ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3040

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 07/6226 VRONTN/C
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Mobiel Toezicht Vreemdelingen en de rechtmatigheid van de bewaring

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser werd op 8 februari 2007 in bewaring gesteld met het oog op zijn uitzetting, na een controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) op het station Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de MTV-controle in overeenstemming was met de geldende regelgeving, zoals vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Eiser stelde dat de controle discriminatoir was, maar de rechtbank oordeelde dat de controle steekproefsgewijs mocht plaatsvinden en dat er geen sprake was van verboden onderscheid. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor inbewaringstelling aanwezig waren en dat de vreemdeling niet in strijd met het discriminatieverbod was behandeld.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank overwoog dat de procedure en de uitvoering van de bewaring in overeenstemming waren met de wettelijke vereisten. Eiser had geen identiteitspapier en er bestond een gerechtvaardigde vrees dat hij zich aan de uitzetting zou onttrekken. De rechtbank benadrukte dat de controle niet willekeurig was, maar gebaseerd op ervaringsgegevens van de Koninklijke Marechaussee (KMAR). De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van het vreemdelingenrecht en de waarborgen tegen discriminatie in het kader van vreemdelingentoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
regnr.: Awb 07/6226 VRONTN/CM
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[eiser],
geboren op [...] 1969,
van Marokkaanse nationaliteit,
thans verblijvende in het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,
CRV-nummer: [...],
eiser,
gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken, advocaat te Made;
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE
voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Op 8 februari 2007 is eiser met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld (op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Eiser heeft op 9 februari 2007 tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep strekt mede tot toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 februari 2007. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan mr. R.E.J.M van den Toorn, kantoorgenoot van eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was een tolk aanwezig.
2. Standpunten
Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen.
3. Overwegingen
Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn.
Namens eiser is gesteld dat de controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) onrechtmatig moet worden geacht, nu er sprake is van een discriminatoire controle.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hetgeen vermeld staat in het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal conform het bepaalde in paragraaf A3/2.2.3 Vc 2000 is, en dat er geen sprake is van discriminatoir handelen.
De rechtbank is van oordeel dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming waren met de wettelijke vereisten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 50, eerste lid, Vw 2000, voorzover thans van belang, zijn de ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd, hetzij op grond van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren, hetzij ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
In paragraaf A3/2.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), voorzover thans van belang, is vermeld dat ingereisde personen na grensoverschrijding aan vreemdelingentoezicht kunnen worden onderworpen. Deze vorm van toezicht vindt plaats in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV).
Alle personen, Nederlandse en niet-Nederlandse, waarvan mag worden aangenomen dat zij grensgangers zijn, kunnen aan deze vorm van vreemdelingentoezicht worden onderworpen, aldus deze paragraaf. Een redelijk vermoeden van illegaal verblijf speelt bij deze vorm van toezicht geen rol. Bovendien bieden de ervaringsgegevens van de Koninklijke Marechaussee (KMAR) aanknopingspunten om daadwerkelijk over te gaan tot controles.
Bij een controle in internationale treinen worden in beginsel alle grensgangers gecontroleerd. Indien daarvoor de tijd ontbreekt, kan een steekproefsgewijze controle plaatsvinden.
In het proces-verbaal van staandehouding en de verwijzing daarin naar paragraaf A3 Vc 2000 is onder punt 1 opgenomen dat de verbalisanten op 8 februari 2007 om 21.00 uur aanwezig waren op perron 4a van het station van de Nederlandse Spoorwegen te Roosendaal. Onder punt 2 van voornoemd proces-verbaal is opgenomen dat verbalisanten op 8 april 2007 om 21.05 uur een controle hebben gehouden waarbij personen steekproefsgewijs werden gecontroleerd en dat eiser is staande gehouden op grond van artikel 50 Vw 2000, ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding. Hierbij was er geen sprake van vermenging met het overige verkeer.
Tot slot is onder punt 5 opgenomen dat er een controle werd uitgevoerd op de personen komende uit de internationale trein Brussel-Amsterdam en dat de verbalisant eiser uit de trein zag komen en hem tot het moment van de staande houding niet uit het oog is verloren. Verder meldt het pv dat op deze locatie regelmatig controles worden gehouden omdat uit ervaring is gebleken dat op deze plaats illegale immigratie plaatsvindt.
De rechtbank is van oordeel dat de MTV-controle in overeenstemming met het bepaalde in paragraaf A3/2.3.3 Vc 2000 is verlopen. Uit het proces-verbaal van staandehouding, zoals hiervoor is weergegeven, blijkt dat er door twee verbalisanten van de KMAR op station Roosendaal een steekproefsgewijze controle is gehouden op personen komende uit de internationale trein Brussel-Amsterdam. De stelling van eiser dat er sprake is van discriminatoir optreden van verbalisanten, nu in het pv staat dat zij eiser niet uit het oog hebben verloren, volgt de rechtbank niet, nu uit de hiervoor vermelde passages van de Vc 2000 reeds volgt dat de controle steekproefsgewijs kan plaatsvinden en dat in beginsel iedere grensganger, ook zonder bijzondere aanleiding, gecontroleerd mag worden. Bovendien volgt uit voornoemde passages dat een controle niet plaatsvindt op basis van een volstrekt willekeurige steekproef, maar dat rekening wordt gehouden met ervaringsgegevens van de KMAR. Dit betekent dat, voor zover er bij de keuze van te controleren personen onderscheid wordt gemaakt, dit onderscheid – behoudens contra-indicaties- geacht moet worden te berusten op objectieve gronden en dat geen sprake is van een verboden onderscheid. Voormelde contra-indicaties zijn hier gesteld noch gebleken.
Omdat in beginsel iedere grensganger, ook zonder bijzondere aanleiding, gecontroleerd mag worden, komt aan het al dan niet vermelden van een bijzondere aanleiding voor controle in het daarvan opgemaakte proces-verbaal in beginsel geen betekenis toe bij de beoordeling van de rechtmatigheid van die controle. Verweerder heeft derhalve naar het oordeel van de rechtbank ten opzichte van de vreemdeling niet in strijd met het discriminatieverbod gehandeld bij het uitvoeren van de MTV-controle.
Gelet op het vorenstaande en nu niet in geschil is dat gronden voor inbewaringstelling aanwezig waren, heeft verweerder eiser op de voet van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring mogen stellen.
Voorts volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat hij niet in bewaring gesteld had moeten worden, nu hij per abuis de verkeerde trein had genomen. Immers, niet betwist is dat de vrees gerechtvaardigd is dat eiser, indien in vrijheid gesteld, zich aan de uitzetting zal onttrekken. Zo beschikt eiser niet over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), zich niet heeft aangemeld bij de korpschef, heeft zich niet gehouden aan zijn vertrektermijn, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, beschikt niet over voldoende middelen van bestaan en heeft eerder niet rechtmatig in Nederland verbleven.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarendheid betracht bij de (voorbereiding van de) uitzetting van eiser. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat op 13 februari 2007 een Dublinclaim gelegd is bij de Belgische autoriteiten.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de bewaring onrechtmatig moet worden geacht.
Dit brengt mee dat de toepassing en tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten en dat de bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
4. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L.J. Koopmans en in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan - Turan als griffier in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2007
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: