ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1250

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3903 PARKBL
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting na foutieve aanmelding via Park-line

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X.], en de heffingsambtenaar van de gemeente [Y.] over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser had op 16 november 2005 zijn auto geparkeerd op de [a-straat] te [Y.] en had via Park-line een parkeeractie aangemeld. Echter, eiser meldde de parkeeractie voor een andere locatie dan waar zijn auto daadwerkelijk stond geparkeerd. Tijdens een controle door parkeercontroleurs werd vastgesteld dat er geen parkeerbewijs in de auto aanwezig was, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 48,-, bestaande uit € 2,- aan parkeerbelasting en € 46,- aan kosten van de naheffingsaanslag.

Eiser stelde dat er wel een transponderkaart aanwezig was in zijn voertuig en dat hij de parkeeractie correct had aangemeld. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij de verschuldigde parkeerbelasting voor de juiste locatie had voldaan. De rechtbank nam daarbij in overweging dat het overzicht van Park-line dat eiser overlegde, niet aantoonde dat de betaling voor de [a-straat] was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar geslaagd was in het bewijs dat eiser de parkeerbelasting niet op de voorgeschreven wijze had voldaan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Dirks, in tegenwoordigheid van mr. F. Mulder, griffier, en werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3903 PARKBL
Uitspraakdatum: 28 februari 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X.] wonende t[Y.], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y.], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 10 april 2006 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [00000]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2007.
Namens verweerder is verschenen [....].
Eiser is niet verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 16 januari 2007 naar het adres [adres] te [Y.], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 17 januari 2007 op het voormelde adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Op woensdag 16 november 2005 uur stond de auto van eiser, met kenteken
[00-00-AA], geparkeerd op de [a-straat] te [Y.]. Tijdens een controle op de hiervoor genoemde datum en plaats omstreeks 14.46 uur hebben parkeercontroleurs geconstateerd dat er in de auto van eiser geen parkeerkaart of parkeervergunning aanwezig was. De genoemde locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente [Y.] aangewezen als plaats waar van maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot 21.00 uur en op zondag van 13.00 uur tot 21.00 uur tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Naar aanleiding daarvan is de naheffingsaanslag ten bedrage van € 48,- opgelegd, bestaande uit € 2,- aan parkeerbelasting en € 46,- aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.2. Eiser stelt dat in het voertuig bij de controle wel een zogenoemde transponderkaart, met serienummer [...], van Park-line B.V. (hierna: Park-line) aanwezig was. Eiser heeft het parkeren op de genoemde locatie (hierna: de parkeeractie) per mobiele telefoon bij Park-line aangemeld op 16 november 2005 om 13:54:13 uur. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een overzicht van Park-line overgelegd, waarin de parkeeracties van eiser in de periode van 15 november 2005 tot en met 22 november 2005 staan vermeld.
2.3. Verweerder stelt dat de parkeercontroleurs tijdens een controle op het dashboard, de stoelen, de vloer en de hoedenplank kijken of er een betaalbewijs aanwezig is en dat de controleurs bij hun controle geen parkeerkaart of transponderkaart in de auto van eiser hebben aangetroffen. De parkeercontroleur heeft verklaard dat hij noch zijn collega een transponderkaart in de auto van eiser heeft waargenomen. Eiser heeft volgens verweerder de parkeerbelasting hierdoor niet voldaan op de voorgeschreven wijze of overeenkomstig de voorwaarden verbonden aan het Park-line abonnement.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat eiser tegenover de stelling van verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de voor de locatie [a-straat] verschuldigde parkeerbelasting op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag had voldaan op de wijze zoals genoemd in artikel 6, eerste lid, eerste volzin, tweede zinsdeel, van de Verordening Parkeerbelasting 2003, zoals nadien gewijzigd. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het overgelegde overzicht weliswaar blijkt dat de transponderkaart met serienummer [...] op 16 november 2005 om 13:54:13 uur bij Park-line is aangemeld, maar dat dit overzicht als locatie de [locatie] te [Y.] vermeldt. Hieruit blijkt niet dat eiser de verschuldigde parkeerbelasting voor de locatie [a-straat] had voldaan.
2.5. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder geslaagd is in het bewijs dat eiser de verschuldigde belasting ter zake van het parkeren op de locatie [a-straat] op het moment van opleggen van de naheffingsaanslag niet op de onder 2.4 genoemde wijze of anderszins heeft voldaan. De rechtbank overweegt hierbij dat ook indien het zo is dat eiser, hetgeen hij overigens niet heeft gesteld, bij het aanmelden bij Park-line een foutieve code heeft ingevoerd, dit het voorgaande niet anders maakt. Aangezien eiser er zelf voor heeft gekozen om de parkeerbelasting te voldoen door middel van telefonische betaling, dient het eventuele foutief intoetsen van een tariefcode voor zijn rekening en risico te blijven.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.A. Dirks, in tegenwoordigheid van mr. F. Mulder, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.