RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
geboren op [geboortedatum] 1980 (toegekende datum),
van Kameroense nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. W.G. Kuster-van de Ven, advocaat te Arnhem,
de Minister van Justitie
(voorheen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie)
verweerder,
gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach, werkzaam bij de IND.
Bij besluit van 28 maart 2003 heeft verweerder ambtshalve beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ dan wel ‘tijdsverloop in de asielprocedure’.
Bij brief van 25 april 2003 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij besluit van 30 juli 2004 het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 26 augustus 2004 heeft eiser tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem, van 6 juni 2005 (AWB 04/38507) is het beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 juli 2004 vernietigd en tevens bepaald dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaarschrift van 25 april 2003 met inachtneming van die uitspraak.
Verweerder heeft bij besluit van 4 oktober 2005 het bezwaar van 25 april 2003 wederom ongegrond verklaard. De vreemdelingenpolitie te Arnhem heeft blijkens een daartoe opgemaakt proces-verbaal van 6 oktober 2005 verklaard niet in staat te zijn om het besluit aan eiser uit te reiken, nu eiser sinds 24 maart 2005 stond uitgeschreven op het laatst bekende GBA-adres. Vervolgens is bij brief van 22 mei 2006 aan de gemachtigde van eiser het besluit toegezonden. Bij brief van 19 juni 2006 heeft eiser daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is behandeld ter zitting van 8 februari 2007, waar eiser en zijn gemachtigde, alsmede de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.
2.1 Allereerst staat ter beoordeling of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
2.2 Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen.
Ingevolge artikel 3.6, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna:
Vb 2000) kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 slechts ambtshalve worden verleend onder een beperking verband houdende met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling.
2.3 Uit de gedingstukken blijkt onder meer dat in het kader van een onderzoek naar eisers leeftijd een aantal radiologische beoordelingen heeft plaatsgevonden.
Volgens het leeftijdsonderzoek van 13 februari 2001 was eiser op het moment van het onderzoek minimaal 20 jaar oud, zodat dat hij ten tijde van de aanvraag van 21 september 1998 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd 19,05 jaar of ouder was.
In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2003 (JV 2003/512), betreffende verweerders vergewisplicht bij het leeftijdsonderzoek, heeft verweerder aanleiding gezien de röntgenfoto’s van eiser voor een herbeoordeling aan de radiologen voor te leggen. De onderzoeker, H.Th. van der Pas, heeft vervolgens op 15 juli 2004 schriftelijk verklaard dat de eerdere conclusies van het leeftijdsonderzoek worden bevestigd. Daarbij zijn kopieën gevoegd van beoordelingsformulieren, bestemd voor het registreren van de gegevens van de betreffende vreemdeling en voor het vastleggen van de bevindingen van het onderzoek door de radiologen. De aldus te verwerken gegevens zijn gerubriceerd, welke rubrieken met lijnen zijn omkaderd (vakjes).
De eerste beoordelaar, aangeduid met de code “BA”, heeft blijkens het daartoe door hem geparafeerde en op 2 juli 2004 gedateerde formulier bij het vakje “Mogelijkheid I” de tekst “volledige uitrijping” omcirkeld en bij het vakje “Mogelijkheid III andere beoordeling” een kruis geplaatst. De tweede beoordelaar, aangeduid met de code “BK”, heeft blijkens het daartoe door haar geparafeerde en op 2 juli 2004 gedateerde formulier bij het vakje “Mogelijkheid I” de tekst “volledige uitrijping” omcirkeld en bij het vakje “Mogelijkheid III andere beoordeling” een streep gezet.
In voormelde uitspraak van 6 juni 2005 heeft de rechtbank onder meer overwogen (rechtsoverweging 9):
“De rechtbank stelt evenwel vast dat de parafen van de radiologen aanzienlijk verschillen van hun parafen bij een ander onderzoek, zoals blijkt uit door eiser ingebrachte beoordelingen van 8 april 2004 van, gelet op de vermelde lettercodes "BA" en "BK", dezelfde radiologen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verweerder niet voldoende heeft onderbouwd dat het desondanks om dezelfde radiologen zou gaan. Hierbij is van belang dat de enkele stelling van verweerder dat parafen van een persoon in het algemeen (kunnen) verschillen aangezien het menselijkerwijs niet mogelijk is exact dezelfde parafen te plaatsen, niet leidt tot een ander oordeel nu in het onderhavig geval de parafen in aanzienlijke mate van elkaar verschillen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich onvoldoende heeft vergewist van de deugdelijkheid en zorgvuldigheid van het leeftijdsonderzoek, zodat het de daaraan verbonden conclusies niet kan dragen.”.
Van der Pas heeft in zijn rapport van 15 september 2005 aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst onder meer gesteld:
“De eerste radioloog met de code BA is niet meer in dienst. De tweede radioloog met de code BK is met zwangerschapsverlof. (...)
Naar aanleiding van het voorgaande heb ik overleg gevoerd met de directie van de instelling waar de herbeoordelingen hebben plaatsgevonden. In dat overleg is besloten om de röntgenfoto’s opnieuw te laten beoordelen. Tijdens dat overleg heb ik met mijn hand een oud beoordelingsformulier voorzien van de naam van [eiser], haar ind-nummer en de datum van het onderzoek in Eindhoven. Dit beoordelingsformulier heb ik overhandigd aan de radiologen, alsook een digitale versie van de röntgenfoto’s, ten einde opnieuw een herbeoordeling op te maken. Omdat op dat moment geen blanco beoordelingsformulieren beschikbaar waren, heb ik gebruik gemaakt van een oud formulier waarop de oude gegevens doorgehaald zijn.
In samenwerking met vermelde directie is besloten om navraag bij de beoordelende radiologen BA en BK te doen betreffende de situatie waaronder de herbeoordelingen indertijd opgemaakt en ondertekend zijn. (...) Nadat vermelde navraag afgerond is, zal ik daarover geïnformeerd worden. Vervolgens zal ik u verslag uitbrengen.”.
Bij voormeld rapport van 15 september 2005 zijn kopieën gevoegd van de nieuwe (her)beoordelingsformulieren van 24 augustus 2005. Deze (standaard-)formulieren zijn op een zelfde wijze opgemaakt, als hiervoor geschetst ter zake de in 2004 gebruikte formulieren.
Zowel op het formulier van de eerste als de tweede beoordelaar is tekst doorgestreept achter de rubrieken “ind nummer”, “naam” en “datum onderzoek Eindhoven” alsmede in het vakje “radiologische ondertekening met paraaf en datum”. Op de kopieën van die formulieren is niet leesbaar welke tekst aldus is doorgehaald. De onderhavige formulieren zijn door de radiologen, geduid met de initialen “EJ” en “DT”, voorzien van een paraaf. Op beide formulieren is bij “Mogelijkheid I” de tekst “volledige uitrijping” omcirkeld, deels over de lijnen van het betreffende vakje en de daarin opgenomen tekst, en bij “Mogelijkheid III andere beoordeling” een streep geplaatst, eveneens deels over de lijnen van het betreffende vakje en de daarin opgenomen tekst.
2.4 Verweerder heeft zich blijkens het thans bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’, omdat uit het (zorgvuldig en volledig) leeftijdsonderzoek blijkt dat eiser ten tijde van zijn aanvraag meerderjarig was.
2.5 Namens eiser is in beroep aangevoerd dat nog steeds onvoldoende is voldaan aan de vergewisplicht die op verweerder rust en dat het leeftijdsonderzoek onvoldoende zorgvuldig en deugdelijk is geweest. Eiser acht daartoe onder meer van belang dat gebruik is gemaakt van beoordelingsformulieren uit een andere zaak, waarbij een aantal oude gegevens is doorgestreept, terwijl een conclusie van Van der Pas ten aanzien van de twee herbeoordelingen van de radiologen ontbreekt. Voorts klaagt eiser dat verweerder ten onrechte geen acht heeft geslagen op het door hem in kopie overgelegde paspoort, waaruit de door hem gestelde geboortedatum blijkt.
2.6 De rechtbank stelt vast dat zich in het procesdossier geen stukken bevinden ter zake de uitkomst van de door Van der Pas in zijn rapport van 15 september 2005 aangekondigde navraag bij de radiologen BA en BK. Desgevraagd heeft verweerders gemachtigde ter zitting evenmin kunnen verklaren of ter zake door verweerder is gerappelleerd.
Overwogen wordt dat Van der Pas in zijn rapport van 15 september 2005 meldt dat er ten tijde van de nieuwe (her)beoordelingen in 2005 geen blanco beoordelingsformulieren beschikbaar waren en dat hij daarom gebruik heeft gemaakt van een oud formulier, waarop hij de oude gegevens heeft doorgehaald en dat hij die formulieren aan de radiologen heeft overhandigd. Niet bekend is, of de vakjes “Mogelijkheid I” en/of “Mogelijkheid III andere beoordeling” op het moment dat Van der Pas de formulieren aan de radiologen EJ en DT overhandigde, al (of: nog steeds) omcirkeld dan wel aangestreept waren. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting op dit punt geen nadere informatie kunnen verschaffen.
De door Van der Pas zelf in zijn rapport van 15 september 2005 beschreven gang van zaken rondom het aanbieden van het formulieren aan de radiologen wekt naar het oordeel van de rechtbank de gerechtvaardigde indruk dat op dat moment de bevindingen al (of: nog steeds) waren omcirkeld dan wel aangestreept. Dit vermoeden wordt bevestigd doordat op de kopieën in het procesdossier ten aanzien van die omcirkeling en aanstreping geen doorhaling (bijvoorbeeld met pen of lak) lijkt te hebben plaatsgevonden, zoals wel is gebeurd met de gegevens “ind nummer”, “naam”, “datum onderzoek Eindhoven” en “radiologische ondertekening met paraaf en datum”.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet uitgesloten kan worden geacht dat de bevindingen, die in het algemeen het resultaat vormen van het door de radiologen in een specifieke zaak uit te voeren onderzoek, aangebracht op het beoordelingsformulier van de “oude” zaak, op de betreffende formulieren zijn blijven staan en dat die formulieren aldus door Van der Pas aan de radiologen zijn overhandigd, vóórdat deze eisers röntgenfoto’s beoordeelden. Naar het oordeel van de rechtbank brengt reeds (het gerechtvaardigd vermoeden van) deze gang van zaken mee dat de onderhavige herbeoordeling van het leeftijdsonderzoek niet zorgvuldig is geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder in de onderhavige zaak aan de uitkomst van het leeftijdsonderzoek grote betekenis toekent, zodat geen ruimte dient te bestaan voor gerechtvaardigde twijfel omtrent de wijze van totstandkoming van dat onderzoek. Voor zover zijdens verweerder bedoeld is te betogen dat de radiologen middels ondertekening (alsnog) de verantwoordelijkheid voor het verslag van bevindingen hebben genomen, leidt dit niet tot een ander oordeel, nu de eisen van zorgvuldig onderzoek door deskundigen als in dit geval radiologen, meebrengen dat de uitkomst daarvan niet voordien schriftelijk is vastgelegd en aan die deskundigen wordt aangereikt. Verweerder kan derhalve niet worden gevolgd in zijn standpunt dat is voldaan aan de op hem rustende plicht zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) er van te vergewissen dat het in augustus/september 2005 verrichte onderzoek, waarbij eiser met juistheid heeft opgemerkt dat een (expliciete) conclusie van Van der Pas op grond van die beoordelingen ontbreekt, op deugdelijke en zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
2.7 Voorts overweegt de rechtbank dat eiser na het sluiten van het onderzoek ter zitting in de vorige procedure (AWB 04/38507) bij brief van 31 januari 2005 aan de rechtbank een kopie van zijn Kameroens paspoort heeft overgelegd, welke stukken gelijktijdig in kopie aan verweerder zijn verzonden. In dit paspoort, dat eiser op 3 december 2004 is verstrekt door de ambassade van Kameroen in Nederland, wordt 21 april 1981 als eisers geboortedatum genoemd. Nu verweerder reeds bij voornoemde brief een kopie van het paspoort is toegezonden, kan verweerder niet worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser het paspoort pas in de onderhavige procedure, bij de gronden van beroep van 25 juli 2006, en derhalve te laat, heeft ingebracht. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder het paspoort dan ook in de besluitvorming kunnen en moeten betrekken.
2.8 Reeds gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid en dat het evenmin deugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit komt wegens schending van de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal verweerder opdragen opnieuw te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
2.9 De vraag of verweerder eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘tijdsverloop in de asielprocedure’ heeft kunnen weigeren, behoeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank thans geen verdere bespreking.
2.10 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken en tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht. Met toepassing van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-- ter zake verleende rechtsbijstand, te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van de rechtbank door storting op bankrekeningnummer 1923.25.922 ten name van Arrondissement 547 Zutphen, onder vermelding van het in de kop van deze uitspraak vermelde registratienummer;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiser het betaalde griffierecht van € 141,-- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.C. van der Mei en in het openbaar uitgesproken op
15 maart 2007 in tegenwoordigheid van A.J. Rijks als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC Den Haag.