2.2 Tussen partijen staat als niet of onvoldoende weersproken het volgende vast:
a. [Verzoeker] is bij [verweerder] werkzaam in de functie van Key Accountmanager Pharmaceutical QC Europe tegen een salaris van laatstelijk €5773,15 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en bonus.
b. De arbeidsovereenkomst is aangevangen op 1augustus 1987.
c. [Verzoeker] is geboren op [geboortedatum] 1959.
d. [Verzoeker] is werkzaam voor een business unit van [verweerder] Corporate, welk bedrijf is genoteerd aan de New York Stock Exchange. In verband daarmee is [verweerder] Corporate onderworpen aan de Sarbanes Oxley Act 2002 (de SOX-wet), tot stand gekomen als uitvloeisel van de Enron en Worldcomaffaire, die onder meer een verbod inhoudt op zogeheten side agreements, prijsafspraken die uit de boeken niet blijken.
e. Met het oog op de SOX-wet heeft [verweerder] Corporation intern haar beleid aangepast ter voorkoming van side agreements, onder meer door in het beleidsdocument "Revenu Recognition Policy" een uitdrukkelijk verbod van dergelijke prijsafspraken op te nemen.
f. [Verzoeker] is bekend met het onder e) genoemde beleid onder meer door schriftelijke akkoordverklaring met het beleidsdocument "Conduct of Business Activities Policy". Daarin is ook de verplichting opgenomen voor alle werknemers "to report promptly all instances of any violation of law or improper business conduct of which they have personal knowledge to the employee's immediate supervisor. (...)".
g. In juni 2005 heeft [Verzoeker] voor [verweerder] aan het [academisch ziekenhuis] ([academisch ziekenhuis]) een 3730-apparaat verkocht dat DNA analyses maakt voor de prijs van (€ 186.575,--). Op de voor dit apparaat benodigde chemicaliën, waarover door [Verzoeker] gelijktijdig is onderhandeld, is aan [academisch ziekenhuis] een extra hoge korting verleend (47,5% in plaats van de gebruikelijke 32,5%), welke korting volgens de schriftelijke overeenkomst één jaar zou gelden. De transactie is van de kant van [academisch ziekenhuis] behandeld door [medewerker A.].
h. Begin 2006 is de heer [B.] (verder: [B.]) als Director Sales Country Leader Benelux in dienst getreden. [B.] heeft in juni 2006 een bezoek gebracht aan [academisch ziekenhuis]. Bij die gelegenheid heeft [medewerker A.] het standpunt ingenomen dat het kortingspercentage van 47,5% voor onbepaalde tijd was verleend zulks om [academisch ziekenhuis] in staat te stellen het 3730-apparaat aan te schaffen. [medewerker A.] verlangde daarom continuering van de volgens haar gemaakte kortingsafspraak. De juistheid van het standpunt van [medewerker A.] zou een (ongeoorloofde) side agreement betekenen.
i. [B.] heeft bij [verzoeker] navraag gedaan naar de door [academisch ziekenhuis] gestelde kortingsafspraak. [Verzoeker] heeft bij email d.d. 2 juni 2006 verwezen naar de schriftelijke afspraken met [academisch ziekenhuis] en meegedeeld "Als er niet in de bewuste koopovereenkomst vermeld is, kun je makkelijk de discussie met [voornaam] (=[medewerker A.], ktr.) aangaan, over het kortingspercentage. Is eea gedefinieerd, dan wordt dat moeilijk."
j. [B.] heeft alle documentatie verzameld en (vertrouwelijk) de mening gepolst van daarvoor in aanmerking komende functionarissen van [verweerder], de Director Accounts Europe, tevens Compliance Officer, [C.] (verder: [C.]) en de Manager Finance & Administration, [D.] (verder: [D.]).
k. [B.] heeft daarna van zijn bevindingen in juli 2006 (formeel) melding gemaakt, waarna een intern onderzoek is gestart op 9 augustus 2006. [Verzoeker], die tot en met 11 augustus met vakantie was, is van het onderzoek op 9 augustus 2006 op de hoogte gesteld. Na gesprekken met alle betrokkenen hebben [C.] en [D.] aan het US management in een intern memorandum meegedeeld dat geen onregelmatigheden zijn aangetroffen. [Verzoeker] is eveneens op 16 augustus 2006 daarvan geïnformeerd.
l. [Verzoeker] heeft zich op 1 september 2006 ziek gemeld. In gesprekken d.d. 19 september 2006 en 2 oktober 2006 heeft [Verzoeker] laten weten dat hij zich door het onderzoek zo beschadigd voelde dat dit werkhervatting in de weg stond. Bij brief d.d. 21 november 2006 deelt de bedrijfsarts mee dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, doch niet van arbeidsongeschiktheid in medische zin. De oplossing dient te worden gezocht in overleg tussen werkgever en werknemer, aldus de bedrijfsarts.
m. Op een aanbod van [verweerder] bij brief d.d. 16 november 2006 om een mediator in te schakelen is [Verzoeker] niet ingegaan. [Verzoeker] heeft zijn werkzaamheden niet hervat. [verweerder] heeft de betaling van het loon gecontinueerd.