ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3475

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754096-06 - Beslissing ex artikel 36e Sr
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. de Graaff
  • M. Honée
  • J. Lely
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak

Op 20 april 2007 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een beslissing genomen in een strafzaak met parketnummer 09/754096-06, waarbij de rechtbank zich boog over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 135.580,= in het kader van mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat de rekenmethodes die in het voordeelsrapport waren gehanteerd, onvoldoende betrouwbaar waren om tot een verantwoorde ontneming van het voordeel te komen. Dit oordeel was gebaseerd op de bevindingen van een strafrechtelijk financieel onderzoek, dat had geleid tot het rapport van politie Haaglanden van 6 november 2006. De rechtbank constateerde dat de aannames en de wijze van middeling in het rapport niet voldoende onderbouwd waren en dat de periodes die door de rechtbank bewezen waren verklaard, aanzienlijk afweken van de periodes die in de tenlastelegging waren opgenomen.

Tijdens de zitting op 6 april 2007 heeft de officier van justitie de vordering gepresenteerd, waarbij de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, aanwezig was. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie uiteindelijk afgewezen, met de noodzaak om een geheel nieuwe berekening te maken van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, waarbij mr. Lely niet in staat was om de beslissing te ondertekenen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en betrouwbaarheid in de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(BESLISSING EX ARTIKEL 36e SR)
parketnummer 09/754096-06 's-Gravenhage, 20 april 2007
Beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [land] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden", PCS Jeugdhuis van Bewaring "De Sprang" (unit 3) te 's-Gravenhage.
De vordering.
De vordering strekt er toe dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 135.580,=.
Het onderzoek ter zitting.
Ter terechtzitting van 6 april 2007 heeft de officier van justitie bij de vordering gepersisteerd.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, is verschenen en op de vordering gehoord.
Beoordeling van de vordering.
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 20 april 2007, voor zover van belang, veroordeeld ter zake van de strafbare feiten:
MEDEPLEGEN VAN MENSENHANDEL, MEERMALEN GEPLEEGD.
In deze zaak is een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld. Dit heeft geresulteerd in het rapport van politie Haaglanden, met bijlagen, d.d. 6 november 2006. De conclusie van dit rapport is, dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel € 135.580,= bedraagt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de in het voordeelsrapport gehanteerde rekenmethodes, met name de wijze van middeling, en de bij de berekening gehanteerde aannames, die niet nader zijn onderbouwd, als ook de door de rechtbank bewezen verklaarde periodes, die aanmerkelijk afwijken van de telastegelegde periodes, in onderlinge samenhang bezien en gehanteerd een onvoldoende betrouwbaar beeld van het wederrechtelijk verkregen vermogen opleveren om aan de hand daarvan te komen tot de verantwoorde ontneming daarvan. Gelet hierop dient een geheel nieuwe berekening dient te worden gemaakt en zal de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.
Beslissing.
De rechtbank,
wijst af de vordering van het openbaar ministerie ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is genomen door
mrs. De Graaff, voorzitter,
Honée en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van Ligthart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2007.
Mr. Lely is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.