ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2581

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3783
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.P.F. Slijpen
  • L.M. Holdert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in belastingzaak; onjuiste aangifte en vertrouwen op juistheid door de inspecteur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De eiser, [X.], had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslag, die was gebaseerd op zijn ingediende aangifte. De rechtbank heeft op 7 maart 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanslag was opgelegd overeenkomstig de door eiser ingediende aangifte, en dat de aanslag na bezwaar was verminderd omdat de AOW-uitkering van de echtgenote van eiser ten onrechte in het belastbare inkomen was opgenomen.

De kern van het geschil betrof de vraag of eiser recht had op een proceskostenvergoeding voor de rechtsbijstand die hij had ingeroepen in de bezwaarprocedure. De rechtbank stelde vast dat voor toekenning van een proceskostenvergoeding op basis van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat er sprake is van een aan de verweerder te wijten onrechtmatigheid. Eiser betoogde dat de inspecteur had verzuimd om de onjuiste uitkering in de aangifte te corrigeren, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aangifte daadwerkelijk was 'uitgeworpen' voor handmatige afdoening.

De rechtbank concludeerde dat de inspecteur in beginsel mag vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte, en dat eventuele fouten in de aangifte voor risico van de belastingplichtige komen. De enkele omstandigheid dat de aangifte een hogere uitkering vermeldde dan de bij de belastingdienst bekende loongegevens, was voor de rechtbank onvoldoende reden om te oordelen dat de inspecteur onrechtmatig had gehandeld. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3783
Uitspraakdatum: 7 maart 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X.], wonende te [Y.], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te [P. ], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 april 2006 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2007. Namens eiser is verschenen [...]. Namens verweerder is verschenen [...]
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Vaststaat dat de aanslag is opgelegd overeenkomstig de door eiser ingediende aangifte. Voorts staat vast dat de aanslag na bezwaar is verminderd, onder meer omdat de AOW-uitkering van de echtgenote van eiser ten onrechte in het aangegeven belastbare inkomen was begrepen.
2.2. In geschil is of eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding ter zake van de in de bezwaarprocedure door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.3. Blijkens artikel 7:15 van Awb is voor toekenning van een dergelijke vergoeding vereist dat sprake is van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank begrijpt eisers betoog in dit verband aldus dat die onrechtmatigheid erin is gelegen dat, hoewel eisers aangifte is 'uitgeworpen' voor handmatige afdoening, verweerder heeft verzuimd het in de aangifte vermelde onjuiste uitkering van de Sociale Verzekeringsbank te corrigeren, of althans dat verweerder heeft verzuimd zijn werkprocessen zodanig in te richten dat aangiften waarin een hogere uitkering is vermeld dan blijkt uit de bij de belastingdienst bekende loongegevens worden uitgeworpen teneinde handmatig te worden gecorrigeerd.
2.4. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn aangifte is 'uitgeworpen' voor handmatige afdoening. De rechtbank acht wel aannemelijk - gelet op hetgeen daaromtrent ter zitting door partijen is verklaard - dat verweerder ten tijde van het vaststellen van de aanslag op 3 februari 2006 beschikte over de juiste uitkeringsgegevens van eiser.
2.5. Het vorenstaande roept de vraag op of sprake is van een aan verweerder toe te rekenen onrechtmatigheid indien hij zijn werkprocessen niet zodanig heeft ingericht dat een aangifte waarin een hogere uitkering is vermeld dan blijkt uit de bij de belastingdienst bekende loongegevens wordt uitgeworpen teneinde handmatig te worden gecorrigeerd.
2.6. Hoewel verweerder gehouden is op basis van alle hem ter beschikking staande gegevens, waaronder de aangifte en renseignementen van derden, de aanslag - ook in afwijking van de aangifte in voor de belastingplichtige gunstige zin - vast te stellen overeenkomstig de wettelijke bepalingen, zal hij in het algemeen mogen vertrouwen op de juistheid van de aangediende aangifte. Eventuele fouten daarin ten nadele van de indiener van de aangifte komen dan ook in beginsel voor diens risico en leiden niet tot een aan verweerder toe te rekenen onrechtmatigheid. Onder deze omstandigheden vloeit de noodzaak tot het maken van bezwaar uitsluitend voort uit de handelwijze van de belastingplichtige.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde in dit geval de enkele omstandigheid dat de aangifte een hogere uitkering vermeldde dan bleek uit de bij verweerder bekende loongegevens van de Sociale Verzekeringsbank verweerder niet ervan te weerhouden om uit te gaan van de juistheid van de in de aangifte vermelde uitkering. Er is in dit geval dan ook geen reden om af te wijken van hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen.
2.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 7 maart 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Holdert, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's -Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.