ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3484

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754095-06 - Beslissing ex artikel 36e Sr
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. de Graaff
  • J. Honée
  • M. Lely
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak

Op 20 april 2007 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een beslissing genomen in een strafzaak met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor mensenhandel. De vordering van het openbaar ministerie strekte tot het vaststellen van het bedrag van € 95.260,= dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat, en de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag. Tijdens de zitting op 6 april 2007 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd, terwijl de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, werd gehoord.

De rechtbank heeft het rapport van politie Haaglanden, dat op 8 november 2006 was opgesteld, in overweging genomen. Dit rapport concludeerde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 95.260,= bedroeg. Echter, de rechtbank oordeelde dat de rekenmethodes die in het voordeelsrapport waren gehanteerd, onvoldoende betrouwbaar waren. De rechtbank wees op de gebrekkige onderbouwing van de aannames en de discrepantie tussen de bewezen verklaarde periodes en de telastegelegde periodes. Hierdoor was het niet mogelijk om op basis van het rapport tot een verantwoorde ontneming van het voordeel te komen.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank besloten dat er een geheel nieuwe berekening gemaakt diende te worden. De vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd dan ook afgewezen. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters A. de Graaff, J. Honée en M. Lely, in tegenwoordigheid van griffier Ligthart. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting op 20 april 2007.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(BESLISSING EX ARTIKEL 36e SR)
parketnummer 09/754095-06
's-Gravenhage, 20 april 2007
Beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [land] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Hollands Midden", Huis van Bewaring "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
De vordering.
De vordering strekt er toe dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 95.260,=.
Het onderzoek ter zitting.
Ter terechtzitting van 6 april 2007 heeft de officier van justitie bij de vordering gepersisteerd.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr. M.J.A.E. Rijssenbeek, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en op de vordering gehoord.
Beoordeling van de vordering.
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 20 april 2007, voor zover van belang, veroordeeld terzake van de strafbare feiten:
MEDEPLEGEN VAN MENSENHANDEL, MEERMALEN GEPLEEGD.
In deze zaak is een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld. Dit heeft geresulteerd in het rapport van politie Haaglanden, met bijlagen, d.d. 8 november 2006. De conclusie van dit rapport is, dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel € 95.260,= bedraagt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de in het voordeelsrapport gehanteerde rekenmethodes, met name de wijze van middeling, en de bij de berekening gehanteerde aannames, die niet nader zijn onderbouwd, als ook de door de rechtbank bewezen verklaarde periodes, die aanmerkelijk afwijken van de telastegelegde periodes, in onderlinge samenhang bezien en gehanteerd een onvoldoende betrouwbaar beeld van het wederrechtelijk verkregen vermogen opleveren om aan de hand daarvan te komen tot de verantwoorde ontneming daarvan. Gelet hierop dient een geheel nieuwe berekening dient te worden gemaakt en zal de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.
Beslissing.
De rechtbank,
wijst af de vordering van het openbaar ministerie ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is genomen door
mrs. De Graaff, voorzitter,
Honée en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van Ligthart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2007.
Mr. Lely is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.