaatsvinden met behulp van een EU-staat. Dit document wordt afgegeven door de Nederlandse overheid indien de nationaliteit van de vreemdeling voldoende aannemelijk is. De EU-staat kan worden gebruikt bij terugkeer naar het land van herkomst, maar in voorkomende gevallen ook bij de terugkeer naar een ander land. Tevens kan het document worden gebruikt als ondersteunend reisdocument bij overdracht naar andere Europese landen.
Bij gebruikmaking van een EU-staat in het kader van de terugkeer dient aan de volgende - cumulatieve - voorwaarden voldaan te zijn:
- het is niet mogelijk gebleken tijdig een (vervangend) reisdocument te verkrijgen van de betreffende (feitelijke) autoriteiten in het land van herkomst of een derde land, of er zijn met de autoriteiten van het desbetreffende land afspraken gemaakt over het gebruik van de EU-staat;
- er bestaan één of meerdere aanwijzingen op grond waarvan de nationaliteit en, in voorkomende gevallen, de identiteit van de betrokken vreemdeling aangenomen kan worden;
- er bestaat een redelijke kans dat de betrokken vreemdeling wordt toegelaten in het land waar hij naar terug dient te keren.
In alle gevallen vindt afgifte van een EU-staat plaats door de IND. Het verdient aanbeveling om, indien aanwezig, bij de EU-staat (kopieën) van identiteits(ondersteunende) documenten te voegen, zoals een rijbewijs of geboorteakte. De (kopieën) van deze documenten mogen geen asielgerelateerde informatie bevatten.’
2.10 Naar voorlopig oordeel is niet voldaan aan de eerste voorwaarde in het hierboven weergegeven beleid. Verzoekster heeft ter zitting aangegeven dat zij eind juni 2006 is gepresenteerd bij de Nepalese vertegenwoordiging en nadien heeft verweerder regelmatig gerappelleerd naar de stand van zaken. De Nepalese vertegenwoordiging heeft steeds aangegeven dat het onderzoek nog loopt. Dit is door verweerder niet bestreden. Onder die omstandigheden kan verweerder thans nog niet concluderen dat het niet mogelijk is gebleken (tijdig) een reisdocument te verkrijgen van de Nepalese vertegenwoordiging. Evenmin is gebleken dat verweerder met de Nepalese autoriteiten afspraken heeft gemaakt over het gebruik van een EU-document, nu verweerder ter zitting heeft aangegeven niet bekend te zijn met een dergelijke afspraak over het gebruik van een EU-staat.
2.11 Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder verzoekster thans nog niet kan uitzetten op basis van een EU-document, maar de uitkomst van het presentatietraject en de afgifte of het onthouden van een laissez-passer door de Nepalese vertegenwoordiging in Nederland dient af te wachten. De voorzieningenrechter zal dan ook een voorlopige voorziening treffen.
2.12 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.13 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb zal de voorzieningenrechter de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 verbiedt verweerder verzoekster op basis van een EU-staat uit te zetten totdat duidelijk is geworden dat door de Nepalese vertegenwoordiging in Nederland aan verzoekster wel of geen laissez-passer zal worden afgegeven;
3.3 veroordeelt verweerder in de kosten ad € 644,- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan verzoekster te
voldoen;
3.4 draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht ad € 141,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. van der Lelie, voorzieningenrechter, en op 27 november 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Manhoef, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.