ECLI:NL:RBSGR:2007:22791

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
7 mei 2013
Zaaknummer
281292-HA ZA 07-406
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.Æ Uniken Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van akte wijziging huwelijkse voorwaarden en testament op grond van geestelijke stoornis

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, staat de vordering tot vernietiging van een akte van opheffing van huwelijkse voorwaarden en een testament centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. J.G. Schnoor, stelt dat de heer [A] op 5 januari 2003 geestelijk gestoord was, waardoor de rechtshandelingen nietig zouden zijn. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 23 mei 2007 eiseres opgedragen bewijs te leveren van de geestelijke stoornis van de heer [A] op de datum van de akte. Eiseres heeft verschillende getuigen voorgebracht, waaronder een verpleeghuisarts en een oud-notaris, die hun bevindingen over de geestelijke toestand van de heer [A] hebben gedeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om te concluderen dat de geestvermogens van de heer [A] op de relevante datum waren gestoord. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig en gaven geen eenduidig beeld van de geestelijke toestand van de heer [A]. De rechtbank concludeert dat de vordering van eiseres moet worden afgewezen, en veroordeelt haar in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 7 november 2007 door mr. H.Æ Uniken Venema.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK's-Gravenhage
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 281292 / HA ZA 07-406
Vonnis van 7 november 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
procureur mr. J.G. Schnoor,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
procureur mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson.
Partijen zullen hierna wederom [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 mei 2007;
  • de brief d.d. 26 juni 2007 van mr. Gosschalk-Davidson;
  • de brief d.d. 27 juni 2007 van mr. J.G. Schnoor, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 juni 2007;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van [eiseres] , met producties;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van [gedaagde] , met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In deze zaak staat centraal of de op 5 januari 2003 verleden akte van opheffing huwelijkse voorwaarden, overeengekomen tussen de heer [A] en [gedaagde] dient te worden vernietigd en of het op gelijke datum door de heer [A] opgemaakte testament als nietig dient te worden aangemerkt, een en ander op grond van het bepaalde in artikel 3:34 BW.
2.2.
De rechtbank blijft bij hetgeen in voormeld tussenvonnis is overwogen en beslist. Bij dit tussenvonnis is [eiseres] opgedragen te bewijzen dat de geestvermogens van de heer [A] op 5 januari 2003 waren gestoord en dat hij onder invloed van die storing het testament opmaakte en met [gedaagde] de opheffing van de huwelijkse voorwaarden overeenkwam.
2.3.
[eiseres] heeft als getuigen voorgebracht:
- [getuige 1] , verpleeghuisarts (hierna: [getuige 1] );
- [getuige 2] , oud-notaris (hierna: [getuige 2] );
- [getuige 3] , activiteitenbegeleidster in een verpleegtehuis (hierna: [getuige 3] ), (nicht van [eiseres] ).
Voorts heeft [eiseres] bij conclusie na enquête de volgende stukken in
het geding gebracht:
- een brief d.d. 24 juni 2007 van [getuige 1] aan mr. Schnoor (productie 1);
- een brief d.d. 31 oktober 2002 van [getuige 1] aan de behandeld arts klinisch geriater van [… 2] (productie 2);
- een brief d.d. 14 januari 2003 van klinisch geriater i.o. [X] van [… 2] aan [huisarts] , huisarts van de heer [A] (productie 3);
- de décursus van verpleegtehuis [… 1] met betrekking tot de heer [A] met betrekking tot de periode 9 oktober 2002 tot 23 oktober 2003;
- stukken met betrekking tot het successierecht over de nalatenschap van de heer [A] (productie 5, 6 en 7).
2.4.
[gedaagde] heeft als getuige voorgebracht [getuige 4] , gepensioneerd neuroloog (hierna: [getuige 4] ),(broer van [gedaagde] ).
2.5.
[eiseres] heeft zich bij conclusie na enquête onder meer op het standpunt gesteld dat de op 5 januari 2003 verrichte rechtshandelingen nadelig voor de heer [A] waren. Hieraan moet worden voorbijgegaan, nu op dit punt in rechtsoverweging 4.2. van het tussenvonnis van 23 mei 2007 reeds een bindende eindbeslissing is genomen.
2.6.
Van beslissende betekenis is of bij de heer [A] op 5 januari 2003 sprake was van een storing in de geestvermogens als bedoeld in artikel 3:34 BW. Vast staat dat hij toen leed aan enige vorm van dementie. Het chronisch karakter van een ziekte als dementie brengt mee dat mede een aanwijzing kan vormen of hij als gevolg van die ziekte (kort) voor
5 januari 2003 in voormelde zin geestelijk was gestoord. Dit laatste geldt temeer nu getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 19 december 2002 met de heer [A] en [eiseres] de op 11 december 2002 gemaakte concept-akten heeft besproken.
2.7.
Met betrekking tot de ernst en aard van de dementie heeft getuige [getuige 1] onder meer verklaard dat de heer [A] in verpleegtehuis [… 1] in oktober 2002 “
geen rechtsreeks antwoord gaf op vragen bij de anamnese bij de opname, maar dat er een stroom van woorden en zinnen kwam over allerlei onderwerpen”.De heer [A] heeft vanwege zijn (met de dementie verband houdende) agressieve gedrag vanaf 1 november tot
1 december 2002 verbleven in [… 2] . Uit het verslag van het verblijf aldaar, opgemaakt door [X] (voormelde brief van 14 januari 2003) blijkt dat ook toen sprake was van een geestelijke stoornis nu daarin onder meer is vermeld “
De oriëntatie in tijd en plaats is gestoord. Hij kent zijn eigen geboortedatum niet”.Echter hierbij is tevens vermeld “
Helder bewustzijn. Aandacht is goed te trekken en te behouden”,waaruit kan worden opgemaakt dat de heer [A] op dat moment nog in staat was tot begrip en communicatie.
Volgens de getuige [getuige 1] was er in december 2002 echter sprake was van “
een diep demente man. Er was geen verbaal contact mogelijk”. Ook getuige [getuige 3] spreekt in dezelfde zin waar zij over een bezoek op eerste kerstdag 2002 aan de heer [A] onder meer heeft verklaard: “
Hij gaf geen reactie, geen herkenning, geen gesprek, helemaal niets. (…) Hij keek je wel aan, maar er was geen blijk van herkenning”. Daartegenover staan echter de volgende gedeelten uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 4] :
getuige [getuige 2] :
“Op 19 december heb ik wederom, na verkregen toestemming van de rechtbank, een bijeenkomst georganiseerd op mijn kantoor met de heer en mevrouw [A] . De heer [A] was naar mijn mening heel sterk verouderd in fysieke zin, maar hij gaf geen enkele aanleiding om te twijfelen aan zijn verstandelijke vermogens. Volgens mij kon hij goed volgen waar het over ging. Het was een hoog intelligente man en een man van weing woorden. Ik was ervan op de hoogte dat hij was opgenomen in het verpleegtehuis [… 1] . Ik heb ervaring met dit soort beoordelingen, omdat ik gevestigd was naast het ziekenhuis Bronovo en in mijn lange praktijk vaak ben opgeroepen om mensen die op het laatste moment nog een akte wilden passeren te adviseren.
Ik heb geen contact gehad met het verpleegtehuis [… 1] . Ik ben daarna nog een keer en toen uitsluitend met de heer [A] in gesprek geweest en dat was op 5 januari 2003. Dat was op een zondag en dat vond plaats op het [… 1] . Ik deed dat in verband met de lichamelijke toestand van de heer [A] , die niet meer zo mobiel was, en omdat ik op die dag de tijd ervoor had. Zo kon ik in alle uiterste rust beoordelen wat de precieze bedoelingen waren van de heer [A] . We hebben de inhoud van het testament zin voor zin doorgenomen. Ik doe u voor hoe ik dat doe. Ik pleeg na elke zin de comparant aan te kijken om te zien of hij het begrijpt. Dat kan bevestigd worden door woorden, maar ook door gebaren of gebrom. Ik begin met de hoofdlijn van het testament en dat was in dit geval dat de heer [A] zijn vrouw verzorgd wilde achterlaten. Voor zover ik mij kan herinneren zijn we zeker één uur bezig geweest en had ik mij ervan vergewist, dat is een routinevraag, dat dit voor het medicijngebruik in de ochtend was.
getuige [getuige 4] :
Kort na de verjaardag van de heer [A] , die viel op 19 december 2002, heb ik hem opgezocht in het verpleegtehuis [… 1] . Ik weet niet meer waar we het precies over hebben gehad, ik veronderstel koetjes en kalfjes, maar mijn herinnering aan dat gesprek is dat hij toen helder en wilsbekwaam was. Dementie, waaraan hij leed, is een geleidelijk progressieve aandoening, waardoor de patiënt steeds slechter wordt. Maar de patiënt kan heldere momenten houden, maar die worden wel steeds minder. Toen ik hem zag was hij helder. Er was duidelijk interactie.
2.8.
De rechtbank sluit niet uit dat bij de heer [A] sprake was van een wisselende situatie, waarin hij het ene moment helder en wilsbekwaam was, en het andere moment niet. Dat past ook bij de aard van de ziekte dementie, zoals ook door getuige [getuige 4] , die als neuroloog ter zake kundig moet worden geacht, is verklaard. Gelet op hetgeen in 2.6. en 2.7. is overwogen is echter onvoldoende bewijs voorhanden om te kunnen concluderen dat de geestvermogens van de heer [A] op 5 januari 2003 waren gestoord en dat hij onder invloed van die storing het testament opmaakte en met [gedaagde] de opheffing van de huwelijkse voorwaarden overeenkwam. [eiseres] is derhalve niet geslaagd in de bewijslevering.
2.9.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.
2.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die van de getuigenverhoren daaronder begrepen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak bepaald op € 251,- aan verschotten en op € 1.808,- aan procureurssalaris;
3.3.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.Æ Uniken Venema en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.
coll: LH/I