ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0142
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Leijenhorst
- P.C. Stroebel
- Rechtspraak.nl
Naheffing motorrijtuigenbelasting en boete bij gebruik handelaarskenteken voor bedrijfsactiviteiten
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de vraag centraal of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde boete terecht waren opgelegd aan V.O.F. Autohandel [X.]. De rechtbank deed uitspraak op 22 februari 2007, na een zitting op 8 februari 2007, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar vennoot [vennoot A.]. De inspecteur van de Belastingdienst, [P.], vertegenwoordigde de verweerder.
De zaak ontstond naar aanleiding van een controle op 14 september 2005, waarbij werd vastgesteld dat een auto met handelaarskenteken geparkeerd stond nabij een dienstencentrum. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op, omdat het gebruik van de auto niet in het kader van de bedrijfsactiviteiten zou zijn geweest. Eiseres betwistte dit en stelde dat de auto was verkocht en dat de afwikkeling van de verkoop in [plaats] zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat het afleveren van verkochte auto's een activiteit is die volledig tot de bedrijfsvoering van eiseres behoort.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de naheffingsaanslag en de boete, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de auto in het kader van de bedrijfsactiviteiten van eiseres plaatsvond, en dat de naheffingsaanslag en boete derhalve niet gerechtvaardigd waren. De uitspraak benadrukt het belang van de context waarin handelaarskentekens worden gebruikt en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en biedt een belangrijke precedent voor vergelijkbare zaken in het bestuursrecht en belastingrecht.