ECLI:NL:RBSGR:2007:BA6427

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rolnr 608692 CV EXPL 06-6585
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de CAO van Albert Heijn en de gevolgen voor vakantie en zaterdagtoeslag

In deze zaak vordert de eiser, werkzaam bij Albert Heijn, een verklaring voor recht dat vrije zaterdagen niet mogen worden omgezet in fictieve doordeweekse vrije dagen. Tevens vordert hij nabetalingen van zaterdagtoeslagen en een gebod aan Albert Heijn om het volledige loon door te betalen tijdens vakantiedagen, ongeacht of deze op geplande zaterdagen vallen. De eiser stelt dat de toepassing van de CAO door Albert Heijn in strijd is met het dwingendrechtelijke arbeidsrecht, met name met betrekking tot de doorbetaling van loon tijdens vakantie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de CAO 2004-2006 van toepassing is en dat de afspraken over de zaterdagfrequentie en de bijbehorende toeslagen correct zijn toegepast door Albert Heijn. De eiser heeft in het verleden ingestemd met de verrekening van zaterdagtoeslagen en heeft niet tijdig geprotesteerd tegen de wijzigingen in de regeling. De kantonrechter oordeelt dat Albert Heijn de CAO correct heeft toegepast en dat de vorderingen van de eiser moeten worden afgewezen. De zaak wordt aangehouden voor een comparitie van partijen om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of er een regeling kan worden getroffen. De comparitie is gepland op 27 februari 2007.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Delft
YK
rolnr 608692 CV EXPL 06-6585
1 februari 2007
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.E. Geitenbeek,
tegen
de besloten vennootschap ALBERT HEIJN B.V.,
gevestigd te Zaandam,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. N. de Voogd.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en Albert Heijn.
Procedure:
- de dagvaarding van 5 september 2006, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- akte uitlating producties.
1. Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 [eiser] is in dienst bij Albert Heijn en is werkzaam in haar distributiecentrum te [plaats].
1.2 Op de arbeidsovereenkomst is de (telkens geldende) CAO voor het personeel van de distributie-organisatie van Albert Heijn BV, hierna: de CAO, van toepassing.
1.3 Artikel 13 van de CAO 2004-2006 luidt, voor zover van belang:
"Artikel 13 Ploegentoeslag
1. De ploegentoeslag voor werknemers met een volledig dienstverband wordt als volgt berekend:
a. De werktijdregeling vormt het vertrekpunt voor de berekening. Hierbij geldt dat de opname van arbeidsduurverkortingsuren conform artikel 25 lid 3b gelijkmatig over het werkrooster wordt gespreid.
b. Aan elk te werken uur van een werktijdregeling wordt een inconveniëntenpercentage toegekend, zoals vastgelegd in de inconveniëntenmatrix in bijlage VIII van de CAO. (...)
c. (...)
d. (...)
e. De som van de volgens sub b, c en d toegekende inconveniëntenpercentages wordt gedeeld door het aantal ingeroosterde uren. Het aldus berekende percentage is de ploegentoeslag.
(...)
2. a. Indien één keer per zes weken op zaterdag tussen 07.00 en 18.00 uur wordt gewerkt, wordt voor elk gewerkt uur naast het basisuursalaris een toeslag van 35% van het basisuursalaris toegekend conform de inconveniëntenmatrix zoals opgenomen in bijlage VIII.
b. Indien vaker dan één keer in de zes weken op zaterdag tussen 07.00 en 18.00 uur wordt gewerkt, wordt voor elk gewerkt uur waarvoor de inconveniëntenmatrix 35% toekent, een toeslag toegekend conform Staffel 1 zoals opgenomen in bijlage XII, Uitvoeringsregeling toekenning toeslagpercentage artikel 13 lid 2.
c. Met de werknemer wordt een afspraak gemaakt over het aantal keren dat per kalenderjaar op zaterdag gewerkt zal worden. Deze afspraak wordt in een rooster vastgelegd. Bij het aantal afgesproken zaterdagen hoort een toeslag conform sub b van dit lid. Deze toeslag wordt meegenomen in de berekening van de ploegentoeslag per periode.
d. Indien de werknemer meer of minder zaterdagen dan het afgesproken aantal heeft gewerkt is de Uitvoeringsregeling toeslagpercentage artikel 13 lid 2 zoals opgenomen in bijlage XII, van toepassing.
3. Indien een werknemer structureel volgens rooster op meer dan één dag per week werkzaam is, is lid 1 van dit artikel van toepassing.
4. De conform lid 1 en 3 berekende ploegentoeslag wordt over uitbetaalde uren gegeven.
(...)."
1.4 Bijlage XII Uitvoeringsregeling toekenning toeslagpercentage artikel 13 lid 2 d luidt, voor zover van belang:
" 1. Afspraken over aantal zaterdagen en toeslagpercentage
Uitgangspunten voor het vaststellen van het aantal te werken zaterdagen en hierover te betalen toeslagpercentage in een kalenderjaar zijn:
A) De CAO-verplichting (1 keer per 3, 4 of 6 weken)
B) De individuele afspraak die met de medewerker is gemaakt en vastgelegd over een eventueel hoger aantal te werken zaterdagen dan de voor de medewerker geldende CAO-verplichting.
C) De individuele afspraak die met de medewerker is gemaakt over het binnen de grenzen van A) en B) daadwerkelijk te werken aantal zaterdagen per jaar. Hierbij kan vooraf ingecalculeerd worden dat de medewerker één of meer zaterdagen als vakantie of ADV zal opnemen. Voorwaarde is dat de medewerker daarbij niet onder de minimumgrens (zie staffel 1 pa 100) zakt, dat is immers de overeengekomen CAO- of individuele verplichting.
Het is dus aan te bevelen dat met de medewerker een zo realistisch mogelijke afspraak over het aantal te werken zaterdagen wordt gemaakt. Het veiligst is om hierbij uit te gaan van het minimum te werken aantal zaterdagen per jaar, zie staffel hieronder. Hiermee wordt voorkomen dat aan het eind van het jaar een negatieve afrekening voor de medewerker plaatsvindt omdat er op basis van een te hoog aantal te werken zaterdagen teveel toeslag is uitbetaald. Indien de medewerker dit wenst kan hij echter ook kiezen voor het berekenen van ploegentoeslag op basis van het, bij zijn of haar CAO- of individuele afspraak horend, maximum te werken aantal zaterdagen per jaar of een tussen het minimum en maximum liggend aantal. Het, bij de distributiecentra in gebruik zijnde, roostermodel van waaruit de ploegentoeslag wordt berekend kan voor beide opties gebruikt worden.
(...)
2. Uitgangspunten voor afrekening
1. Als gewerkte zaterdagen worden beschouwd:
A) Daadwerkelijk gewerkte zaterdagen, die niet al als overwerk (= á 75%) zijn uitbetaald.
(...)
B) Ingeroosterde zaterdagen waarop de medewerker arbeidsongeschikt (ziek) was.
C) Zaterdagen waarover de leidinggevende, op uitdrukkelijk verzoek van de werkgever, met de medewerker heeft afgesproken dat op die zaterdagen niet gewerkt hoeft te worden en in plaats daarvan een andere dienst ter vervanging in het werkrooster is opgenomen.
D) Nieuwjaarsdag, Koninginnedag, eerste Kerstdag en tweede Kerstdag, indien deze zaterdagen in het individuele werkrooster zijn opgenomen en hiervoor BCD geldt.
(...)
4. A) Indien minder dan het aantal afgesproken zaterdagen is gewerkt zal in eerste instantie worden getracht met de medewerker af te spreken dat het aantal te weinig gewerkte zaterdagen in het daaropvolgende kalenderjaar wordt ingehaald.
Indien de medewerker het aantal minder gewerkte zaterdagen niet kan of wil inhalen wordt de toeslag herberekend op basis van het gerealiseerde aantal gewerkte zaterdagen (zoals onder 1 genoemd) en volgens het bijbehorende percentage uit de toeslagstaffel.
Ook kan gekozen worden voor een combinatie van inhalen en herberekenen.
NB. Het kan voorkomen dat er minder dan het afgesproken aantal zaterdagen is gewerkt, maar dat het percentage gelijk blijft omdat er niet zoveel minder zaterdagen gewerkt zijn waardoor een lager percentage van toepassing wordt. Dan wordt dus, met behoud van het toegekende percentage, alléén herberekend op grond van het lagere aantal zaterdagen en vindt geen herberekening m.b.t. het percentage plaats. "
1.5 Bij brief van 13 augustus 2002 bevestigde Albert Heijn aan [eiser] dat zijn werktijden met ingang van periode 11 2002 zijn gewijzigd en dat hij werkzaam is in een dag-avond-nacht-dag-dag-nacht-rooster. De ploegentoeslag behorende bij dat werkrooster bedroeg 26,08%.
1.6 Op 18 januari 2005 hebben [eiser] en Albert Heijn een formulier opgemaakt en ondertekend waarop een berekening 2004 en een planning 2005 is opgenomen. De berekening 2004 vermeldt dat het aantal afgesproken zaterdagen 26 is, waarvan er 23 zijn gewerkt en 1 als BCD is opgenomen, zodat als eindtotaal 2 terug te betalen zaterdagen staan. Onder planning is vermeld dat het aantal gekozen zaterdagen met ingang van 2005 is vastgesteld op 23.
1.7 Op 28 februari 2005 heeft Albert Heijn [eiser] schriftelijk medegedeeld dat [eiser] op grond van voormelde berekening van de frequentie van het door [eiser] gewerkte aantal zaterdagen de zaterdagtoeslagen van twee gemiste zaterdagen in 2004 ter hoogte van € 121,44 diende terug te betalen door middel van verrekening met zijn salaris.
1.8 [eiser] heeft tegen die verrekening geprotesteerd bij brief van 22 maart 2005. Op die brief heeft Albert Heijn op 29 maart 2005 gereageerd.
1.9 Bij brief van 16 maart 2005 heeft Albert Heijn aan [eiser] de met hem gemaakte afspraken met betrekking tot de zaterdagfrequentie met ingang van periode 2 2005 bevestigd. Die frequentie werd 1 maal per 2 weken, zodat het te werken aantal zaterdagen 26 was met een bijbehorende ploegentoeslag van 26,08%. Verder vermeldt de brief dat het aantal opgegeven te missen zaterdagen 3 bedraagt en de ploegentoeslag na correctie 25,21%.
1.10 [eiser] heeft zijn protest tegen de verrekening van de twee zaterdagen in 2004 herhaald in zijn brief van 5 april 2005. In laatstbedoelde brief heeft [eiser] ook geprotesteerd tegen reductie van de ploegentoeslag van 26,08% naar 25,21% in verband met niet te werken zaterdagen in 2005. Bij brief van 14 april 2005 heeft Albert Heijn onder het geven van een toelichting op de regeling haar standpunt herhaald.
1.11 Op 31 januari 2006 heeft Albert Heijn aan [eiser] bevestigd dat het aantal binnen zijn geldende rooster te werken zaterdagen van 1 maal per 2 weken is gewijzigd. Met [eiser] is afgesproken dat hij vanaf periode 1 2006 24 zaterdagen per jaar zal werken. Het inconveniëntenpercentage daarbij bedraagt 25,50%. Voorts vermeldt Albert Heijn dat alle overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven.
1.12 Op 1 februari 2006 heeft Albert Heijn [eiser] bij brief medegedeeld de met hem gemaakte afspraken met betrekking tot het aantal gewerkte zaterdagen in 2005 te hebben nagerekend en te hebben vastgesteld dat [eiser] 1 zaterdag meer heeft gewerkt. Aan hem wordt in verband daarmee een brutobedrag van € 63,96 uitgekeerd bij de salarisbetaling van periode 1 2006.
2. Vordering
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- te verklaren voor recht dat vrije zaterdagen niet mogen worden omgezet in een fictieve doordeweekse vrije dag;
- Albert Heijn te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag ad € 121,44 en € 60,72 ter zake van wettelijke verhoging daarover, in totaal derhalve € 182,15, met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de wettelijke verhoging zijn maximum heeft bereikt;
- Albert Heijn te veroordelen om aan [eiser] tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen nabetalingen in verband met de onterechte verlaging van de ploegentoeslag beneden de feitelijk verschuldigde 26,08% vanaf 2005, inclusief de wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de wettelijke verhoging zijn maximum heeft bereikt:
- Albert Heijn het gebod op te leggen om - met inachtneming van de wet, aangevuld met de CAO - het volledige loon door te betalen gedurende vakantiedagen ongeacht het feit dat deze op geplande zaterdagen vallen;
- Albert Heijn het gebod op te leggen om - met inachtneming van de wet - [eiser] in staat te stellen vrije zaterdagen op te nemen in evenredigheid met zijn zaterdagfrequentie;
- met veroordeling van Albert Heijn in de kosten van de procedure.
[eiser] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag alsmede de navolgende stellingen.
2.1 Tussen partijen is afgesproken dat [eiser] één keer per drie weken in de nachtdienst werkzaam dient te zijn en één keer per zes weken in de avonddienst. In de overige drie weken zou [eiser] steeds op een zaterdag werkzaam zijn, hetgeen neerkomt op een zaterdagfrequentie van één keer per 2 weken.
2.2 De bij die afspraak horende ploegentoeslag werd tot en met de CAO 2003-2004 bepaald aan de hand van artikel 13 lid 1 sub b en op basis daarvan op grond van de inconveniëntenmatrix. De voor de berekening van deze ploegentoeslag gebruikte zaterdagfrequentie was in de CAO 1999/2000, die ook nog gold voor 2000-2002, een pure roosterfrequentie.
Vanaf de CAO 2002-2003 is de zaterdagfrequentie geen pure roosterfrequentie meer maar een fictieve roosterfrequentie, welke wordt bepaald door het aantal op jaarbasis te werken zaterdagen. Dat aantal te werken zaterdagen dient boven een vastgesteld minimum te liggen. [eiser] wordt op basis hiervan geacht minstens 23 zaterdagen te werken om in aanmerking te komen voor de zaterdagtoeslag van 75% conform de inconveniëntenmatrix. Dit betekent dat [eiser] er ten opzichte van vroeger op achteruitgaat wanneer hij in een periode van vakantie of ADV eens in de twee weken een zaterdag wil vrij nemen, omdat hij dan, gezien de fictieve roosterfrequentie voor een lagere zaterdagfrequentie met een lagere zaterdagtoeslag zal moeten kiezen.
2.3 Vanaf 2004 betaalt Albert Heijn de zaterdagtoeslag niet meer over vrije zaterdagen, maar alleen over gewerkte zaterdagen, op grond van de bijzondere regeling "Jaarafrekening zaterdagtoeslag 2004". Het bestaan van deze regeling is veel later en op een onzorgvuldige en onvolledige manier bekendgemaakt. Pas op 28 februari 2005 is Albert Heijn na een berekening van de frequentie van het aantal door [eiser] gewerkte zaterdagen tot het standpunt gekomen dat [eiser] de zaterdagtoeslagen van twee gemiste zaterdagen ter hoogte van € 121,44 diende te verrekenen met zijn salaris. Bovendien is de ploegentoeslag bij brief van 16 maart 2005 verlaagd van 26,08% naar 25,21% en bij brief van 31 januari 2006 is deze toeslag over 2006 gesteld op 25,5% in plaats van 26,08%.
2.4 [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat Albert Heijn ten onrechte abrupt is overgegaan tot het verrekenen van de betreffende zaterdagtoeslagen en tot het verlagen van de ploegentoeslag. [eiser] heeft getracht dit door middel van een aantal brieven aan Albert Heijn duidelijk te maken, doch tot op heden is Albert Heijn er niet toe overgegaan het verrekende bedrag aan [eiser] terug te betalen en de ploegentoeslag te herstellen op 26,08%.
2.5 De door Albert Heijn gehanteerde regeling ten aanzien van het verlenen van toeslagen op gewerkte zaterdagen komt op het volgende keer. De vaststelling van de zaterdagtoeslag is onderdeel van de berekening van de ploegentoeslag conform artikel 13 CAO 2004-2006. Het uitgangspunt van de berekening is de werktijdregeling, dat wil zeggen het rooster. Dat betekent dat voor een bepaalde tijd in het rooster steeds eenzelfde inconveniëntietoeslag van toepassing is, ongeacht of men nu daadwerkelijk werkt dan wel vrij heeft. Daarbij kan de zaterdagtoeslag nimmer minder dan 35% bedragen.
2.6 Albert Heijn heeft zich bij herhaling beroepen op afspraken met de bonden, zoals vastgelegd in de regeling die is opgenomen in bijlage XII, waarnaar in artikel 13 lid 2 sub d wordt verwezen. Er wordt in de bijlage weliswaar, met name in de toelichtingen, gesuggereerd dat bij gemiste zaterdagen een verrekening volgt, maar dit kan nooit inhouden dat de toeslag niet wordt uitbetaald over vrije zaterdagen. Dat conflicteert immers met artikel 13 lid 1 sub a en e, waaruit volgt dat de ploegentoeslag dient te worden bepaald aan de hand van de inconveniëntenmatrix, waarbij toeslagen dienen te worden berekend conform de werktijdregeling, het rooster.
2.7 Nadat werknemer en werkgever een afspraak hebben gemaakt over het aantal door werknemer te werken zaterdagen, wordt bij de bepaling van de zaterdagfrequentie en de zaterdagtoeslag gekeken naar de in artikel 13 lid 2 sub d genoemde bijlage XII. Voormeld artikel van de betreffende CAO geeft immers aan dat indien de werknemer meer of minder zaterdagen dan het afgesproken aantal heeft gewerkt, de Uitvoeringsregeling toekenning toeslagenpercentage als opgenomen in bijlage XII van toepassing is. In deze regeling is onder punt 1 de voorwaarde opgenomen dat de werknemer niet onder de minimumgrens van het aantal te werken zaterdagen zakt. Uit de in de bijlage opgenomen staffel valt op te maken dat bij een roosterfrequentie van één keer per 2 weken het toeslagpercentage 75 bedraagt, wanneer er minimaal 23 zaterdagen per jaar gewerkt wordt. Het woord minimum impliceert dat hierboven geen consequenties zijn te verwachten en al helemaal niet in de zin van korting op het salaris.
2.8 Tussen [eiser] en Albert Heijn is een roosterfrequentie van één keer per 2 weken afgesproken, waardoor [eiser] een toeslagpercentage van 75 ontvangt. Men valt onder deze categorie wanneer 23 tot 46 zaterdagen per jaar gewerkt worden, waaraan [eiser] heeft voldaan. [eiser] heeft derhalve niet minder dan het aantal afgesproken zaterdagen gewerkt, hetgeen betekent dat de regeling niet op hem van toepassing is. Albert Heijn kan en mag dan ook niet op grond van voormelde regeling tot verrekening overgaan.
2.9 Indien niettemin zou moeten gelden dat de Uitvoeringsregeling van toepassing is op de situatie van [eiser], dan kan Albert Heijn toch geen aanspraak maken op de verrekening omdat zij [eiser] op geen enkel moment de gelegenheid heeft geboden om de gemiste zaterdagen in te halen, ook niet nadat [eiser] in een tweetal brieven (van 12 september 2005 en 1 maart 2006) aan Albert Heijn had aangeboden om die zaterdagen in te halen.
2.10 De handelwijze van Albert Heijn, te weten het schrappen van de zaterdagtoeslagen voor de zaterdagen waarop de werknemer niet gewerkt heeft, terwijl hij ingeroosterd was, miskent het recht van de werknemer op vakantie en ADV onder behoud van loon. Het systeem houdt immers in dat indien tussen de werkgever en de werknemer overeengekomen is dat de werknemer op een bepaalde frequentiebasis op zaterdagen werkzaam dient te zijn, doch bepaalde zaterdagen moet missen wegens vakantie of ADV, de werkgever de "fictie" hanteert dat de werknemer op een doordeweekse dag gepland was, voor welke dag geen toeslag geldt. Als gevolg hiervan verrekent de werkgever vervolgens de betaalde zaterdagtoeslagen.
2.11 Onder het loon dat de werknemer behoudt bij vakantie moet ook worden gerekend de zaterdagtoeslag op grond van het feit dat men op een zaterdag bereid is arbeid te verrichten. Dit is ook als zodanig in de CAO 2004-2006 erkend, gelet op het feit dat deze CAO geen grondslag biedt voor verrekening. Dit volgt ook uit het feit dat werknemers die één keer per 2 weken op zaterdag werkzaam zijn recht hebben om tenminste drie zaterdagen vrij te nemen (staffel pa 100 CAO).
2.12 Subsidiair geldt ten aanzien van voormeld recht op vakantie en ADV dat het minimum aantal vereiste te werken zaterdagen van 23 onevenredig hoog is. Gezien het feit dat [eiser] jaarlijks tien weken vakantie en ADV heeft, zou het in de lijn der verwachtingen liggen dat hij ook dan eens per 2 weken een vrije zaterdag heeft, hetgeen neerkomt op 5 vrije zaterdagen in plaats van drie per jaar. Immers een werknemer met een zaterdagfrequentie van eens per 2 weken, die conform zijn recht op vakantie tien weken en dus 5 zaterdagen vrij neemt, komt in een lagere zaterdagfrequentie terecht van eens per drie weken en krijgt dan slechts over 17 in plaats van 26 dagen een toeslag van 65% in plaats van 75% betaald.
2.13 Voort kan [eiser] aanspraak maken op de wettelijke verhoging van zijn vordering, nu Albert Heijn de betaalde toeslag zonder daartoe recht te hebben in mindering heeft gebracht op het loon van [eiser].
3. Verweer
Albert Heijn voert verweer en concludeert [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, zulks met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Zij stelt daartoe het navolgende.
3.1 Werknemers in het distributiecentrum van Albert Heijn zijn verplicht om minimaal een keer per zes weken op zaterdag te werken. De werknemer ontvangt voor elk gewerkt uur op zaterdag een toeslag van 35% over het basisuursalaris. Deze toeslag wordt verdisconteerd in de vaste ploegentoeslag, die werknemers per periode van vier weken uitbetaald krijgen.
3.2 Teneinde te bevorderen dat werknemers op zaterdagen werken, geldt een hogere toeslag naarmate een werknemer meer zaterdagen werkt per kalenderjaar. In artikel 1 van de Uitvoeringsregeling toekenning toeslagpercentage is een staffel opgenomen waarin staat vermeld welke toeslag van toepassing is bij een bepaald aantal gewerkte zaterdagen. Die toeslag bedraagt maximaal 75% indien de werknemer een keer per 2 weken op zaterdag werkt.
3.3 Als een werknemer ervoor kiest om een keer per 2 weken op zaterdag te werken, dan zou dat betekenen dat hij 26 zaterdagen per kalenderjaar zou moeten werken. Echter, ervan uitgaande dat een werknemer vakantie/ADV zal opnemen, komt de werknemer in aanmerking voor een toeslag van 75% over ieder gewerkt uur, indien hij op minimaal 23 zaterdagen werkt in een kalenderjaar.
3.4 Conform artikel 13 lid 2 sub c van de CAO wordt aan het begin van ieder kalenderjaar met de werknemer een afspraak gemaakt over het aantal keren dat in dat kalenderjaar op zaterdag gewerkt zal worden. In de Uitvoeringsregeling staat dat vooraf ingecalculeerd kan worden dat de werknemer een of meer zaterdagen als vakantie of ADV zal opnemen. Voorwaarde is dat de werknemer daarbij niet onder de minimumgrens zakt, dat is immers overeengekomen CAO- of individuele verplichting.
3.5 In de Uitvoeringsregeling wordt aanbevolen om uit te gaan van het minimum te werken aantal zaterdagen per jaar teneinde te voorkomen dat aan het einde van het jaar een negatieve afrekening voor de werknemer plaatsvindt, als er op basis van een te hoog aantal te werken zaterdagen teveel toeslag is uitbetaald.
3.6 Artikel 2 van de Uitvoeringsregeling bepaalt welke zaterdagen als gewerkte zaterdagen worden beschouwd. Artikel 4 van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat als minder dan het aantal afgesproken zaterdagen is gewerkt, in eerste instantie zal worden getracht met de werknemer af te spreken dat het aantal te weinig gewerkte zaterdagen in het daaropvolgende kalenderjaar wordt ingehaald. In het geval de medewerker het aantal minder gewerkte zaterdagen niet kan of wil inhalen wordt toeslag herberekend op basis van het gerealiseerde aantal gewerkte zaterdagen, zoals in artikel 2 bedoeld en volgens het bijbehorende percentage uit te staffel.
3.7 Begin 2004 zijn partijen overeengekomen dat [eiser] in 2004 26 zaterdagen zou werken. Hij heeft dan ook een toeslag ontvangen van 75% over 26 zaterdagen. [eiser] heeft 23 zaterdagen daadwerkelijk gewerkt en 1 zaterdag geldt als BCD (bijzonder verlof), zodat hij voor 24 dagen aanspraak had op de toeslag.
3.8 Op 18 januari 2005 zijn partijen schriftelijk overeengekomen dat de toeslag voor de twee niet gewerkte zaterdagen in 2004 zou worden terugbetaald door [eiser]. [eiser] had immers te kennen gegeven de twee niet gewerkte zaterdagen niet te willen inhalen. Tegelijkertijd is afgesproken dat [eiser] in 2005 23 zaterdagen zou werken. Doordat [eiser] in plaats van 26 zaterdagen 23 zaterdagen zou gaan werken werd de totale ploegentoeslag, waarin de zaterdagtoeslag is verdisconteerd, met 0,87% naar beneden bijgesteld. Aan [eiser] werd nog wel 75% toeslag toegekend over de uren op zaterdag, omdat hij minimaal 23 zaterdagen zou gaan werken. Bij brief van 16 maart 2005 heeft Albert Heijn [eiser] geïnformeerd.
3.9 [eiser] heeft bij brief van 22 maart 2005 bezwaar gemaakt tegen de verrekening van de teveel betaalde toeslag en hij heeft bezwaar gemaakt tegen de bijstelling van de totale ploegentoeslag.
3.10 Op 12 september 2005 heeft [eiser] vervolgens verzocht om de niet gewerkte zaterdagen in 2004 alsnog te mogen inhalen. Albert Heijn heeft daarmee niet ingestemd, omdat hij al acht maanden tevoren te kennen had gegeven de twee gemiste zaterdagen niet te willen inhalen en voor akkoord had getekend voor verrekening van de teveel betaalde toeslag. Het was ook niet mogelijk om zo veel tijd later op de gemaakte afspraken terug te komen.
3.11 In 2005 heeft [eiser] uiteindelijk 24 zaterdagen gewerkt, in plaats van de afgesproken 23. Hem is bij brief van 1 februari 2006 bevestigd dat er in verband daarmee een nabetaling zou plaatsvinden van € 63,96. De totale toeslag is door die extra dag ten opzichte van de begin 2005 berekende toeslag naar boven bijgesteld. Tegen die aanpassing heeft [eiser] geen bezwaar gemaakt.
3.12 Het standpunt van [eiser] dat de regeling met betrekking tot de zaterdagtoeslag in strijd is met het recht op vakantie en ADV met behoud van loon is onjuist. De werknemer heeft nog steeds recht op vakantie en behoudt tijdens vakantie zijn vaste loon voor de bedongen arbeid. Het geven van een extra beloning, in de vorm van een toeslag op het basissalaris van een werknemer, wanneer deze op een zaterdag arbeid verricht, is niet in strijd met het Nederlands arbeidsrecht en evenmin is het in strijd met dwingend recht om deze toeslag niet uit te betalen indien niet gewerkt wordt op een zaterdag.
De zaterdagtoeslagregeling houdt bovendien rekening met het feit dat werknemers vakantie kunnen opnemen. Zo geldt voor een zaterdag frequentie van een keer per 2 weken per kalenderjaar, hetgeen 26 zaterdagen betekent, een toeslag van 75% per gewerkt uur. Echter, de werknemer krijgt die toeslag al indien hij minimaal 23 zaterdagen heeft gewerkt. Er wordt dus rekening mee gehouden dat een werknemer drie zaterdagen vakantie en/of ADV kan opnemen.
3.13 Albert Heijn heeft haar werknemers op tijd, zorgvuldig en volledig geïnformeerd over de zaterdagtoeslagregeling. In 2001 is een presentatie aan alle werknemers van de distributiecentra van Albert Heijn gegeven, waarin onder meer de toeslag voor het werken op zaterdag is besproken. Ook in 2003 heeft Albert Heijn werknemers onder meer tijdens werkoverleggen en via een brief op het informatiebord geïnformeerd over de regeling, die overigens al in de CAO 2002-2003 en in de CAO 2003-2004 was opgenomen. Alleen de Uitvoeringsregeling is nadien aangepast, welke aanpassing in gunstige zin voor de werknemer afwijkt van de eerdere regeling. Thans worden ook als gewerkte zaterdagen beschouwd de ingeroosterde zaterdagen waarop de werknemer op uitdrukkelijk verzoek van de werkgever niet heeft gewerkt en de ingeroosterde zaterdagen die samenvallen met een feestdag waarvoor bijzonder verlof (BCD) wordt verleend.
3.14 Nu [eiser] op grond van de CAO alleen recht heeft op een toeslag voor gewerkte uren op zaterdag en niet voor de ingeroosterde uren op zaterdag, is Albert Heijn terecht tot verrekening van de teveel door [eiser] ontvangen toeslag over 2004 overgegaan. Albert Heijn heeft de CAO ten opzichte van [eiser] correct toegepast. Albert Heijn heeft [eiser] keer op keer schriftelijk geïnformeerd over de regeling en gereageerd op zijn brieven. De vorderingen van [eiser] dienen dan ook te worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de volledige proceskosten.
4. Beoordeling
4.1 Tussen partijen staat vast dat de telkens geldende CAO op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Voor het onderhavige geschil moet worden uitgegaan van de CAO 2004-2006.
4.2 Het geschil tussen partijen vloeit voort uit een verschillende lezing - en volgens [eiser] een verschillende uitleg - van de CAO-bepalingen.
4.3 Als uitgangspunt moet gelden dat aan de schriftelijke bewoordingen van een collectieve arbeidsovereenkomst bij onduidelijkheid omtrent de uitleg doorslaggevende betekenis toekomt, omdat individuele werknemers doorgaans niet betrokken zijn bij de totstandkoming van die CAO. Aan hen staat dan ook alleen de tekst van de CAO - en soms een daaraan toegevoegde schriftelijke toelichting - ter beschikking bij het bepalen van de inhoud en de strekking van de CAO.
Albert Heijn heeft overigens onweersproken gesteld en door overlegging van de betreffende pagina's van de CAO 2002-2003 aannemelijk gemaakt, dat de toeslagenregeling en met name de regeling dat nabetaling dan wel verrekening van een betaalde toeslag zal plaatsvinden indien meer dan wel minder dan het afgesproken aantal zaterdagen was gewerkt al in de CAO 2002-2003 was opgenomen. Van een wijziging ten opzichte van eerder ten nadele van de werknemers van Albert Heijn is dan ook geen sprake geweest.
4.4 De tekst van de CAO en de daarvan deel uitmakende bijlage(n) geeft een regeling voor het berekenen van de hoogte van de ploegentoeslag. Op basis van het rooster wordt de hoogte van de toeslagen berekend. Onderdeel van die berekening vormt het aantal zaterdagen waarop door de werknemer volgens de CAO of de individuele afspraak in een jaar wordt gewerkt.
De zaterdagtoeslag wordt aan de werknemers bij wege van "verrekenbaar voorschot" per betaalperiode uitgekeerd. Vervolgens wordt na afloop van het kalenderjaar vastgesteld of de hoogte van de betaalde toeslag in overeenstemming is met hetgeen in werkelijkheid door de werknemer is gewerkt. Dat volgt uit artikel 13 lid 1 en artikel 13 lid 4 in samenhang met artikel 13 lid 2 van de CAO. Artikel 13 lid 2 vermeldt immers dat de toeslag voor elk "gewerkt uur" naast het basisuursalaris wordt toegekend en artikel 13 lid 2 sub d bepaalt dat indien de werknemer meer of minder zaterdagen dan het afgesproken aantal heeft gewerkt dat meerdere of mindere ingevolge de Uitvoeringsregeling wordt nabetaald of verrekend, tenzij een minder aantal gewerkte zaterdagen alsnog wordt ingehaald.
4.5 De bewoordingen van de CAO 2004-2006 en de Uitvoeringsregeling zijn niet onduidelijk en geven derhalve geen aanleiding tot het geven van uitleg.
4.6 Met betrekking tot het eerste onderdeel van het gevorderde kan de kantonrechter zonder nadere toelichting van [eiser], die evenwel ontbreekt, niet vaststellen dat Albert Heijn vrije zaterdagen omzet in fictieve doordeweekse vrije dagen. Albert Heijn bepaalt, zoals zij onweersproken heeft gesteld, aan de hand van hetgeen na afloop van een jaar kan worden vastgesteld over de werkelijk gewerkte zaterdagen, hoeveel zaterdagen een werknemer daadwerkelijk heeft gewerkt of stond ingeroosterd, maar niet heeft gewerkt doordat de werknemer arbeidsongeschikt was, de dag viel op een dag die als BCD geldt of doordat Albert Heijn heeft bepaald dat de werknemer niet behoefde te werken en geen andere dag ter vervanging in het rooster is opgenomen. Als het aantal gewerkte zaterdagen volgens de definitie van de Uitvoeringsregeling is vastgesteld kan worden bepaald over hoeveel zaterdagen de werknemer recht had op een zaterdagtoeslag en of de toeslag op het tevoren berekende percentage of een lager dan wel hoger percentage uitkomt.
4.7 Over het jaar 2004 heeft [eiser] minder dan het afgesproken aantal zaterdagen gewerkt volgens de definitie van de Uitvoeringsregeling als weergegeven onder 1.4, namelijk 24 in plaats van 26 zaterdagen. [eiser] heeft een formulier, waarop die uitkomst stond vermeld, zonder enig voorbehoud voor enig onderdeel van dat formulier te maken, op of omstreeks 18 januari 2005 ondertekend onder de tekst: "Voor akkoord:". Op dat formulier geeft de voorgedrukte tekst te kennen dat het "Eindtotaal terug te betalen zaterdagen" 2 bedraagt. Daaronder staat nog dat in uiterste gevallen met de teamleider én de operationeel manager kan worden afgesproken om gemiste zaterdagen van 2004 in te halen in 2005. Achter de daarop volgende tekst "Aantal achteraf in te halen zaterdagen......" is geen aantal ingevuld. Onder de berekening van 2004 is de planning voor 2005 vermeld en in het vakje "Aantal gekozen zaterdagen m.i.v. 2005 is......" is met de schrijfmachine "23" ingevuld. De stelling van [eiser] dat hij het formulier alleen ten blijke van zijn akkoord met het aantal geplande zaterdagen voor 2005 heeft ondertekend volgt de kantonrechter niet. Het formulier dat 1 A4 beslaat is overzichtelijk en uit de indeling is duidelijk dat de ondertekening de gehele pagina betreft. Nu de aannemelijkheid van de stelling van [eiser] nergens uit blijkt en ook door [eiser] in het geheel niet wordt onderbouwd, hoewel dat wel op de weg van [eiser] had gelegen, moet die stelling worden gepasseerd. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat de 2 minder dan afgesproken gewerkte zaterdagen vakantiedagen waren, kan [eiser] met de ondertekening van het formulier dan ook geacht worden te hebben ingestemd met verrekening van de over twee zaterdagen teveel betaalde zaterdagtoeslag.
4.8 Dat [eiser] later, voor het eerst in september 2005 nog heeft aangeboden de gemiste zaterdagen in te halen, doet daaraan niet af. Op goede grond kon Albert Heijn aan dat aanbod, gelet op het ondertekende formulier en de kennelijke moeilijkheid de twee zaterdagen zo laat in 2005 nog in te passen, voorbijgaan.
De vordering tot terugbetaling van € 121,44 met wettelijke verhoging en rente dient dan ook te worden afgewezen.
4.9 Het gevorderde tot toekenning van 26,08% ploegentoeslag in plaats van een afwijkende, lagere toeslag dient ook te worden afgewezen. De ploegentoeslag wordt immers blijkens de CAO berekend, rekening houdende met een telkens voor een jaar vooraf af te spreken aantal op zaterdagen te werken dagen. Doordat dat aantal niet steeds hetzelfde is, komt de ploegentoeslag ook niet steeds op hetzelfde percentage uit.
4.10 De onderdelen van de vordering strekkende tot het opleggen van een gebod aan Albert Heijn tot het volledig doorbetalen van loon gedurende vakantiedagen ongeacht het feit dat deze op geplande zaterdagen vallen en tot het [eiser] in staat stellen vrije zaterdagen op te nemen in evenredigheid met zijn zaterdagfrequentie, lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Aan die onderdelen van de vordering legt [eiser] immers ten grondslag dat Albert Heijn in strijd met het dwingend (arbeids)recht handelt door de CAO toe te passen zoals zij doet. Het gevolg daarvan is volgens [eiser] immers dat het recht van de werknemer op doorbetaling van loon bij vakantie en ADV niet volledig wordt gehonoreerd.
4.11 In dit verband dient bij gebrek aan een nadere toelichting van [eiser], die ontbreekt, geoordeeld te worden dat een ADV-regeling naar haar aard en strekking onderscheiden dient te worden van de dwingendrechtelijke vakantieregeling. Op ADV-dagen en andere feestdagen of roostervrije dagen zijn in beginsel de bepalingen van artikel 7:634 e.v. BW niet van toepassing.
4.12 Daargelaten dat het eerste onderdeel van de vorderingen Van [eiser] als hiervoor onder 4.10 weergegeven zo algemeen geformuleerd is dat dit mede betrekking lijkt te hebben op anderen, die evenwel in deze procedure geen partij zijn en voor wie [eiser] niet geacht kan worden op te treden, zodat dat onderdeel in zoverre niet behoort te worden toegewezen, houden beide onderdelen van het gevorderde verband met de vraag of [eiser] met behoud van loon en de zaterdagtoeslag op zaterdagen, waarop hij ingeroosterd is vakantie kan opnemen en wat hem in dat geval aan toeslag (de basistoeslag van 35% of een hoger percentage gerelateerd aan een hogere zaterdagfrequentie) dient te worden toegekend. De vakantieregeling is evenwel niet door [eiser] overgelegd noch ook door hem toegelicht, terwijl ook de wijze van berekening door Albert Heijn van de terug te betalen toeslag van een "gemiste" zaterdag ontbreekt.
Het komt de kantonrechter dan ook wenselijk voor om een comparitie van partijen te bepalen teneinde inlichtingen over voorgaande punten in te winnen en om te onderzoeken of tussen partijen alsnog een regeling in der minne tot stand kan komen.
[eiser] wordt verzocht voorafgaande aan de comparitie de gehele CAO in het geding te brengen en Albert Heijn wordt verzocht haar berekening(swijze) van een over een gemiste zaterdag terug te betalen zaterdagtoeslag uiteen te zetten.
Partijen dienen de hiervoor bedoelde stukken dan wel overigens in het geding te brengen stukken uiterlijk drie werkdagen vóór de comparitie in fotokopie aan de kantonrechter en de wederpartij te zenden.
4.13 Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
De kantonrechter:
beveelt, dat [eiser] in persoon en vergezeld van zijn gemachtigde, Albert Heijn deugdelijk vertegenwoordigd en vergezeld van haar gemachtigde, voor de kantonrechter zullen verschijnen, teneinde nadere inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven;
bepaalt dat deze comparitie zal worden gehouden op dinsdag 27 februari 2007 te 14.00 uur in het gerechtsgebouw aan de Korte Geer 11a/hoek Breestraat te Delft;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.E. Kastein, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting d.d. 1 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.