RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 20 februari 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/102 van:
1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige [minderjarige zoon],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. E.A.C. Kempen,
advocaat mr. R.J.J. Hilberts te Venlo,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Luzac College Nederland B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Luzac Onderwijs B.V.,
beide gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagden,
procureur mr. R.A.A. Duk.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 13 februari 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Gedaagden houden particuliere scholen in stand die voorzien in (versneld) voortgezet algemeen onderwijs.
1.2. Gedaagde sub 1 (verder te noemen: 'het Luzac College'), eiser sub 1 en de minderjarige zoon van eisers hebben op 26 augustus 2006 een contract ondertekend waarbij een studieovereenkomst is aangegaan. Het Luzac College heeft zich daarbij verplicht de zoon van eisers (verder te noemen: '[de zoon]) op te leiden voor schoolonderzoeken en het centraal examen HAVO (jaar 4/5), tegen betaling van een bedrag van € 13.510,-- door eisers. [De zoon] is voor het schooljaar 2006-2007 toegelaten tot de school van gedaagden in [plaats].
1.3. De toepasselijke huisregels van het Luzac College bepalen onder het kopje "Alcohol en drugs":
"Het gebruik van alcohol en drugs voor en tijdens de schooluren is absoluut verboden. Bij constatering van gebruik hiervan volgt onmiddellijke verwijdering van school. Artikel 11 lid 4 van de algemene bepaling van de studieovereenkomst Luzac College is dan van toepassing."
1.4. Artikel 11 lid 4 van de algemene bepalingen van de studieovereenkomst luidt:
"De constatering van gebruik en/of handelen zowel buiten als binnen de vestigingen van het Luzac College in drugs en/of het gebruik van alcohol houdende dranken heeft onmiddellijke en onherroepelijke verwijdering van school tot gevolg. Van restitutie van het cursusgeld zal in dit geval geen sprake zijn. Nog niet betaalde cursusgelden voor het gehele cursusjaar blijven verschuldigd en worden onmiddellijk opeisbaar voor het Luzac College."
1.5. Op 21 december 2006 om 13.00 uur ving de kerstvakantie van het Luzac College aan. Die avond vond in het centrum van [plaats] een kerstgala van het Luzac College plaats, waarvan de organisatie in handen was van een aantal leerlingen van het Luzac College. [De zoon] is korte tijd voor de aanvang van het kerstgala door de politie in het centrum van [plaats] aangehouden en op het politiebureau verhoord wegens het in bezit hebben van cocaïne. Bij hem is een hoeveelheid van minder dan één gram cocaïne in beslag genomen. Tevens is hem een boete opgelegd. [de zoon] is niet meer op het kerstgala geweest.
1.6. In een gesprek op 15 januari 2007 heeft de rector van het Luzac College (het bevoegd gezag) aan [de zoon] en zijn vader laten weten dat [de zoon] van school zal worden verwijderd. Bij schriftelijk besluit van 15 januari 2007 heeft het bevoegd gezag van het Luzac College aan de vader van [de zoon] het gesprek van die dag bevestigd en verklaard dat [de zoon] met ingang van die datum is verwijderd van school "wegens gebruik en/of handelen zowel buiten als binnen de vestigingen van het Luzac College in drugs en/of gebruik van alcoholhoudende dranken als bedoeld in artikel 11 lid 4 van de studieovereenkomst."
Tevens wordt in dat besluit gemeld dat van restitutie van het cursusgeld geen sprake kan zijn.
1.7. Op 15 januari 2007 hebben eisers een schriftelijke klacht ingediend tegen het besluit van het Luzac College van diezelfde dag.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen na vermeerdering van eis - zakelijk weergegeven - gedaagden op straffe van een dwangsom te veroordelen:
- primair, tot toelating van [de zoon] tot het door het Luzac College gegeven Havo-onderwijs, tot het ter beschikking stellen van de benodigde schoolboeken en tot het schriftelijk ongedaan maken van de verwijdering van [de zoon];
- subsidiair, tot omzetting van de verwijdering in een schorsing tot nader order, waarbij [de zoon] in de gelegenheid zal worden gesteld zijn toetsen op school te maken;
- meer subsidiair, tot terugbetaling van € 6.755,-- aan eisers, zijnde de helft van het door de ouders betaalde lesgeld voor het schooljaar 2006/2007.
Daartoe voeren eisers het volgende aan.
[De zoon] heeft zich niet schuldig gemaakt aan enig gebruik en/of handelen in cocaïne, waarop artikel 11 lid 4 van de studieovereenkomst of de huisregels zien.
Van ontbinding van de studieovereenkomst kan geen sprake zijn, gezien het feit dat een verwijdering van school niet tevens een directe ontbinding van de studieovereenkomst impliceert. De studieovereenkomst is nog steeds van kracht.
Voorts verzetten de redelijkheid en billijkheid in dit geval zich tegen een zo vergaande maatregel als de verwijdering van school.
Er zijn nimmer noemenswaardige problemen geweest met [de zoon] op het Luzac College. Er is één ouderrapportage voorhanden waaruit ook niet blijkt van dergelijke problemen in de educatie en/of begeleiding van [de zoon].
Eisers hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen, nu het afnemen van tentamens reeds is begonnen en [de zoon] als gevolg van zijn verwijdering een geheel schooljaar dreigt te verliezen.
Het Luzac College voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Anders dan gedaagden hebben betoogd, is in de stellingen van eisers voldoende spoedeisend belang gelegen om hen in dit kort geding te kunnen ontvangen.
3.2. Het besluit tot verwijdering van [de zoon] is gebaseerd op artikel 11 lid 4 van de studieovereenkomst.
Vooropgesteld wordt dat voor de beoordeling van dit geschil bepalend is wat partijen in voormeld artikellid zijn overeengekomen. Daarbij geldt dat voor de uitleg niet alleen naar de bewoordingen moet worden gekeken, maar ook naar de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen.
3.3. Artikel 11 lid 4 van de studieovereenkomst bepaalt dat de constatering van gebruik en/of handelen zowel buiten als binnen de vestigingen van het Luzac College in drugs en/of het gebruik van alcoholhoudende dranken, wordt gesanctioneerd met verwijdering van school, zonder restitutie van het schoolgeld. Voor de uitleg van dit artikellid wordt, naast de letterlijke tekst, gekeken naar de bepaling in de huisregels van het Luzac College over alcohol en drugs, die immers uitdrukkelijk verwijst naar artikel 11 lid 4 van de studieovereenkomst. De betreffende bepaling van de huisregels ziet slechts op het gebruik van drugs voor en tijdens de schooluren. Het doel van deze bepaling is helder: het gebruik van drugs voor of tijdens de les door een leerling zal het onwenselijke gevolg hebben dat het volgen van de les en mogelijk het lesgeven negatief worden beïnvloed en dat medeleerlingen geconfronteerd worden met drugsgebruik.
Mede gezien deze bepaling valt niet in te zien dat artikel 11 lid 4 zich tevens uitstrekt tot het in bezit hebben van drugs buiten schooluren, buiten de vestigingen van het Luzac College.
3.4. Vaststaat dat [de zoon] cocaïne in zijn bezit had na schooltijd buiten de vestiging(en) van het Luzac College. Gesteld noch gebleken is dat [de zoon] zich schuldig heeft gemaakt aan handelen in drugs of gebruik van drugs, zodat artikel 11 lid 4 niet van toepassing is op zijn geval.
3.5. Ter zitting is door het bevoegd gezag van het Luzac College aangevoerd dat de directe reden van verwijdering het bezit van drugs is geweest, doch dat heeft meegespeeld dat [de zoon] "maatschappelijk aan het afglijden was" en dat het beleid van het Luzac College is dat zij onder geen enkele omstandigheden wil worden geassocieerd met drugs. Deze gronden kunnen echter, nog afgezien van het feit dat deze niet zijn genoemd in de brief van 15 januari 2007, het besluit tot verwijdering van [de zoon] niet zelfstandig dragen. Aangezien artikel 11 lid 4 van de studieovereenkomst niet van toepassing is, hoeven deze bijkomende omstandigheden niet in de afweging betrokken te worden.
3.6. Gezien bovenstaande overwegingen kan het besluit tot verwijdering van [de zoon] van het Luzac College geen stand houden.
3.7. Ten aanzien van de vordering van eisers met betrekking tot de afgifte van schoolboeken wordt overwogen dat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat bij de toelating van [de zoon] tot het onderwijs van het Luzac College hem tevens de faciliteiten ter beschikking worden gesteld die voor de andere leerlingen gelden. Derhalve ontbreekt het eisers aan voldoende belang bij die vordering, zodat die zal worden afgewezen. Evenzo ontbreekt het eisers aan voldoende belang bij hun vordering de verwijdering schriftelijk ongedaan te maken, nu de aan dit vonnis te verbinden dwangsom voldoende waarborgen biedt voor naleving daarvan door het Luzac College.
3.8. Ten overvloede wordt overwogen dat uit de brief van 15 januari 2007 niet valt te begrijpen dat met het besluit tot verwijdering van [de zoon] is beoogd de studieovereenkomst te ontbinden. Een expliciete bevoegdheid tot ontbinding is neergelegd in artikel 3 lid 5 van de algemene bepalingen van de studieovereenkomst, waarop het bevoegd gezag zich in het besluit niet heeft beroepen. Dat de overeenkomst niet is ontbonden blijkt ook uit het feit dat het bevoegd gezag stelt dat van restitutie van het schoolgeld geen sprake kan zijn. Bij ontbinding zou gedeeltelijke terugbetaling wel aan de orde zijn.
3.9. Een en ander leidt tot toewijzing van de vordering van eisers tot toelating van [de zoon] tot het door het Luzac College gegeven Havo -onderwijs (jaar 4/5). De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd en er zal worden bepaald dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.10. Het Luzac College zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt gedaagden binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis [de minderjarige zoon van eisers] toe te laten tot het Havo-onderwijs (jaar 4/5) op hun vestiging in [plaats];
veroordeelt gedaagden voor iedere dag dat zij niet voldoen aan bovenstaande veroordeling een dwangsom van € 500,--, met een maximum van € 25.000,--, aan eisers te betalen;
bepaalt dat de dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.9 is vermeld;
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.