ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1968
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het bezit van de Nederlandse nationaliteit na verkrijging van de Amerikaanse nationaliteit
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op 14 oktober 1931 in Suriname, een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek vast te stellen dat hij sinds 21 juli 1947 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker verkreeg de Nederlandse nationaliteit samen met zijn moeder en heeft later, in 1976, de Amerikaanse nationaliteit verkregen om zijn artsenregistratie in de Verenigde Staten te behouden. In 1988 is er door het Nederlandse Consulaat in Chicago een onderzoek gestart naar de vraag of verzoeker vrijwillig de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen. Dit onderzoek leidde in 1989 tot de conclusie dat verzoeker zijn Nederlanderschap niet had verloren. Echter, in 2005 werd verzoeker medegedeeld dat hij zijn Nederlanderschap wel had verloren, wat leidde tot zijn verzoekschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende bewijs heeft geleverd dat in 1988/1989 door de Staat voldoende onderzoek is gedaan naar de nationaliteit van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat de Staat niet meer kan terugkomen op de eerdere conclusie dat verzoeker zijn Nederlanderschap niet heeft verloren, zonder bijzondere omstandigheden aan te voeren. De rechtbank concludeert dat verzoeker vanaf 21 juli 1947 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en wijst het verzoek van de Staat af.
De uitspraak is gedaan door mr. I.F. Dam op 29 maart 2007, waarbij de rechtbank de verzoeker in het gelijk heeft gesteld en heeft bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit behoudt.