ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3362

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/414 WWB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake beëindiging bijstandsuitkering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser, wonende te [gemeente A], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag over de beëindiging van zijn bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank heeft op 5 april 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiser een beroepschrift had ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Dit beroepschrift was echter pas negen maanden na het verstrijken van de beslistermijn ingediend, wat de rechtbank aanleiding gaf om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De termijn waarbinnen op het bezwaar moest worden beslist was in dit geval ten minste tien weken na de brief van 10 februari 2005. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van het beroep al lang was verstreken, en dat een termijn van vijf tot zes maanden als redelijk wordt beschouwd volgens de jurisprudentie.

Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn bijstandsuitkering, maar de rechtbank oordeelt dat de brieven van eiser niet als bezwaarschriften kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06/414 WWB
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [gemeente A], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 19 januari 2005 heeft verweerder eisers recht op bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) met ingang van 1 november 2004 beëindigd (lees: ingetrokken).
Bij brieven van 7 januari 2005 en van 10 februari 2005 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 11 januari 2006 heeft eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar beroep ingediend.
Het beroep is op 30 maart 2007 ter zitting behandeld. Daarbij is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D.S.C. Hes, advocaat te Den Haag. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
Motivering
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan beroep worden ingesteld tegen (een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van) een besluit.
Eiser heeft bij brief van 11 januari 2006 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn bezwaar van 7 januari 2005 en 10 februari 2005.
Daargelaten de vraag of verweerder moet worden gevolgd in zijn standpunt dat eisers brieven niet als bezwaarschriften kunnen worden aangemerkt, stelt de rechtbank vast dat het beroepschrift bij de rechtbank is ingekomen zo'n negen maanden nadat de termijn voor het beslissen op het bezwaar was verstreken.
Ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Awb wordt een beroep als het onderhavige niet-ontvankelijk verklaard indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Een termijn van zo'n vijf á zes maanden wordt volgens vaste de jurisprudentie nog als redelijk gezien.
De termijn waarbinnen op het bezwaar moest zijn beslist was gelet op artikel 7:10, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 7:13 van de Awb, in ieder geval tien weken na de brief van 10 februari 2005 verstreken. Op dat moment nam de termijn een aanvang, die voor de beoordeling of een beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar onredelijk laat is ingesteld, volgens de jurisprudentie van belang is. Niet van belang in dit verband is derhalve dat eisers gemachtigde pas na verweerders besluit van 18 november 2005 onomstotelijk wist dat zij niet langer een beslissing op bezwaar in de onderhavige zaak kon verwachten.
De rechtbank zal het beroep gericht tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar derhalve niet-ontvankelijk verklaren, omdat het onredelijk laat is ingesteld.
Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. A. Stehouwer in het openbaar uitgesproken op 5 april 2007, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.