ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ8385
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K.R. van der Graaf
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot instelling van mentorschap vanwege onverenigbare taken van de voorgedragen mentor
In deze zaak heeft de kantonrechter te ’s-Gravenhage op 25 oktober 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap. De Officier van Justitie had het verzoek ingediend naar aanleiding van een brief van een maatschappelijk werkster van een verpleeghuis. De verzoeker, [Belanghebbende], had de heer [Kandidaat] voorgedragen als mentor. De Officier van Justitie steunde deze voordracht. Echter, uit de stukken bleek dat [Belanghebbende] als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat was om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Er was onduidelijkheid over de aanwezigheid van bloedverwanten of andere relaties die als mentor in aanmerking zouden kunnen komen.
Tijdens de zitting op 26 september 2006 verklaarde [Kandidaat] dat hij professionele pastorale zorg verleent en dat hij een begroting had ingediend voor de kosten van deze zorg, naast de kosten van het mentorschap. De kantonrechter overwoog dat de combinatie van taken van mentor en zorgverlener onverenigbaar is, zoals bepaald in artikel 1:452 lid 6 sub d van het Burgerlijk Wetboek. De rol van mentor houdt in dat men de belangen van de betrokkene moet behartigen, terwijl de zorgverlening een uitvoerende taak is. Het is niet wenselijk dat één persoon beide taken vervult, omdat dit kan leiden tot een verstrengeling van belangen en een ongewenste afhankelijkheidsrelatie.
Aangezien er geen andere persoon als mentor was voorgedragen, heeft de kantonrechter het verzoek tot instelling van het mentorschap afgewezen. De beslissing werd gegeven door mr. K.R. van der Graaf, kantonrechter te 's-Gravenhage, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.