RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/535035-07; 09/528334-06; 09/530181-06; 09/535231-05 (TUL)
's-Gravenhage, 4 mei 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland" te HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 april 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr M.G. Evers, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr P.M. Gruppelaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding (parketnummer 09/535035-07) onder 1 t/m 3, bij dagvaarding (parketnummer 09/528334-06) en onder dagvaarding (parketnummer 09/530181-06) onder 1 t/m 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de officier van justitie haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/535231-05 gewijzigd in die zin dat zij de rechtbank verzoekt de proeftijd te verlengen met één jaar.
Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij R.E.T. tot een bedrag van € 805,27 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet- ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partijen [Y] B.V., [W], [X] B.V. en [V] B.V.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging van de parketnummers 09/535035-07 en 09/530181-06 ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaardingen, gemerkt A en van de vorderingen wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Nietigheid van de dagvaarding.
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot feit 3 van de dagvaarding ter zitting geconcludeerd tot nietigheid van de dagvaarding omdat dit onderdel van de dagvaarding niet concreet en specifiek genoeg is.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer slaagt. Het in de (gewijzigde) dagvaarding telastgelegde feit 3 is geen voldoende duidelijke opgave in de zin van artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafvordering nu daarin niet meer is vermeld dan dat, kort gezegd, gedurende de periode van 1 september 2005 tot en met 8 januari 2007, in [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4 ] en/of [plaats 5] en/of elders in Nederland, koperen kabels en/of koperdraad en/of stroomkasten en/of roestvrijstalen (vlees)bakken en/of ijzer, althans metalen, zijn gestolen.
Gelet op deze relatief lange periode, het genoemde aantal plaatsen en de algemene omschrijving van goederen die gestolen zouden zijn, in samenhang met het ontbreken van gegevens waaruit volgt van wie deze goederen zouden zijn gestolen, is onvoldoende duidelijk op welk(e) feit(en) dit onderdeel van de telastlegging betrekking heeft.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/535035-07 onder 1 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van dit feit is de rechtbank niet tot de overtuiging gekomen en acht zij niet wettig bewezen, dat de verdachte dit feit heeft begaan.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding met parketnummer 09/535035-07 onder 2 telastgelegde feit, de bij gewijzigde dagvaarding met parketnummer 09/530181-06 onder 1 t/m 5 telastgelegde feiten en het bij dagvaarding met parketnummer 09/528334-06 telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en/of maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen gedurende een lange periode een grote hoeveelheid materialen van voornamelijk duurdere metaalsoorten als koper, roestvrijstaal en aluminium van terreinen weggenomen. Verdachte ging samen met zijn mededaders op "strooptocht" ten einde hun meegenomen aanhangwagen vol te krijgen met voornoemde materialen om deze vervolgens te verkopen aan "oud ijzer opkopers". Hierdoor hebben verdachte en zijn mededaders veel schade en overlast bezorgd aan diverse (bouw)bedrijven. Een enkele keer zijn bouwwerkzaamheden stil komen te liggen door het gebrek van materialen als gevolg van onderhavige diefstallen. Verdachte heeft uitsluitend gehandeld uit geldelijk gewin.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 12 april 2007 en het hierin genoemde strafadvies.
Verdachte is - blijkens een zijn betreffend uittreksel uit het documentatieregister d.d. 11 januari 2007 - in het verleden herhaaldelijk met politie en justitie in aanraking gekomen en meerdere malen ter zake van onder meer vermogensdelicten veroordeeld. Die veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan soortgelijke straffen schuldig te maken. Bovendien liep verdachte ten tijde van de onderhavige strafbare feiten in een proeftijd.
Op grond van al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom soortgelijke feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
R.E.T, gevestigd te [adres] Rotterdam, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 805,27.
Deze vordering is door de verdediging niet weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding met parketnummer 09/528334-06 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve bepalen dat deze benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voorts hebben [V] B.V, gevestigd te [adres], [W], wonende te [adres] en [X] B.V. gevestigd te [adres] zich als benadeelde partijen gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.500,-- respectievelijk € 3.882,38, respectievelijk € 19.212,--.
De rechtbank zal deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de vorderingen niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
Voorts heeft [Y] B.V, gevestigd te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 15.400,32.
De rechtbank zal deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien deze vordering naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken haar grondslag vindt in het bij dagvaarding met parketnummer 09/535035-07 aan verdachte telastgelegde feit en aan verdachte ter zake geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit (parketnummer 09/528334-06) is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 805,27 ten behoeve van het slachtoffer genaamd R.E.T.
Vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 12 mei 2006 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 25 juli 2005, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en/of maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14g, 36f, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart de dagvaarding ter zake van feit 3 (parketnummer 09/535035-07) nietig;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/535035-07 onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/535035-07 onder 2 telastgelegde feit, de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/530181-06 onder 1 t/m 5 telastgelegde feiten en het bij dagvaarding met parketnummer 09/528334-06 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 2 (parketnummer 09/535035-07), feit 1 (parketnummer 09/528334-06), feit 1, 3 en 4 (parketnummer 09/530181-06):
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Feit 2 (parketnummer 09/530181-06):
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 5 (parketnummer 09/530181-06):
Diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
met betrekking tot parketnummer 09/535035-07:
in verzekering gesteld op : 9 januari 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 12 januari 2007,
met betrekking tot parketnummer 09/528334-06:
in verzekering gesteld op : 18 september 2006,
in vrijheid gesteld op : 19 september 2006,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij R.E.T. toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
R.E.T, gevestigd te [postcode] Rotterdam aan het adres [adres]
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze
uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 805,27 ten behoeve van het slachtoffer genaamd R.E.T.;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 16 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de benadeelde partij [Y] B.V, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien aan verdachte ter zake van feit 1 (parketnummer 09/535035-07) geen straf of maatregel wordt opgelegd.
verklaart de benadeelde partijen [W], [X] B.V. en [V] B.V. niet-ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien de vorderingen niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 25 juli 2005, gewezen onder parketnummer 09/535231-05, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs E. Timmermans, voorzitter,
M.E. Honée en J. Goudswaard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P.B. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2007.
mr J. Goudswaard is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.