ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2620

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/2905 WWB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Groeneveld-Stubbe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand

In deze zaak hebben eisers, [A.] en [B.], hun verzoek tot herziening van een eerder besluit tot intrekking van hun bijstandsrecht ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan de Rijn. Het oorspronkelijke besluit tot intrekking van de bijstand was genomen op 8 september 2005, nadat de bijstand op 11 juli 2005 was opgeschort. Eisers hebben op 7 november 2005 verzocht om herziening van dit besluit, maar dit verzoek werd op 22 november 2005 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 28 februari 2006 ongegrond verklaard, waarna eisers beroep instelden. De rechtbank heeft de zaak op 8 maart 2007 behandeld.

De rechtbank oordeelde dat eisers geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden hadden aangedragen die een herziening van het besluit konden rechtvaardigen. Volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het aan de aanvrager om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden bij een herhaalde aanvraag. Aangezien eisers dit niet hadden gedaan, kon het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen. De rechtbank concludeerde dat de vereenvoudigde afwijzing van het verzoek door verweerder terecht was gehandhaafd.

De rechtbank benadrukte dat eisers, ondanks dat zij mogelijk niet op de hoogte waren van het intrekkingsbesluit, tijdig bezwaar hadden kunnen maken. De gemachtigde van eisers had ervoor gekozen om een herzieningsverzoek in te dienen, wat niet de juiste procedure was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06/2905 WWB
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[A.] en [B.], wonende te [Y.], eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan de Rijn, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 8 september 2005 heeft verweerder het recht van eisers op bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB), nadat dit met ingang van 11 juli 2005 was opgeschort, met ingang van 12 juli 2005 ingetrokken.
Bij brief van 7 november 2005 hebben eisers verweerder verzocht het besluit van 8 september 2005 te herzien.
Bij besluit van 22 november 2005 is dit verzoek afgewezen.
Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 februari 2006 ongegrond verklaard.
Bij brief van 31 maart 2006, van gronden voorzien bij brief van 24 april 2006, hebben eisers tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is op 8 maart 2007 ter zitting behandeld. Daarbij is eiser [A.] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W. Plessius, advocaat te Waddinxveen, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door [...]
Motivering
Eisers hebben verweerder bij brief van 7 november 2005 verzocht het intrekkingsbesluit van 8 september 2005 te herzien.
Daarmee hebben zij naar het oordeel van de rechtbank verweerder verzocht terug te komen van dat besluit.
Artikel 4:6 van de Awb luidt:
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Overeenkomstig hetgeen voor herhaalde aanvragen is bepaald in artikel 4:6 van de Awb mag van degene die een bestuursorgaan verzoekt van een eerder genomen besluit terug te komen worden verlangd dat bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden gemeld die zo'n terugkomen kunnen rechtvaardigen. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit.
Verweerder heeft de vereenvoudigde afwijzing van dat verzoek na heroverweging gehandhaafd, omdat eisers geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder dat op juiste gronden heeft gedaan.
In het gegeven dat het intrekkingsbesluit tijdens de hoorzitting van het bezwaar tegen het opschortingsbesluit van 22 juli 2005 niet aan de orde is geweest en dat op de brieven van 11 augustus 2005 en 29 augustus 2005 inhoudelijk iets zou zijn af te dingen, noch in het gegeven dat het intrekkingsbesluit van 8 september 2005 niet zouden hebben ontvangen, kunnen naar het oordeel van de rechtbank zogeheten nova besloten liggen. De eerste twee grieven houden geen feiten in die pas na het intrekkingsbesluit van 8 september 2005 bekend zijn geworden. Wat betreft het intrekkingsbesluit zelf mag blijkens het dossier worden aangenomen dat eisers in ieder geval vanaf de zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 31 oktober 2005 daarvan op de hoogte waren. Zij hadden daarna tijdig tegen dit besluit bezwaar kunnen maken en hun klacht met betrekking tot de bekendmaking van het besluit in die procedure naar voren kunnen brengen. Indien een belanghebbende een besluit niet heeft ontvangen, kan hij nog binnen veertien dagen nadat hij met het besluit bekend is geraakt bezwaar maken. De gemachtigde van eisers heeft dat echter niet gedaan, maar heeft er gezien de strekking en de bewoordingen van de laatste zin van de brief van 7 november 2005 nadrukkelijk voor gekozen verweerder te verzoeken terug te komen van dit besluit. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor de ter zitting door de gemachtigde van eisers aangevoerde stelling dat verweerder het herzieningsverzoek als bezwaarschrift had kunnen aanmerken. Van een professionele rechtshulpverlener mag immers worden verwacht dat hij weet op welke wijze hij tegen een besluit moet opkomen. Belangrijker is echter dat deze stelling pas voor het eerst ter zitting is aangevoerd - het bezwaar- noch het beroepschrift bevat een grond van die strekking - , zodat verweerder daar in bezwaar geen rekening mee heeft kunnen en hoeven houden.
Nu geen zogeheten nova aan het herzieningsverzoek van eisers ten grondslag lagen, bestonden er geen gronden om een terugkomen van het oorspronkelijk genomen besluit te rechtvaardigen. De vereenvoudigde afwijzing van het verzoek is derhalve terecht gehandhaafd.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond;
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. M. Groeneveld-Stubbe in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2007, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.