ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2382
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.D. Veenendaal
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met afwijking van de hoofdregel
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 maart 2007 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 12 september 2006 een verzoek tot echtscheiding hebben ingediend. De vrouw verzocht om echtscheiding en een nevenvoorziening voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man voerde verweer tegen de wijze van verdeling, maar niet tegen de echtscheiding zelf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is.
De rechtbank heeft vervolgens de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap beoordeeld. De man betwistte dat hij de door de vrouw gespecificeerde inboedelgoederen onder zich heeft, maar ging akkoord met de door de vrouw gewenste verdeling van de inboedel. De rechtbank overwoog dat, hoewel de man stelde dat alle goederen en schulden bij de verdeling betrokken moesten worden, de omstandigheden van het geval aanleiding gaven om af te wijken van de hoofdregel in artikel 1:94 BW lid 2. De rechtbank oordeelde dat er gedurende het kortdurende huwelijk van slechts acht dagen nauwelijks financiële lotsverbondenheid was tussen partijen.
De rechtbank besloot dat de verdeling van de schulden zodanig moest worden vastgesteld dat ieder der partijen de schulden krijgt toebedeeld die hij of zij is aangegaan, met vrijwaring van de ander tegen eventuele aanspraken van derden. De echtelijke woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening werden aan de man toebedeeld, terwijl de inboedel op de door de vrouw verzochte wijze werd verdeeld. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.