ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4361

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
270757 / HA ZA 06-2650
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een taxateur jegens een financierende instelling voor fouten in taxatierapport

In deze zaak vorderde SNS Bank N.V. schadevergoeding van [gedaagde], een taxateur, wegens onzorgvuldige taxatie van een onroerende zaak. De rechtbank 's-Gravenhage oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door een te hoge waarde aan de onroerende zaak toe te kennen in zijn taxatierapport van 28 april 2004. SNS had de onroerende zaak gefinancierd op basis van deze taxatie, maar bij veiling bleek de werkelijke waarde aanzienlijk lager te zijn. De rechtbank stelde vast dat de taxatie niet binnen een acceptabele bandbreedte viel, aangezien de veilingopbrengst slechts 71,4% van de getaxeerde executiewaarde was. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet de zorgvuldigheid had betracht die van een goed taxateur verwacht mag worden. De rechtbank wees de vordering van SNS toe en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van € 44.000,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank benadrukte dat de taxateur ook de belangen van de financierende instelling in het oog moet houden en dat een taxatierapport geen garantie biedt voor de verkoopopbrengst, maar dat de taxateur wel degelijk verantwoordelijk is voor de juistheid van zijn rapport.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 270757 / HA ZA 06-2650
Vonnis van 2 mei 2007
in de zaak van
de naamloze vennootschap SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. W. Heemskerk,
advocaat mr. F.R. de Ruijter te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. P. Wanders te Amsterdam.
Partijen zullen hierna SNS en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het griffiedossier waartoe behoort het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 19 maart 2007 en de daarin genoemde stukken.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[gedaagde] was makelaar en taxateur te [X]. Hij voerde zijn bedrijf onder de naam [naam bedrijf]. [gedaagde] was lid van de VBO en aangesloten bij de Stichting Certificering VBO Makelaars (SCVM).
In opdracht van mevrouw [A.] heeft [gedaagde] de onroerende zaak aan de [a-straat]68 a/b te [R.] (hierna ook: de onroerende zaak) getaxeerd. In zijn taxatierapport van 28 april 2004 heeft hij de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik bepaald op € 175.000,- en de executiewaarde vrij van huur en gebruik op € 154.000,-. Na verbouwing taxeert hij de waarde op respectievelijk € 192.500,- en € 170.000,-. In het taxatierapport is onder de kop "aansprakelijkheid" opgenomen:
"de taxatie is uitsluitend bestemd voor genoemd doel en genoemde opdrachtgever. Er wordt geen verantwoordelijkheid aanvaard voor enig ander gebruik of gebruik door anderen dan de opdrachtgever en (financiële) instellingen voor zover deze met name onder A en C zijn genoemd. Indien onder C geen instellingen zijn vermeld beperkt de aansprakelijkheid zich tot de opdrachtgever en de financiële instelling die op basis van dit rapport het object heeft gefinancierd."
[Mevrouw A.] heeft de onroerende zaak bij koopovereenkomst van 10 februari 2004 voor een bedrag van € 175.000,- gekocht van [B.]. De onroerende zaak is evenwel op 28 juli 2004 door [B.] aan [C.] geleverd tegen betaling van een koopprijs van € 132.270,-. [C.] heeft de onroerende zaak op gelijke datum aan [Mevrouw A.] geleverd. SNS heeft aan [Mevrouw A.] een hypothecaire geldlening verstrekt van € 213.500,-. De hypotheekakte is (eveneens) op 28 juli 2004 verleden.
SNS heeft R. Timmers opdracht gegeven tot hertaxatie van de onroerende zaak. In zijn rapport van 18 november 2004 bepaalt hij de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik op € 80.000,- en de executiewaarde vrij van huur en gebruik op € 68.000,-.
SNS heeft zich over het handelen van [gedaagde] beklaagd bij de Commissie van Beroep SCVM en het Tuchtcollege VBO. Die klacht is gevoegd behandeld met een klacht die door Bouwfonds Hypotheken B.V. tegen [gedaagde] is ingediend. De Commissie van Beroep SCVM heeft op 24 november 2005 uitspraak gedaan. Zij overwoog onder meer:
"(...)
3.2 De Commissie is niet overtuigd van het feit dat beklaagde op de hoogte was, of had moeten zijn, van het feit dat het bij beide panden om een ABC-constructie ging.
3.3 De Commissie verwerpt de stelling dat het opvallend is dat de taxatiewaarde overeenkomt met de verkoopwaarde. De Commissie is van mening dat de kans hierop groot is, daar de verkoopprijs tot stand komt na een proces van loven en bieden en hieruit vaak al een marktwaarde volgt.
3.4 De Commissie is van mening dat beklaagde wel alert had moeten zijn op de hoge stijging van de verkoopprijs.
3.5 De Commissie is van mening dat de hertaxatie door Bouwfonds onvoldoende betrouwbaar is. Gebleken is, dat deze taxateur niet in het pand is geweest, maar slechts door het raam en de brievenbus naar binnen heeft gekeken. In de ogen van de Commissie mag Bouwfonds zich dan ook niet zomaar op deze hertaxatie verlaten. Ook de inhoud van het pand berust deels op een schatting. De Commissie acht het aannemelijk dat een dergelijke berekening onzuiver is.
3.6 De verschillen in de waardering van de onderhoudsstaat van de panden tussen de rapporten van beklaagde en de hertaxaties is wellicht te verklaren door het feit dat een taxateur slechts kan kiezen tussen de criteria 'goed', 'voldoende', matig' en 'slecht'.
3.7 Uit hetgeen ter zitting is besproken heeft de Commissie geconcludeerd dat beklaagde in zijn rapporten op zijn minst zeer onzorgvuldig is geweest. Hij had duidelijk moeten maken dat het in het geval van Bouwfonds bijvoorbeeld om twee woningen ging, die door een doorbraak één zijn gemaakt, in plaats van het melden van een ééngezinswoning. Ook is het volgens de Commissie ongepast om af te gaan op een oudere taxatie, zoals beklaagde in het geval van SNS heeft gedaan.
3.8 Desgevraagd geeft beklaagde aan dat hij i.v.m. de taxatie van [a-straat] 68a/b de koopakte [B.]/[Mevrouw A.] heeft ingezien. De commissie is van mening dat hij bij raadpleging van het eigendomsbewijs van [B.] had kunnen en moeten zien dat er in korte tijd het grote prijsverschil (euro 79.500,= en 175.000,=) was ontstaan. Enige extra attentie naar aanleiding daarvan mag van een betrouwbaar en zorgvuldig taxateur worden verwacht.
3.9 Desgevraagd geeft de beklaagde aan dat het hem bekend is dat het voor de financiering door banken i.v.m. de bepaling van het risicoprofiel (ontruimingsmogelijkheden ingeval van executie) van belang is of een pand bestemd is voor eigen bewoning of anderszins. Vaststaat dat beklaagde in beide taxatierapporten "eigen bewoning" heeft vermeld. Terwijl het gaat over tenminste 2 en waarschijnlijk zelfs 3 zelfstandige woningen. Ook de omschrijving van de onder- en bovenwoning is misleidend of tenminste zeer onzorgvuldig. Beklaagde verklaart zich niet herinnerd te hebben dat hij bij het eerdere taxatierapport voor dezelfde mevrouw [Mevrouw A.] ook al "eigen bewoning" had vermeld. Nota bene: de rapporten zijn van respectievelijk 30 maart en 28 april 2004. Hiermee is een veel gunstiger risicoprofiel gegeven dan juist en verantwoord is.
3.10 Uit de argumenten van klaagsters, de opmerkingen van beklaagde evenals uit zijn handelen, valt naar de mening van de Commissie op te maken dat beklaagde op z'n minst bijzonder onzorgvuldig heeft gehandeld. Alhoewel de Commissie een frauduleuze opzet niet voldoende bewezen acht maar ook niet uit te sluiten valt, is zij van mening dat de handelwijze van beklaagde zo niet fraudeleus dan toch wel tenminste als zeer onzorgvuldig, slordig, nonchalant en onvolkomen is te betitelen. Hiermee heeft beklaagde de belangen van de betrokken financiële instellingen onvoldoende behartigd, zelfs geschaad en niet gehandeld zoals het een goede taxateur betaamt. (...)
Het Tuchtcollege VBO oordeelde in haar uitspraak van 12 december 2005 onder meer als volgt:
"(...)
4.3.Als regel dient een taxateur, in elk geval op de woningmarkt, zich van taxatieactiviteiten buiten zijn eigen gebied te onthouden. Een van de redenen voor deze aanwijzing is gelegen in de omstandigheid dat de onroerend goed markt het speelterrein kan zijn van personen die het zoeken in frauduleuze praktijken. Of zich dat in concreto voordoet zal door iemand van buiten de regio minder goed kunnen worden vastgesteld. Dit soort personen heeft wellicht ook een reden om juist de bemoeienis van een taxateur van buiten de regio aan te zoeken. Voor [gedaagde] had dan ook de enkele omstandigheid dat hem werd gevraagd een taxatie buiten zijn regio te doen al reden moeten zijn voor behoedzaamheid, feitelijk had hij zich van bemoeienis moeten onthouden en de opdracht moeten weigeren.
4.4.[gedaagde] heeft zich verdedigd, onder meer, met de stelling dat zijn taxatie aansloot bij de koopprijs. Het tuchtcollege onderkent dat in de meerderheid der zaken de getaxeerde prijs nauw zal aansluiten bij de koopsom welke is opgenomen in de koopovereenkomst. Die koopsom zal immers in de regel tot stand zijn gekomen door de vrije werking van de markt, en dat is juist de waarde die de taxateur dient op te geven. Waar het echter om gaat is dat er helaas altijd een aantal transacties zullen zijn waarbij de prijs niet tot stand is gekomen door de vrije werking van de markt, doch wordt bepaald door bijvoorbeeld frauduleuze bedoelingen. Het is nu juist mede de taak van de taxateur die zaken eruit te halen.
4.5.In dit geval is het de ABC transactie, die indiceert dat er sprake is van een situatie waarin de taxateur op zijn hoede moet zijn. Dit kan [gedaagde] echter niet worden aangewreven omdat als regel, en ook in dit geval, het bestaan van een ABC voor de taxateur geheel onzichtbaar blijft.
4.6.Het belangrijkste gereedschap voor de taxateur blijft dan ook de vergelijking met eerder transacties met betrekking tot hetzelfde pand of vergelijkbare panden. De taxateur kan en mag daarbij rekening houden met de gevolgen van renovatie en van planologische ontwikkelingen.
4.7.In dat kader heeft SNS verwezen naar de transacties die bekend zijn met betrekking tot het pand [a-straat] te [R.]. Dit zijn de volgende:
29 augustus 2003 € 79.500
28 juli 2004 € 132.270
28 juli 2004 € 175.000
4.8.Ten tijde van zijn taxatie, op 28 april 2004 was [gedaagde] alleen bekend met de transactie van acht maanden eerder en de voorgenomen koopovereenkomst. Zoals hierboven onder 4.5 overwogen zal een ABC transactie als regel voor de taxateur onzichtbaar blijven. Hij had moeten evenwel moeten begrijpen dat een waardestijging van €79.500 naar €175.000 in acht maanden een stevige onderbouwing behoeft. Deze onderbouwing ontbrak.
4.9.SNS verwijst naar de taxatie van Timmers die in haar opdracht is verricht. Timmers komt op een onderhandse verkoopwaarde van €80.000. [gedaagde] verwijt Timmers zich te zeer te hebben laten leiden door de gerealiseerde waarde bij de transactie van augustus 2003. Dienaangaande overweegt het tuchtcollege dat ook als dat zo zou zijn, de waarde van €80.000 een betere benadering van de werkelijkheid lijkt dan de door [gedaagde] genoemde waarde van €175.000. Hierbij dient ook in aanmerking te worden genomen dat het taxatierapport van Timmers beter gemotiveerd is, in die zin dat de beschrijving van het pand in zijn taxatierapport voor juist kan worden gehouden, terwijl die in het taxatierapport van [gedaagde] vrijwel volledig vals is gebleken. Hierover overweegt het tuchtcollege het volgende.
4.10.Ter zitting kwam naar voren dat het taxatie rapport van Timmers een pand beschrijft met twee woonlagen. Daar is een fotorapportage bijgevoegd waarop een verwaarloosd pand naar voren komt met twee woonlagen en een zolderkap. [gedaagde] in zijn rapport beschrijft een pand met vier woonlagen en voegt daar een foto bij die het daarmee opgeroepen beeld bevestigt. Desgevraagd verklaart [gedaagde] ter zitting dat hij het pand geheel niet heeft bezichtigd ten behoeve van de taxatie van 28 april 2004. Hij zou het pand eerder, ten behoeve van een taxatie die uiteindelijk niet doorging, hebben bezocht. Per vergissing, zo stelt [gedaagde], heeft hij voor zijn rapport gebruik gemaakt van de gegevens en de foto van het pand [a-straat] 80 dat hij al eens eerder had getaxeerd.
4.11.Het tuchtcollege stelt voorop dat het in elk geval niet bij vergissing was dat [gedaagde] een taxatierapport heeft afgegeven waarin valselijk, dat wil zeggen in strijd met de waarheid is vermeld dat hij het pand op 28 april 2004 heeft opgenomen en geïnspecteerd.
4.12.Het tuchtcollege betwijfelt voorts of [gedaagde] het pand op nr 68 wel ooit heeft bezocht. Ter zitting verklaart [gedaagde] immers dat hij van al zijn taxaties aantekeningen en foto's maakt en deze ook archiveert. Van het pand nr 68 kan hij deze evenwel niet meer presenteren. Dat kan hij wel met betrekking tot het pand [a-straat] 80.
4.13.Dat bij vergissing de gegevens van het pand nr 80 is gaan gebruiken komt het tuchtcollege dan ook onaannemelijk voor. [gedaagde] heeft de schijn op zich geladen deze gegevens in zijn rapport te hebben gepresenteerd omdat hij op die manier een waarde in zijn rapport kon opnemen die overeenkwam met de in de koopovereenkomst vermelde koopsom.
4.14De slotsom is dan ook dat [gedaagde] opzettelijk een vals rapport heeft opgesteld door valselijk te verklaren dat hij het pand [a-straat] 68 op 28 april 2004 heeft opgenomen. Hij geeft ook een onjuiste beschrijving en een onjuiste foto van het pand. Reeds in het licht van deze omstandigheid dient zijn waardebepaling te worden verworpen.
4.15.[gedaagde] heeft een onjuiste waardebepaling afgegeven. Hij heeft daardoor de financieringsinstelling de wetenschap onthouden dat de in de koopovereenkomst opgenomen koopsom in dit geval niet de werkelijke waarde weerspiegelde. Doordat hij met opzet zijn taak als taxateur niet serieus heeft genomen heeft hij op de koop toe genomen dat de financieringsinstelling werd bedrogen. In zijn kerntaak als taxateur is hij aldus op een essentieel punt tekort geschoten.
(...)"
SNS heeft de onroerende zaak wegens betalingsachterstand van [Mevrouw A.] in oktober 2005 moeten veilen. De veilingopbrengst was € 110.000,-.
De vordering
SNS vordert veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 113.500,-, vermeerderd met rente en kosten.
Aan die vordering legt zij - samengevat - ten grondslag dat zij aan [Mevrouw A.] een financiering heeft verstrekt die mede is gebaseerd op de getaxeerde waarde van het onderpand. Bij veiling van het onderpand bleek de getaxeerde waarde aanzienlijk te hoog, waardoor een niet-verhaalbare restant-schuld is blijven bestaan. [gedaagde] is daarvoor aansprakelijk nu SNS, bij een juiste taxatie, niet tot het verlenen van deze financiering zou zijn overgegaan.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op stellingen en weren van partijen wordt hierna, waar nodig, nader ingegaan.
De beoordeling
Juistheid taxatie
Bij beoordeling van de vordering neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat SNS onweersproken heeft gesteld dat een taxatie door een gecertificeerd taxateur voor haar een belangrijke schakel vormt in het proces dat leidt tot het (al dan niet) verlenen van een financiering. Mede in het verlengde daarvan heeft [gedaagde] terecht niet weersproken dat hij bij een taxatie van een onroerende zaak niet alleen de belangen van zijn opdrachtgever, maar ook de belangen van financierende instanties als SNS in het oog moet houden. Dat uitgangspunt brengt mee dat [gedaagde] ook jegens SNS binnen redelijke grenzen dient in te staan voor de juistheid van zijn taxatie-rapport, de daarbij gehanteerde uitgangspunten en de zorgvuldigheid van het daaraan ten grondslag liggende onderzoek.
De rechtbank neemt voorts tot uitgangspunt dat een taxatierapport geen garantie kan vormen voor een verkoopopbrengst, hetzij bij onderhandse verkoop, hetzij bij veiling van de onroerende zaak. Bij het bepalen van de waarde van een onroerende zaak spelen immers allerlei - soms uiteenlopende - factoren een rol. Tot die factoren behoren niet-constante factoren, zoals vraag en aanbod op de markt op een bepaald moment. In het licht daarvan moet bij beantwoording van de vraag of een taxateur bij het verrichten van de taxatie de zorg van een goed taxateur heeft betracht, met een zekere bandbreedte rekening worden gehouden. Wat die bandbreedte in een concreet geval mag zijn, is niet in algemene zin te zeggen, maar is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, waaronder de mate van courantheid van een object en de wijze waarop de taxateur overigens tot zijn taxatie is gekomen.
SNS heeft als grondslag voor haar vordering gekozen het verschil tussen de veilingopbrengst en de verstrekte financiering. De rechtbank is van oordeel dat - wat er verder ook zij van de verwijten die SNS [gedaagde] maakt - het niet het aldus berekende bedrag is dat voor vergoeding in aanmerking kan komen. Ter comparitie is namens SNS verklaard dat het in beginsel de executiewaarde van een object is die bepalend is voor de hoogte van de te verstrekken financiering en dat daarboven slechts afhankelijk van een aantal factoren een aanvullende financiering wordt verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat de schade die van dat handelen - het verstrekken van een financiering boven de geschatte executie-waarde - het gevolg is, in geen geval aan een taxateur kan worden toegerekend, nu SNS zich bij het verlenen van die "aanvullende" financiering blijkbaar niet door de taxatie laat leiden. In het verlengde daarvan is de rechtbank van oordeel dat slechts het verschil tussen de door [gedaagde] getaxeerde executiewaarde van € 154.000,- enerzijds en de geëffectueerde veilingopbrengst van € 110.000,- anderzijds, voor vergoeding in aanmerking kan komen. Aldus zal de rechtbank beoordelen of [gedaagde] door de executiewaarde op het bedrag van € 154.000,- vast te stellen, de zorg van een goed opdrachtnemer heeft betracht.
De rechtbank stelt bij die beoordeling vast dat het verschil tussen de uiteindelijke opbrengst en de door [gedaagde] getaxeerde executiewaarde aanzienlijk moet worden genoemd, nu de veilingopbrengst slechts 71,4% van de getaxeerde executiewaarde was. Zonder bijzondere omstandigheden als lang tijdverloop sinds de taxatie of wijzigingen aan het pand of de directe omgeving daarvan die een dergelijke afwijking rechtvaardigen, moet worden geconcludeerd dat niet kan worden gesproken van een taxatie die valt binnen een acceptabele bandbreedte.
Een dergelijke bijzondere omstandigheid is gesteld noch gebleken, zodat moet worden geconcludeerd dat de taxatie onjuist was en dat [gedaagde] jegens SNS onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog dat de taxatie niet te hoog was omdat het pand was verkocht voor € 175.000,- nu het juist die verkoopprijs is die [gedaagde] - mede in het licht van de veel lagere verkoopprijzen die eerder voor het pand waren gerealiseerd - aan het denken hadden moeten zetten. De rechtbank gaat ook voorbij aan de vergelijking die [gedaagde] heeft gemaakt met panden die ten tijde van het nemen van de conclusie van antwoord op de website www.funda.nl waren te vinden, maar waarvan [gedaagde] de rechtbank behalve de oppervlakte en de prijs geen enkele bijzonderheid ter hand heeft gesteld, zodat die vergelijking niet inzichtelijk is.
Causaal verband
[gedaagde] heeft betwist dat er een causaal verband bestaat tussen zijn handelen en de door SNS gevorderde schade. Aan die betwisting legt hij ten grondslag dat SNS mede op grond van een valse inkomensgegevens en op grond van een eigen commerciële afweging is overgegaan tot het verstrekken van een financiering, zodat niet de taxatie van [gedaagde] de reden voor SNS was over te gaan tot het verstrekken van een financiering.
Bij beantwoording van de vraag of er tussen het handelen van [gedaagde] en de schade causaal verband (in de zin van: conditio sine qua non-verband) bestaat, moet niet worden bezien of het het handelen van [gedaagde] is dat SNS reden heeft gegeven tot het verstrekken van de financiering, maar of, als [gedaagde] de onroerende zaak op de juiste wijze zou hebben getaxeerd, SNS de door haar verstrekte financiering ook zou hebben verstrekt. De vraag of andere factoren of nalatigheid van andere personen in de afweging van SNS een rol hebben gespeeld, is voor beantwoording van die vraag niet van doorslaggevende betekenis.
Dat SNS de bewuste financiering van € 213.500,- ook zou hebben verstrekt indien [gedaagde] de executiewaarde binnen een toegestane bandbreedte rond het bedrag van € 110.000,- zou hebben getaxeerd is door [gedaagde] niet gesteld en is ook weinig aannemelijk. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat SNS, zoals hierboven reeds is vastgesteld, onweersproken heeft gesteld dat een taxatie door een gecertificeerd taxateur voor haar een belangrijk onderdeel is in het proces van beoordeling of een financiering kan worden verstrekt.
De rechtbank volgt - behoudens voor zover hierboven achter 4.3 anders is overwogen - [gedaagde] evenmin in zijn betoog dat de schade niet aan hem is toe te rekenen. [gedaagde] heeft immers, zoals hierboven reeds is overwogen, in zijn rapport nadrukkelijk aansprakelijkheid jegens financierende instellingen aanvaard, terwijl hij als professioneel taxateur ook overigens heeft moeten begrijpen dat instellingen als SNS hun afweging om al dan niet een financiering te verstrekken in belangrijke mate laten bepalen door de getaxeerde waarde van het onderpand. Wanneer de taxatie aldus een belangrijke rol speelt in het proces van financiering, is er geen reden de schade die het gevolg is van een onjuiste taxatie niet aan het handelen van de taxateur toe te rekenen. Dat wellicht ook de aanvrager onrechtmatig jegens de financierende instelling heeft gehandeld staat daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg, maar kan slechts leiden tot het oordeel dat mogelijk ook die aanvrager voor de schade is aan te spreken. In de verhouding tussen SNS en [gedaagde] kan dat SNS evenwel niet worden tegengeworpen. Daarover zou wellicht anders moeten worden geoordeeld indien zou moeten worden aangenomen dat SNS zelf eveneens grove steken heeft laten vallen bij haar beoordeling van de aanvraag tot financiering, maar zij heeft onweersproken gesteld dat zij bij de aanvraag van [Mevrouw A.] de gebruikelijke procedure heeft gevolgd en dat uit het door haar uitgevoerde onderzoek geen fraude-indicatoren naar voren zijn gekomen. Voor de conclusie dat zij vervolgens niet op de taxatie van [gedaagde] mocht vertrouwen - die evenmin aanleiding tot zorg gaf - is dan geen grondslag. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat juist in de situatie waarin het gebruikelijke onderzoek geen fraude-indicatoren oplevert, de taxatie als objectief middel en als sluitstuk van dat onderzoek een belangrijker rol gaat spelen. Wanneer die niet juist is, is er geen reden de schade die daarvan het gevolg is daaraan niet toe te rekenen.
Eigen schuld SNS
[gedaagde] heeft aangevoerd dat SNS eigen schuld heeft aan de schade, maar heeft dat betoog tegenover de betwisting daarvan door SNS niet van een voldoende onderbouwing voorzien. In het bijzonder heeft hij niet aangevoerd waarom en op welke wijze SNS, die onweersproken heeft gesteld de gebruikelijke procedure te hebben gevolgd zonder dat daarbij fraude-indicatoren aan het licht zijn gekomen, nader onderzoek naar een mogelijke fraude had behoren te doen. De vraag of SNS de Nederlandse Inkoopcombinatie Assurantie-Intermediairs of de notaris heeft aangesproken, raakt niet de eigen schuld van SNS, maar ziet op de aansprakelijkheid van derden die geen partij zijn in deze procedure. De rechtbank is in dit verband tot slot van oordeel dat [gedaagde] SNS niet kan tegenwerpen te hebben vertrouwd op de taxatie van een taxateur uit [X], nu het primair op de weg van [gedaagde] ligt te beoordelen of hij voldoende deskundig is om een opdracht uit te voeren en die vervolgens al dan niet te aanvaarden.
Schade
Het bovenstaande brengt mee dat moet worden geoordeeld dat [gedaagde] jegens SNS onrechtmatig heeft gehandeld en dat de door SNS als gevolg daarvan geleden schade moet worden begroot als het verschil tussen de getaxeerde executiewaarde van € 154.000,- en de gerealiseerde executiewaarde van € 110.000,-. De rechtbank gaat er daarbij in navolging van partijen vanuit dat de verbouwing waarvan [gedaagde] in zijn rapport spreekt nog niet was uitgevoerd, zodat niet van de taxatiewaarde van € 170.000,- moet worden uitgegaan. Dat brengt mee dat [gedaagde] gehouden is aan SNS een schade van € 44.000,- te vergoeden. De daarover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] niet betwist en komt voor toewijzing in aanmerking.
[gedaagde] heeft evenmin de gevorderde buitengerechtelijke kosten betwist, zodat de rechtbank ook die zal toewijzen.
[gedaagde] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SNS van € 44.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van 1 maart 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SNS van € 2.842,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van SNS begroot op € 2.631,32 aan verschotten en € 1.788,- aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2007.