ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2581
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P.F. Slijpen
- L.M. Holdert
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in belastingzaak; onjuiste aangifte en vertrouwen op juistheid door de inspecteur
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De eiser, [X.], had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslag, die was gebaseerd op zijn ingediende aangifte. De rechtbank heeft op 7 maart 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanslag was opgelegd overeenkomstig de door eiser ingediende aangifte, en dat de aanslag na bezwaar was verminderd omdat de AOW-uitkering van de echtgenote van eiser ten onrechte in het belastbare inkomen was opgenomen.
De kern van het geschil betrof de vraag of eiser recht had op een proceskostenvergoeding voor de rechtsbijstand die hij had ingeroepen in de bezwaarprocedure. De rechtbank stelde vast dat voor toekenning van een proceskostenvergoeding op basis van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat er sprake is van een aan de verweerder te wijten onrechtmatigheid. Eiser betoogde dat de inspecteur had verzuimd om de onjuiste uitkering in de aangifte te corrigeren, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aangifte daadwerkelijk was 'uitgeworpen' voor handmatige afdoening.
De rechtbank concludeerde dat de inspecteur in beginsel mag vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte, en dat eventuele fouten in de aangifte voor risico van de belastingplichtige komen. De enkele omstandigheid dat de aangifte een hogere uitkering vermeldde dan de bij de belastingdienst bekende loongegevens, was voor de rechtbank onvoldoende reden om te oordelen dat de inspecteur onrechtmatig had gehandeld. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.