RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925778-06
's-Gravenhage, 23 maart 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1958 te [gemeente A],
adres: [adres] te [gemeente B].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 december 2006, 05 januari 2007 en 9 maart 2007 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. van der Steen, advocaat te Wassenaar, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. Y.H.M. de Groot heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 2 primair, 3 primair en 4 telastgelegde feiten wordt vrijgesproken en dat verdachte van de hem onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt behandeling bij De Waag (behandeling Seksueel Delinquenten en behandeling gericht op de autismespectrumstoornis).
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [A] (namens hem: de wettelijk vertegenwoordiger [B]). Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 518,00, subsidiair 19 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 primair, 3 primair en 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 primair telastgelegde feit heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer [A] door feitelijkheden heeft gedwongen tot het dulden van bepaalde handelingen.
De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van het navolgende. Verdachte heeft bedoelde handelingen verricht bij een minderjarig slachtoffer dat veel jonger is dan hij. De eerste keer dat verdachte het slachtoffer in zijn kruis heeft betast deed hij dat onverhoeds. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer nadien nog een aantal keer heeft betast en dat hij dit steeds in een rijdende bus heeft gedaan zodat het slachtoffer niet weg kon gaan. Verdachte hield daarbij een jas over zijn arm zodat andere mensen in de bus zijn handelingen niet konden zien. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat hij uit schaamte niets tegen verdachte heeft durven zeggen in de volle bus en dat hij dermate bang was dat hij geen weerstand aan verdachte heeft durven en kunnen bieden.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel betasten (in het kruis) van minderjarige jongens in de bus. Verdachte heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers en de mogelijk verstrekkende consequenties van zijn handelen voor deze slachtoffers. Zo verklaart één van de slachtoffers dat verdachte zijn leven maandenlang 'overhoop' heeft gehaald. Bovendien ervaart dit slachtoffer na het gebeuren gevoelens van angst in grote groepen mensen, in het bijzonder in de bus.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet recentelijk wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de pro justitia rapporten betreffende de verdachte; het rapport opgesteld door A.M.M. van der Reijken, psychiater, gedateerd 18 februari 2007 en het rapport opgesteld door M.H. Keppel, psycholoog, gedateerd 26 februari 2007. Uit beide rapporten komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke storing van de geestvermogens in de vorm van PDD NOS (een autismespectrumstoornis) en pedofilie.
Beide gedragsdeskundigen komen in hun rapporten tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van genoemde feiten, op grond van de hiervoor genoemde stoornis, licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht. De rechtbank neemt de conclusie dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht ten tijde van de door hem gepleegde feiten over en maakt deze tot de hare.
Bij het opleggen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de adviezen in genoemde rapportages tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf onder de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact en het in dit kader ondergaan van behandeling bij De Waag. Hierbij wordt in de overweging meegenomen dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven zeer gemotiveerd te zijn om deze behandeling te ondergaan.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, onder de bijzondere voorwaarde zoals hiervoor genoemd. De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op drie jaar omdat het - gezien de problematiek van verdachte - geboden lijkt dat hij gedurende langere tijd aan reclasseringstoezicht is onderworpen.
De vordering van de benadeelde partij
[A], wettelijk vertegenwoordigd door [B], wonende te [gemeente C] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 518,00.
Deze vordering is door de verdediging niet weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering en zal deze vordering toewijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 518,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2 primair, 3 primair en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het onder 1 telastgelegde feit:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
ten aanzien van de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair telastgelegde feiten:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op het onvoorwaardelijke deel van de straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 31 augustus 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 01 september 2006,
welke voorlopige hechtenis werd opgeheven met ingang van: 13 maart 2007,
in vrijheid gesteld op: 13 maart 2007;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt behandeling bij De Waag (behandeling Seksueel Delinquenten en behandeling gericht op de autismespectrumstoornis);
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A], wettelijk vertegenwoordigd door [B], wonende [adres] te [gemeente C] een bedrag van € 518,00, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 518,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A] (voornoemd);
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Bergman, voorzitter,
Bockwinkel en Honée, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2007.