ECLI:NL:RBSGR:2006:BB1261
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Immuniteit van rechtsvervolging en executie van de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens in Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, stond de immuniteit van de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OPCW) centraal. Eiser, die als 'Security Guard' voor de OPCW werkte, had zijn werkgever gedagvaard voor de kantonrechter in 's-Gravenhage, waarbij hij onder andere doorbetaling van salaris vorderde. De OPCW beriep zich op immuniteit van rechtsvervolging in Nederland, gebaseerd op het Hoofdkantoorverdrag. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de OPCW zich niet op immuniteit van jurisdictie kon beroepen, maar de vraag in dit kort geding was of de Minister van Justitie terecht had aangezegd dat de betekening van het vonnis in strijd was met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staat.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Minister van Justitie de aanzegging terecht had gedaan. De immuniteit van de OPCW, zoals vastgelegd in het verdrag, geldt ook voor executiemaatregelen. De voorzieningenrechter benadrukte dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen immuniteit van jurisdictie en immuniteit van executie. De immuniteit van executie is beperkt tot de officiële activiteiten van de OPCW, en aangezien de eiser in dienst was van de OPCW voor officiële taken, genoot de organisatie immuniteit van executie met betrekking tot het vonnis van de kantonrechter.
Uiteindelijk werd de vordering van de eiser afgewezen, en werd hij veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van immuniteitskwesties in het internationale recht en de bescherming die internationale organisaties genieten tegen rechtsvervolging in nationale rechtsstelsels.