ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0573

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3901 PARKBL
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting naheffingsaanslag en bewijs van betaling via transponderkaart

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 februari 2007, ging het om een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de gemeente Leiden. De naheffingsaanslag was het gevolg van een controle op 16 december 2005, waarbij parkeercontroleurs constateerden dat er geen parkeerkaart of vergunning in de auto van eiser aanwezig was. Eiser betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij wel degelijk had voldaan aan de parkeerbelasting door gebruik te maken van een transponderkaart van Park-line, die hij via zijn mobiele telefoon had aangemeld.

Tijdens de zitting op 14 februari 2007 was eiser niet aanwezig, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op correcte wijze was verzonden. De rechtbank beoordeelde de bewijsvoering van beide partijen. Eiser had een overzicht overgelegd waaruit bleek dat hij de parkeeractie tijdig had aangemeld. De rechtbank hechtte geloof aan de stellingen van eiser en concludeerde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat eiser de verschuldigde belasting niet had voldaan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, herroepte de naheffingsaanslag en gelastte de gemeente Leiden het door eiser betaalde griffierecht van € 38,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.A. Dirks, in tegenwoordigheid van mr. F. Mulder, griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3901 PARKBL
Uitspraakdatum: 28 februari 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X.], wonende te [Y.], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 10 april 2006 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [000000]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2007.
Namens verweerder is verschenen [...].
Eiser is niet verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 16 januari 2007 naar het adres [a-straat] te [Y.], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 17 januari 2007 op het voormelde adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat de gemeente Leiden het door eiser betaalde griffierecht van € 38,- vergoedt.
2. Gronden
2.1. Op vrijdag 16 december 2005 uur stond de auto van eiser, met kenteken [00-AA-AA], geparkeerd aan de [adres] te Leiden. Tijdens een controle op de hiervoor genoemde datum en plaats omstreeks 09.30 uur hebben twee parkeercontroleurs geconstateerd dat er in de auto van eiser geen parkeerkaart of parkeervergunning aanwezig was. De genoemde locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden aangewezen als plaats waar op die dag en dat tijdstip tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Naar aanleiding daarvan is de naheffingsaanslag ten bedrage van € 56,- opgelegd, bestaande uit € 10,- aan parkeerbelasting en € 46,- aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.2. Eiser stelt dat in het voertuig bij de controle wel een zogenoemde transponderkaart, met serienummer [nummer], van Park-line B.V. (hierna: Park-line) aanwezig was. Eiser heeft het parkeren op de genoemde locatie (hierna: de parkeeractie) per mobiele telefoon bij Park-line aangemeld op 15 december 2005 om 10:01:08 uur. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een overzicht van Park-line overgelegd, waarin de parkeeracties van eiser op 15 en 16 december 2005 staan vermeld.
2.3. Verweerder stelt dat de parkeercontroleurs tijdens een controle op het dashboard, de stoelen, de vloer en de hoedenplank kijken of er een betaalbewijs aanwezig is en dat de controleurs bij hun controle geen transponderkaart in de auto van eiser hebben aangetroffen. De parkeercontroleur heeft verklaard dat hij noch zijn collega een transponderkaart in de auto van eiser heeft waargenomen. Eiser heeft volgens verweerder de parkeerbelasting hierdoor niet voldaan op de voorgeschreven wijze of overeenkomstig de voorwaarden verbonden aan het Park-line abonnement.
2.4. De rechtbank hecht geloof aan de stellingen van eiser dat hij de verschuldigde parkeerbelasting op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag had voldaan op de in artikel 6, eerste lid, eerste volzin, tweede zinsdeel, van de Verordening Parkeerbelastingen 2003, zoals nadien gewijzigd, genoemde wijze en dat hij de transponderkaart zichtbaar achter de voorruit van zijn auto had geplaatst. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het door eiser in bezwaar overgelegde overzicht blijkt dat de transponderkaart met serienummer [nummer] op 15 december 2005 om 10:01:08 uur is aangemeld bij Park-line en dat het overzicht bovendien als locatie een 'Dagkaart' te Leiden vermeldt. Nu een dagkaart op de betreffende locatie 24 uur geldig is, betekent dit dat eiser op het moment van opleggen van de naheffingsaanslag de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan.
2.5. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet geslaagd is in het bewijs dat eiser de verschuldigde belasting ter zake van het parkeren op het moment van opleggen van de naheffingsaanslag niet had voldaan. De verklaring van de parkeercontroleur dat hij geen transponderkaart in de auto van eiser heeft waargenomen, acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om tot een andersluidend oordeel te komen.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
2.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.A. Dirks, in tegenwoordigheid van mr. F. Mulder, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.