Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 07/11079
V-nummer: [v-nummer]
Inzake: [eiser], eiser,
gemachtigde mr. S. Kanhai, advocaat te Rotterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde G.D. Tjou Tam Sin.
I Procesverloop
1 Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1986 en de Sierraleoonse nationaliteit te bezitten. Op 12 september 2006 heeft verweerder eiser in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 27 september 2006 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep inzake de opheffing van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Laatstelijk bij uitspraak van 19 februari 2007 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep, ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, ongegrond verklaard.
4 Op 13 maart 2007 heeft eiser wederom beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
5 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 29 maart 2007. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2 De gemachtigde van eiser heeft vastgesteld dat de bewaring van eiser is opgeheven in verband met een belangenafweging. De belangenafweging had reeds op 12 maart 2007, direct na de zesmaandentermijn, in het voordeel van eiser moeten uitvallen en moeten leiden tot opheffing van de bewaring. De bewaring is van 12 maart 2007 tot 16 maart 2007 onrechtmatig geweest. Derhalve dient over deze periode schadevergoeding te worden uitgekeerd. Subsidiair heeft de gemachtigde zich met betrekking tot de periode waarover schadevergoeding moet worden uitgekeerd gerefereerd aan het oordeel van rechtbank
3 Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de bewaring is opgeheven na een belangenafweging. Op 23 februari 2007 stond een presentatie van eiser gepland, doch deze is door de autoriteiten van Siera Leone geannuleerd. Op 13 april 2007 stond een nieuwe presentatie van eiser gepland. Verweerder heeft gelet op de duur van de bewaring en de nieuwe presentatiedatum, de bewaring van eiser opgeheven. Een andere reden dat tot de opheffing van de maatregel van bewaring heeft geleid, is het feit dat er geen voortgangsrapportage is opgemaakt nadat het onderhavige vervolgberoep was ingesteld. Verweerder ziet geen reden voor schadevergoeding.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring na een belangenafweging op 16 maart 2007 is opgeheven. Thans is nog in geschil of de maatregel van bewaring eerder had moeten worden opgeheven en zo ja, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond van artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen. Verweerder heeft geen voortgangsrapportage ingestuurd. Daardoor zijn eisers gemachtigde en de rechtbank onvoldoende in de gelegenheid geweest de behandeling van het beroep ter zitting grondig en tijdig voor te bereiden. Ook ter zitting heeft verweerder geen nadere informatie kunnen verstrekken over de uitzettingshandelingen die zijn verricht sedert de behandeling van eisers vorige beroep. Verweerder heeft voorts desgevraagd niet kunnen mededelen wanneer bekend is geworden dat de presentatie op de oorspronkelijke datum (23 februari 2007) geen doorgang kon vinden en evenmin wanneer een nieuwe datum is gevraagd dan wel bekend is geworden. Onderzoek naar de vraag of de bewaring eerder dan 16 maart 2007 onrechtmatig is geworden, is daardoor niet mogelijk geweest. Eiser is daardoor in zijn belangen geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank dient de omstandigheid dat er geen voortganggegevens zijn ingestuurd en het feit dat verweerder ter zitting geen concrete en volledige informatie heeft kunnen verstrekken, geheel voor rekening en risico van verweerder te komen.
4.2 De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat voortzetting van de maatregel van bewaring vanaf de datum van de uitspraak op eisers vorige beroep in strijd was met de Vw 2000 en bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet gerechtvaardigd was.
4.3 Het beroep is derhalve gegrond.
4.4 Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om schadevergoeding toe te kennen voor 25 dagen onrechtmatige bewaring (vanaf 19 februari 2007 tot 16 maart 2007) op de detentieboot ten bedrage van 25 x € 70,-- = € 1750,--.
4.5 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,--en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser schadevergoeding toe ten bedrage van € 1750,-- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. E.M.M. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2007, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.