ECLI:NL:RBSGR:2007:BA7515

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/665024-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • M. Veldt-Foglia
  • J. Steenhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van valse sleutels

Op 19 juni 2007 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader een gestolen bankpas heeft gebruikt om aanzienlijke geldbedragen te stelen van een uitzendbureau. De verdachte maakte gebruik van het rekeningnummer van haar minderjarige zoon en benaderde haar oom om zijn rekeningnummer ter beschikking te stellen, waarbij zij hem instructies gaf over het op zijn rekening gestorte geld. Dit handelen heeft niet alleen schade toegebracht aan de rechthebbende, maar ook het vertrouwen in het betalingsverkeer aangetast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden waren aangetoond. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat zij haar zoon bij deze illegale praktijken betrok.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 120 uur, met een vervangende hechtenis van 60 dagen bij niet-naleving. De vordering van de benadeelde partij, het uitzendbureau, is toegewezen tot een bedrag van € 18.987, inclusief een schadevergoedingsmaatregel, met een vervangende hechtenis van 124 dagen bij niet-betaling. De rechtbank heeft de straffen en maatregelen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer: 09/665024-07
's-Gravenhage, 19 juni 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2007.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr Rijssenbeek, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Banning heeft gevorderd dat verdachte terzake van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. tot een bedrag van € 18986,28 en vordert voorts dat de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 18986,28 subsidiair 124 dagen hechtenis ten behoeve van het uitzendbureau [uitzendbureau].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is tenlastegelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging tenlastelegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewijsoverweging.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde is bewezen. Er is sprake van een duidelijke samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte [A]. Verdachte heeft medeverdachte [A] benaderd toen ze geld nodig had met de wetenschap dat medeverdachte [A] reeds eerder voor vermogensdelicten veroordeeld is. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat zij bewust heeft deelgenomen aan het wegsluizen van het gestolen geld door de bankgegevens van haar zoon te overhandigen aan medeverdachte [A] en door medeverdachte [X] te benaderen om ook zijn bankgegevens ter beschikking te stellen. Bovendien is zij, net als medeverdachte [A], bij beide geldopnames door medeverdachte [X] - al dan niet op afstand - aanwezig geweest.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met haar mededader met behulp van een gestolen bankpas hoge geldbedragen weggenomen van uitzendbureau [uitzendbureau]. Zij maakte gebruik van het rekeningnummer van haar zoon en benaderde haar oom met het verzoek om zijn rekeningnummer ter beschikking te stellen door daar een beloning tegenover te stellen. Voorts gaf ze haar oom instructies ten aanzien van het op zijn rekening gestorte geld. Verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen schade toegebracht aan de rechthebbende van het betreffende geld, maar bovendien het vertrouwen in het betalingsverkeer in het algemeen aangetast. De rechtbank acht dit ernstige feiten.
De rechtbank rekent het verdachte bijzonder zwaar aan dat zij puur voor haar eigen financiële gewin het bankrekeningnummer van haar minderjarige zoon heeft gebruikt voor illegale praktijken.
De rechtbank laat in het nadeel van verdachte wegen dat verdachte blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 januari 2007, reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank na te noemen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen acht, zal zij een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vordering benadeelde partij.
[Uitzendbureau], gevestigd te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 19820,71.
Deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op het wederrechtelijk opgenomen en/of overgeboekte bedrag van € 42.000, is tot een bedrag van € 18.987 (te weten € 42.000 minus het gerestitueerde bedrag van € 23.013) door de bij het voegingsformulier overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering tot dat bedrag eenvoudig van aard is en rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
Voor zover de vordering betrekking heeft op renteschade verstaat de rechtbank de vordering aldus dat vergoeding van de wettelijke rente wordt gevorderd vanaf de dag waarop de schade is ontstaan. Deze vordering is eveneens eenvoudig van aard en vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in het bij dagvaarding aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen, met dien verstande dat de wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van 30 mei 2006 tot aan de dag van voldoening van de vordering.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de aangever naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 18.987,-- ten behoeve van uitzendbureau [uitzendbureau].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en/of maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 2 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (zestig) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 18.987,-- plus de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen vanaf 30 mei 2006 tot aan de dag van voldoening van de vordering en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan uitzendbureau [uitzendbureau], gevestigd te [adres], bankrekeningnummer [nummer], een bedrag van € 18.987, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 18.987,-ten behoeve van uitzendbureau [uitzendbureau].
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 124 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Veldt-Foglia en Steenhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2007.