ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0916

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758467-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Boer
  • A. Berendsen
  • J. Bockwinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij XTC-productie en overtreding van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die gedurende een periode van ruim zes maanden betrokken was bij de vervaardiging van XTC als 'pillendraaier' in een grootschalig XTC-laboratorium. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan overtredingen van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening door zonder de benodigde bevoegdheid tabletten met meta-chloor-phenyl-piperazine te bereiden en/of ter aflevering voorhanden te hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de productie van synthetische drugs, die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en bijdragen aan criminaliteit en overlast. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Daarnaast is de teruggave van een inbeslaggenomen personenauto aan de verdachte gelast. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere telastgelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/758467-06
's-Gravenhage, 16 maart 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden", Penitentiair Complex Scheveningen, Jeugdhuis van Bewaring De Sprang, Unit 3, te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 maart 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr A.L. Jas, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Baan heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk [merk], kenteken [kenteken], zal worden teruggegeven aan verdachte.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is in een periode van ruim zes maanden betrokken geweest bij de vervaardiging van XTC, in de hoedanigheid van "pillendraaier" in een groots opgezet XTC-laboratorium. Verdachte heeft aldus een aanzienlijke en essentiële bijdrage geleverd aan de productie van synthetische drugs. Van deze drugs is algemeen bekend dat zij de volksgezondheid schaden en direct en indirect allerlei vormen van overlast en criminaliteit in de hand werken. De productie in synthetische drugs dient dan ook krachtig bestreden te worden.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet op de geneesmiddelvoorziening door zonder daartoe bevoegd te zijn, tabletten bevattende meta-chloor-phenyl-piperazine heeft bereid en /of ter aflevering voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte waaruit blijkt dat hij in het verleden met politie en justitie in aanraking is geweest, doch niet voor drugsdelicten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, ressort Den Haag, d.d. 9 februari 2007.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten en het hiervoor overwogene, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 09/758467-06, te weten een personenauto, merk [merk], kenteken [kenteken].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 31 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening;
- 1, 2, 6 van de Wet op de economische delicten (oud);
- 2, 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 13 december 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 15 december 2006,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 09/758467-06, te weten: een personenauto, merk [merk], kenteken [kenteken];
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Berendsen en Bockwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2007.