ECLI:NL:RBSGR:2007:BA6598

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
263683 - HA ZA 06-1316
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen wegens wanprestatie en onrechtmatige daad bij overname van particuliere onderwijsinstelling

In deze zaak vorderde eiseres, [A] Holding BV, schadevergoeding van gedaagden [C] BV en [A-B] naar aanleiding van de overname van de rechtspersoon Instituut [A] BV per 1 juli 2004. Eiseres stelde dat gedaagden bij de overname onjuiste mededelingen hadden gedaan over de brandveiligheid van het schoolgebouw en de onderwijsbevoegdheid van drie docenten. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van wanprestatie of onrechtmatige daad aan de zijde van gedaagden. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende eigen onderzoek had gedaan en dat de teleurgestelde verwachtingen voor haar eigen risico waren. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van gedaagden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Eiseres had op 1 juli 2004 Instituut [A] BV overgenomen, dat een particuliere onderwijsinstelling was in een monumentaal pand. Na het overlijden van de oprichter, drs. [A], had zijn weduwe, [A-B], de leiding overgenomen, maar de school had te maken met teruglopende leerlingenaantallen en financiële problemen. Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagden, omdat zij meende dat zij niet goed was geïnformeerd over de brandveiligheid van het pand en de bevoegdheid van de docenten. De rechtbank oordeelde dat de verkoopovereenkomst geen garanties bevatte over deze zaken en dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor het doen van onderzoek.

De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat gedaagden op enige wijze misleidend hadden gehandeld. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die in totaal € 9.827,- bedroegen. Dit vonnis werd uitgesproken op 6 juni 2007 door mr. H. Wien.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 263683 / HA ZA 06-1316
Vonnis van 6 juni 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap [A] Holding BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat : mr O.L.M. Heuts (Amsterdam),
procureur: mr E. Grabandt,
tegen
1. de besloten vennootschap Beheermaatschappij [C] BV,
2. mevrouw [A-B],
gevestigd respectievelijk wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat : mr A. Schennink (Amsterdam),
procureur: mr H.J.A. Knijff.
De partijen in deze zaak over de overname van Instituut [A] te [plaats] worden hierna ook wel genoemd [A] Holding BV, [C] BV en [A-B]. De rechtbank heeft kennis genomen van alle gedingstukken met producties in het griffiedossier, waaronder het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 14 maart 2007.
1. De feiten
1.1 In deze procedure vordert eiseres kort gezegd schadevergoeding naar aanleiding van haar overname van de rechtspersoon Instituut [A] BV per 1 juli 2004. Instituut [A] BV voerde destijds in het monumentale pand aan de [adres] te [plaats] de oudste erkende particuliere onderwijsinstelling in Nederland voor (vooral de bovenbouw en eindexamens van) HAVO en VWO. De onderneming was opgericht en grootgemaakt door de heer drs. [A].
1.2 Oprichter, eigenaar en directeur [A] is in mei 2002 overleden. Zijn weduwe [A-B] had tot dan geen actieve bemoeienis met de school van haar man en het bestuur daarvan. Zij heeft na het overlijden van haar man de particuliere school aan de [adres] te [plaats] voortgezet maar de dagelijkse leiding uit handen gegeven aan het management team (MT), bestaande uit de rector mevrouw [D], de conrector de heer [E] en de administrateur mevrouw [F].
1.3 De aandelen in het kapitaal van Instituut [A] BV zijn toen overgegaan op [C] BV, waarvan [A-B] bestuurster en aandeelhoudster was en is. [A-B] is ook statutair directeur van Instituut [A] BV geweest van 10 september 2002 tot 14 april 2003 en van 31 oktober 2003 tot 7 juli 2004. In de tussentijd van 14 april 2003 tot 31 oktober 2003 was Foleor BV (waarover hierna meer) bestuurder van Institituut [A] BV. [A-B] was eigenares van de onroerende zaak (het monumentale pand) aan de [adres], en verhuurde dit aan Instituut [A] BV voor de bedrijfsuitoefening (de particuliere school) voor een jaarhuurprijs van € 48.000,- .
1.4 Vanaf het overlijden van oprichter en directeur [A] liep het aantal leerlingen terug en leed Institituut [A] BV verlies. In 2003 heeft [A-B] besloten de school (dat wil zeggen de aandelen van [C] BV in Instituut [A] BV en haar onroerende zaak aan de [adres]) zo mogelijk te verkopen. De eerste overnamekandidaat de heer [G] (een huisvriend van het echtpaar [A] en destijds al nauw betrokken bij de school) is uiteindelijk afgehaakt. Een vennootschap van [G], Foleor BV voornoemd, is in 2003 wel enkele maanden bestuurder van Instituut [A] BV geweest (zie rov. 1.3 hiervoor). Daarna heeft de tweede overnamekandidaat € 40.000,- voor de aandelen geboden, maar [A-B] heeft dat bod niet geaccepteerd.
1.5 In februari 2004 heeft [A] daarna besloten de school per 1 augustus 2004 te sluiten, tenzij er voordien alsnog een overnamekandidaat kon worden gevonden. Met toestemming van het CWI zijn de docenten wegens die bedrijfsbeëindiging alvast per laatstgenoemde datum ontslagen. Het management team van Instituut [A] BV is vervolgens zelf ook gaan zoeken naar overnamekandidaten. Bij gebreke daarvan waren [C] BV en [A-B] van plan uiterlijk op maandag 14 of 21 juni 2004 de sluiting van de school publiekelijk bekend te maken aan leerlingen en docenten, ook gelet op hun belangen nog een nieuwe school te kunnen vinden voor het nieuwe schooljaar. Ook heeft [A-B] het monumentale pand aan de [adres] in die tijd op enig moment te koop aangeboden voor € 750.000,- via haar makelaar [makelaar].
1.6 Op donderdag 10 juni 2004 heeft mevrouw [F] (lid van het MT) de heren [H] en [J] benaderd met de vraag of zij interesse hadden in de overname van de school. Daarover hebben [F] en [H] op vrijdag 11 juni in Noordwijk gesproken. Op zaterdag 12 juni 2004 heeft in de school te [plaats] een tweede gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [H] en [J] en anderzijds [F] en [A-B]. Daarna is [A-B] naar Antwerpen vertrokken, waar nog diezelfde avond van zaterdag 12 juni 2004 haar vader in een ziekenhuis is overleden.
1.7 [H] en [J] waren zeer geïnteresseerd in een overname van Instituut [A] BV en van het monumentale pand aan de [straat] via hun vennootschappen Conder Investments BV en/of The Internet Experience BV. In door de omstandigheden noodgedwongen korte tijd hebben zij inlichtingen ingewonnen en boekenonderzoek gedaan bij de drie leden van het management team van Instituut [A] BV, bij haar adviseurs van [K] Accountants en via een taxatierapport en een bouwkundig onderzoek. Op woensdag 16 juni 2004 hebben [H] en [A-B] een tweede gesprek gevoerd. Daarna hebben [J] en [H] namens Conder Investments BV en via het management team van Instituut [A] BV op donderdag 17 juni 2004 een schriftelijk bod uitgebracht aan [A-B] op de aandelen van [C] BV en op de onroerende zaak van [A-B]. Op vrijdag 18 juni 2007 heeft Conder Investments BV (tijdens of kort na de begrafenis van de vader van [A-B]) haar bod op de onroerende zaak aanzienlijk verlaagd van € 600.000,- tot € 420.000,-.
1.8 Op vrijdag 25 juni 2007 is uiteindelijk op de valreep een door [K] opgestelde meerpartijen-overeenkomst ondertekend. Kort weergegeven heeft [C] BV daarbij aan [H] en [J] in privé of een door dezen nog aan te wijzen vennootschap per 1 juli 2004 de aandelen in Instituut [A] BV verkocht voor € 1,-, en heeft [A-B] daarbij de onroerende zaak aan de [adres] in verhuurde staat verkocht aan haar makelaar [makelaar] in privé of een nog aan te wijzen vennootschap voor € 725.000,-.
1.9 Bij notariële akte van 7 juli 2004 heeft [C] BV aan The Internet Experience BV voornoemd de aandelen in Instituut [A] BV geleverd, en is [H] in plaats van [A-B] bestuurder van Instituut [A] BV geworden. Nadien is de naam van The Internet Experience BV gewijzigd in die van eiseres [A] Holding BV, waarvan [H] bestuurder en aandeelhouder is.
1.10 Door inschrijving van een notariële akte van 2 augustus 2004 is het [plaats] Monument BV - een vennootschap waarbij makelaar [makelaar] is betrokken - eigenaar geworden van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats]. [makelaar] Beheer BV had bij overeenkomst van 26 juli 2007 die onroerende zaak alvast verhuurd aan Instituut [A] BV, dan vertegenwoordigd door (indirect) haar nieuwe directeur [H], voor kort gezegd € 60.000,- per jaar. Bij brief van 30 juni 2004 had [makelaar] Makelaars BV aan [H] en Instituut [A] BV al bevestigd dat de huurster het eenmalig recht had na twee jaar tussentijds de huurovereenkomst van in beginsel vijf jaar te beëindigen met een opzegtermijn van zes maanden.
1.11 Met ingang van het nieuwe schooljaar 2004/2005 per 1 augustus 2004 was de particuliere school kortom gered en is zij met behoud van de naam Instituut [A], leerlingen, docenten en management team aan de [straat] voortgezet onder leiding van [H]. Daarbij is aangestuurd op nieuw marketingbeleid en uitbreiding van het aantal en het type leerlingen: naast vooral bovenbouw VWO en HAVO nu ook basisschool, meer onderbouw en MAVO.
1.12 Één van de problemen waarop [H] dat eerste schooljaar stuitte was het ontbreken van een gebruiksvergunning van de gemeente [plaats] voor het monumentale schoolpand aan de [straat] in verband met de brandveiligheid daarvan. Bij en na onderzoeken naar die brandveiligheid in april en juni 2005 bleek het met die brandveiligheid volgens de rapportages kort gezegd slecht gesteld te zijn en waren er aanwijzingen dat zelfs na aanzienlijke investeringen in die brandveiligheid de gemeente [plaats] de aangevraagde gebruiksvergunning niet zou verstrekken, zodat de school aan de [straat] hoe dan ook dicht zou moeten per 1 augustus 2005. Ook bleek de onderwijsbevoegdheid van drie docenten, waaronder die van conrector [E], niet in orde.
1.13 In juni 2005 heeft Instituut [A] BV een nieuw, moderner en groter schoolgebouw gevonden aan de [weg] te [plaats] per 1 augustus 2005, de start van het nieuwe schooljaar 2005/2006. Die verhuizing heeft vanzelfsprekend aanzienlijke kosten met zich meegebracht voor Instituut [A] BV en/of eiseres [A] Holding BV. Met ingang van 1 augustus 2005 (eerste huurbetaling per 1 januari 2006) huurt Instituut [A] BV het gebouw aan de [weg] van het WOG Fonds BV voor € 147.500,- per jaar. De huurovereenkomst voor de [straat] heeft Instituut [A] BV tussentijds kunnen beëindigen per 1 augustus 2005 tegen betaling van een afkoopsom van € 48.224,20 aan [makelaar] Beheer BV. Terzijde: eigenaar Het [plaats] Monument BV heeft de [adres] overigens in lege en ontruimde staat per januari 2006 doorverkocht en overgedragen aan Neerlandia Vastgoed BV voor maar liefst € 1.350.000,-.
1.14 Sinds de overname door (indirect) [H] per juli 2004 en vooral de verhuizing van de [straat] naar de [weg] per augustus 2005 gaat het de particuliere school weer voor de wind. Het aantal en type leerlingen is fors gegroeid en met ingang van het schooljaar 2006/2007 is een tweede schoolgebouw gehuurd te [plaats 2].
1.15 Bij brief van 20 december 2005 heeft de advocaat van eiseres [A] Holding BV kort gezegd [C] BV en [A-B] gesommeerd om voor 31 december 2005 in totaal tenminste € 857.211,91 schadevergoeding aan eiseres te betalen. Dit wegens het bij de overname per juli 2004 verzwijgen van en/of het doen van misleidende mededelingen over de brand(on)veiligheid van het schoolgebouw aan de [straat], waardoor een verhuizing met alle extra kosten van dien noodzakelijk zou zijn geworden. De advocaat van [C] BV en [A-B] heeft daarop afwijzend gereageerd.
2. De geschillen en het procesverloop
2.1 Bij inleidende dagvaarding van 17 maart 2006 vordert [A] Holding BV verkort weergegeven hoofdelijke betaling door [C] BV en [A-B] van € 857.211,91 wegens wanprestatie of onrechtmatige daad onder of bij de verkoopovereenkomst van de aandelen in Instituut [A] BV per 1 juli 2004, met wettelijke rente en proceskosten. Die wanprestatie of onrechtmatige daad zou vooral bestaan uit het bij de overname verzwijgen van of het doen van onjuiste mededelingen over de brand(on)veiligheid van het schoolgebouw aan de [straat], terwijl het behoud daarvan essentieel zou zijn voor de onderneming van Instituut [A] BV. Daarnaast zou eiseres ook zijn misleid voor wat de onderwijs(on)bevoegdheid van drie docenten, waaronder die van conrector [E]. De daardoor veroorzaakte schade bestaat uit € 67.769,41 aan verhuiskosten en aanpassingskosten, primair € 787.500,- huurschade (het verschil in jaarhuursom gedurende 9 jaar tussen de schoolgebouwen aan de [straat] en de [weg]) en subsidiair € 48.224,20 (de aan [makleaar] betaalde afkoopsom voor de tussentijdse beëindiging van de huur van de [straat]) en € 1.942,50 kosten beëindiging huurovereenkomst, nog te vermeerderen met pro memorieposten voor "arbeid management [A]" en eventuele ontslagvergoedingen voor de drie onbevoegde docenten.
2.2 Bij akte van 19 april 2006 heeft eiseres [A] Holding BV die vorderingen en stellingen onderbouwd met haar producties nummers 1 t/m 23.
2.3 Bij conclusie van antwoord van 31 mei 2006 hebben gedaagden [C] BV en [A-B] gemotiveerd verweer gevoerd en dat verweer onderbouwd met hun producties nummers 1 t/m 6. Gedaagden bestrijden kort gezegd de door eiseres gestelde wanprestaties of onrechtmatige daden en voorts de omvang van de gestelde schade en het causaal verband. Ook wijzen zij op de eigen schuld aan de zijde van eiseres door het blijkbaar doen van onvoldoende eigen onderzoek vóór de overname naar de brandveiligheid van het oude schoolgebouw en de onderwijsbevoegdheid van de drie docenten.
2.4 Bij tussenvonnis van 14 juni 2006 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bepaald op 25 oktober 2006. Na gehonoreerd uitstelverzoek van [A] Holding BV wegens klemmende omstandigheden heeft de rechtbank bij beschikking van 17 november 2006 de comparitie van partijen nader bepaald op 14 maart 2007. Toen heeft [A] Holding BV een op voorhand toegezonden akte genomen met haar extra producties nummers 24 t/m 31. De voornaamste feitelijke en juridische geschilpunten zijn nader besproken en de comparitierechter heeft een schikkingpoging gewaagd. Een minnelijke regeling bleek echter niet mogelijk en vonnis is bepaald op aanvankelijk 25 april 2007. Door een te grote werkvoorraad kan pas heden vonnis worden gewezen.
3. De beoordeling
3.1 Naar het oordeel van de rechtbank moeten de vorderingen van eiseres [A] Holding BV worden afgewezen, reeds omdat er geen sprake is geweest van wanprestatie, onrechtmatige daad of misleiding anderszins. Daartoe is het volgende redengevend.
3.2 Vooropgesteld moet worden dat de (verkoop)overeenkomst van 25 juni 2004 in art. 4 bepaalt dat verkoopster [C] BV bij de levering van de aandelen in Instituut [A] BV niet gehouden is tot het geven van enige garantie met betrekking tot de vennootschap Instituut [A] BV en de aan haar verbonden onderneming, anders dan dat de aandelen aan haar in volledige eigendom toebehoren en zijn volgestort. Dat past ook bij een koopsom van € 1,-. Over het in de toekomst kunnen voortzetten van de onderneming in het gehuurde schoolgebouw aan de [straat], over de brandveiligheid daarvan of over de onderwijsbevoegdheid van alle docenten bevat deze overeenkomst geen enkele garantie of andere bepaling. Dat maakt een vordering wegens wanprestatie al weinig kansrijk.
3.3 Ook anderszins zijn bij koopster [A] Holding BV op voorhand geen verwachtingen gewekt over het tot in lengte van jaren kunnen voortzetten van de school in het oude schoolgebouw aan de [straat]. Integendeel, de verkoopinformatie (productie 6 van eiseres) bevatte de mededeling dat het pand eigendom is van [A-B], dat zij bereid was het pand nog maximaal één jaar te verhuren, dat het pand te koop stond en dat er "bij continuering" noodzakelijke investeringen zouden moeten plaatsvinden. Die verkoopinformatie lijkt overigens ook gelet op het briefpapier afkomstig van het management team van Instituut [A] BV, en niet van [C] BV of [A-B]. Voor wat de brandveiligheid van het gehuurde gebouw aan de [straat] miskent eiseres bij haar vordering uit wanprestatie ook, dat zij vanaf 1 augustus 2004 huurster was van [makelaar] Beheer BV, en niet van gedaagden [C] BV of [A-B].
3.4 Artikel 1 sub i van de leveringsakte van 7 juli 2004 - de rechtbank beschouwt het genoemde artikel 1a als een herhaalde verschrijving van eiseres - bepaalt in algemene zin dat verkoper geen informatie aan koper heeft onthouden op grond waarvan koper, had hij wel over deze informatie beschikt, deze overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan. Bij lezing en herlezing van het griffiedossier en gelet op de herhaalde en gemotiveerde ontkenning van [A-B] ter comparitie dat zij van de brandonveiligheid of het niet kunnen krijgen van een gebruiksvergunning of de onderwijsonbevoegdheid van drie docenten op de hoogte was, heeft de rechtbank echter geen feiten of omstandigheden aangetroffen die - indien bewezen - zouden kunnen leiden tot de conclusie dat verkoopster [C] BV of haar bestuurster [A-B] voor of op 25 juni of 7 juli 2004 op deze punten heeft gezwegen waar zij moest spreken of terzake misleidende mededelingen heeft gedaan aan [H] of [J].
3.5 Het verontrustende concept-rapport van Safety Concept BV over de brandonveiligheid van 6 augustus 2003 is uitgebracht aan Instituut [A] BV t.a.v. haar toenmalig bestuurder de heer [G], en dus niet aan [C] BV of [A-B]. Dat beide laatstgenoemden van de inhoud van dit rapport en de ernstige strekking daarvan op de hoogte waren en het bovendien als essentieel voor de overname per juli 2004 moesten beschouwen, is in deze procedure onvoldoende gesteld, gebleken of aannemelijk geworden.
3.6 Het lijkt erop dat eiseres [A] Holding miskent dat wetenschap bij de over te nemen vennootschap Instituut [A] BV en de leden van haar management team behoudens bijzondere omstandigheden - waarvan onvoldoende is gesteld of gebleken - niet gelijk is te stellen met wetenschap van verkoopster [C] BV of [A-B]. Dat zijn verschillende (rechts)personen, die niet zonder meer met elkaar vereenzelvigd kunnen worden. Datzelfde is het probleem met de gestelde mededelingen van conrector [E] aan [H] dat het met de brandveiligheid en de op dat punt (vooral na de ernstige café-brand te Volendam) vereiste gemeentelijke gebruiksvergunning wel goed zou komen. Onvoldoende gesteld, gebleken of aannemelijk is dat [E] hier sprak [A-B] of [C] BV.
3.7 Aan beide zijden stond men in juni 2004 onder grote tijdsdruk, en [A-B] ook nog eens onder grote emotionele druk. Voor eigen rekening en risico van initiatiefnemer [H] en zijn kopende vennootschap moet onder deze omstandigheden een eventuele dwaling blijven op de punten van de gebruiksvergunning voor de brandveiligheid en de onderwijsbevoegdheid van alle docenten. Blijkbaar waren die punten voor de koper destijds niet zo essentieel, dat zij er eigen onderzoek naar heeft gedaan of er zelf rechtstreeks informatie over heeft gevraagd aan [A-B] en [C] BV voorafgaand aan de koop en levering van de aandelen in Instituut [A] BV. Ook bij het schriftelijk bod van 17 juni 20[A-B] heeft Conder Investments BV (de namens [H] en [J] biedende vennootschap) op deze punten niets gevraagd en geen voorbehouden gemaakt. Integendeel, op bladzijde 2 meldt zij zelf en is zij er zich dus van bewust dat er aanzienlijke investeringen nodig zullen zijn voor het onderhoud van het pand aan de [straat] om de particuliere school daar weer tot een succes te maken.
3.8 Reeds omdat er naar het oordeel van de rechtbank gelet op het bovenstaande geen sprake is geweest van wanprestatie of onrechtmatige daad (verzwijging of misleiding) aan de zijde van [C] BV of [A-B], moeten de vorderingen van [A] Holding BV worden afgewezen. Er lijkt daarentegen sprake van teleurgestelde toekomstverwachtingen of onvoldoende eigen onderzoek vooraf aan de zijde van [A] Holding BV, welke omstandigheden voor haar eigen risico en rekening moeten blijven. Ten overvloede zal de rechtbank nog kort ingaan op het betwiste causaal verband en de betwiste schadeposten. Ook op deze punten heeft eiseres in de gegeven omstandigheden juridisch geen sterke zaak tegen gedaagden.
3.9 Voor wat betreft de betwiste schadeposten wijst de rechtbank eiseres erop, dat de gepresenteerde schadeposten en facturen in beginsel schadeposten of extra kosten na de overname zijn van de overgenomen vennootschap Instituut [A] Holding BV. Niet toegelicht is dat en waarom dit ook schadeposten of extra onkosten van haar aandeelhoudster [A] Holding BV zouden zijn. Ook is een probleem voor eiseres dat de koopprijs van € 1,- in geen verhouding staat tot de gevorderde schade van € 857.211,91.
3.10 Voor wat betreft het causaal verband wijzen gedaagden er terecht op dat het maar de vraag is, of de brandonveilige situatie aan de [straat] de enige of de voornaamste oorzaak van de verhuizing was en dus de rechtens relevante oorzaak van kort gezegd de gevorderde verhuiskosten en extra huurkosten. Gedaagden hebben bij antwoord en ook ter comparitie gemotiveerd gesteld dat de school aan de [straat] in haar nieuwe opzet onder de nieuwe directie na de overname (meer leerlingen, meer onderbouw, en MAVO plus basisschool extra) eenvoudigweg uit haar oude jasje was gegroeid en dus vooral daarom naar een groter en moderner schoolgebouw moest verhuizen. Daarmee was tegelijkertijd ook het probleem van de noodzakelijke grote investeringen aan de [straat] voor achterstallig onderhoud, brandveiligheid en ICT-voorzieningen van de baan. Ook rijst de vraag of (de huur van) het monumentale pand aan de [straat] wel zo essentieel was voor het voortbestaan van de vennootschap als eiseres bij haar vordering veronderstelt (zie dagvaarding alinea 3.5), nu de daar noodlijdende school op het nieuwe adres wel tot een succes is gemaakt. Essentieel blijken dus achteraf andere omstandigheden, zoals een nieuw beleid door een nieuwe directie en een nieuw schoolgebouw met behoud van de aloude naam Instituut [A]. In die overgenomen naam zat blijkbaar meer goodwill dan in het oude monumentale pand.
3.11 Aan de gestelde onderwijsonbevoegdheid van drie ervaren docenten door het in 2004 ontbreken van de vereiste diploma's heeft eiseres geen in de dagvaarding gevorderde schadepost verbonden, zodat dit geschilpunt strikt genomen onbeoordeeld kan blijven. Overigens bleken de drie docenten desgevraagd ter comparitie op 14 maart 2007 nog steeds in dienst als docent bij Instituut [A] BV te zijn, zij het dat één van de drie binnenkort "de ontslagprocedure zou ingaan". Van ontslagvergoedingen is dus nog steeds geen sprake.
3.12 Eiseres [A] Holding B.V. moet als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden [C] BV en [A-B], begroot op € 4.667,- griffierecht en € 5.160,- salaris procureur, dat is in totaal € 9.827,-.
4. De beslissingen
De rechtbank:
4.1 wijst de vorderingen van [A] Holding BV af;
4.2 veroordeelt [A] Holding B.V.BV tot hoofdelijke betaling aan [C] BV en [A-B] van in totaal € 9.827,- binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.827,- vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3 verklaart de proceskostenveroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2007 in het bijzijn van de griffier.